Archiefvormers
Veenpolder De Groote Sint Johannesgasterveenpolder
Grondgebied en werken
De Groote Sint Johannesgasterveenpolder was gelegen in de gemeente Haskerland en had
een oppervlakte van 3838 ha.
Omdat het in deze inleiding te ver voert om alle wijzigingen ten aanzien van de waterschapswerken
aan te geven, is gekozen voor het weergeven van de situatie in 1948 (1*). In dat jaar
had de polder de volgende werken in beheer en onderhoud:
1. Waterkerende werken:
a. de dijken langs het Tjeukemeer en de Broeresloot en de dijk van de Broere-
sloot tot de weg te Rotstergaast;
b. de dijk langs de Engelenvaart van de Wapsebrug tot de sluis in de Veenscheiding;
c. de dijk lopende van de sluis in de Veenscheiding oostwaarts langs de noordzijde
daarvan en daarna westelijk van de Blinksmapolder tot de weg Heerenveen-Joure;
d. de Kadijk (een waterkering in het Achterland).
2. Vaarten, kanalen en sloten:
a. de Veenscheiding;
b. de Sint Johannesgastervaart;
c. de Hoogedijkstervaart;
d. de Rotstersloot;
e. de Rottumer Hoogedijkstervaart;
f. de Nieuwe Maadschutting;
g. het Oosterstroomkanaal;
h. de Tochtsloot;
i. de Polderringvaart.
3. Wegen en andere werken:
a. de veldweg langs de Nieuwe Maadschutting in het Oosterschar en die in het Westerschar;
b. twee schutsluizen: één in de Veenscheiding te Nijehaske en één in de Hoogedijkstervaart
te Vierhuis;
c. vier gemalen: het gemaal bij de sluis te Vierhuis, het gemaal aan de Hoogedijkstervaart
te Sintjohannesga, het gemaal aan de Veenscheiding te Nijehaske en het gemaal aan
het Tjeukemeer te Rohel;
d. de watergangen, duikers, dammen en dergelijke kleine werken die voorkomen op de
staat van werken.
Alleen in beheer had de veenpolder in 1948 de in zijn gebied gelegen waterkeringen,
kavelstroken, duikers, dammen en watergangen, voor zover die bevorderlijk waren aan
het doel van de polder.
Geschiedenis
Bij Koninklijk Besluit van 19 augustus 1854, nr. 71, werd het reglement van De Groote
Sint Johannesgasterveenpolder goedgekeurd.
De bepoldering van de veenpolder begon in 1856, toen bij besluit van Gedeputeerde
Staten de volgende bestekken werden goedgekeurd: 1. het graven van de Achtervaart
van de rijksweg lopende door Oudehaske tot de nieuw te bouwen schutsluis in de Veenscheiding
met het leggen van een polderdijk langs de oost- en zuidzijde van deze vaart en het
graven van een scheidingssloot langs de polder van Blinksma; 2. het graven van een
achtervaart van de Verwerderpolder langs het Tjeukemeer tot aan de nieuw te bouwen
sluis in de Dijkstervaart, het leggen van een polderdijk, het afdammen van sloten,
het graven van vaarten en het leggen van een polderdijk.
Tegelijkertijd werden de bestekken voor het bouwen van twee schutsluizen (één in de
Veenscheiding en één te Vierhuis), en het bouwen van zes windmolens goedgekeurd. Vier
van deze molens - "de Veenzicht" in de hoek van de Engelenvaart en de Veenscheiding,
"de Gaastzicht" aan de Rotstersloot, "de Veldzicht" aan de Broeresloot en "de Meerzicht"
aan het Tjeukemeer - dienden voor de bemaling van de veenpolderboezem, de beide andere
molens voor de droogmakingen (zie hierna).
In 1857 werd gestart met de droogmaking van de Grie en het Achterland. Voor de bemaling
van deze droogmaking werd een windmolen gebouwd, "de Hersteller", die het water op
de Hoogedijkstervaart pompte. In februari 1858 was de droogmaking voltooid.
Het plan voor droogmaking van de waterplassen ten noorden van de weg door Sintjohannesga
en Rotsterhaule tot aan het zogenaamde "Onland" werd in 1858 goedgekeurd. In hetzelfde
jaar werd ook een plan goedgekeurd voor de droogmaking van de plassen ten oosten van
de weg van Oudehaske naar Sintjohannesga en begrensd ten noorden door de weg Heerenveen-Joure,
ten oosten door de veenpolderdijk en ten zuiden door de Rottumerlanden. Voor deze
droogmaking werd de watermolen "de Vooruitgang"
gebouwd aan de Veenscheiding.
In 1862 werd het reglement van de veenpolder gewijzigd. Voortaan was het mogelijk
om maalgeld te heffen over bepaalde gronden en waterplassen. Deze reglementswijziging
had te maken met de financiële problemen waarmee de veenpolder te kampen had. Belangrijkste
oorzaak daarvan was dat de meeste gronden in de veenpolder verveend waren voor 1823,
dus voor de invoering van de slikgeldheffing. Provinciale Staten schoten de polder
jarenlang te hulp met voorschotten. De financiële problemen leidden er wel toe dat
de veenpolder in 1873 geen toestemming van Provinciale Staten kreeg om het Haskerwijd
en het Nannewijd droog te maken.
Om financieel los te komen van de polder besloten de staten in 1880 tot wijziging
van het reglement. Het slikgeld werd verhoogd en er werd een algemene poldergeldheffing
ingevoerd. Deze heffing werd de sluitpost voor de ontvangsten, zodat er voortaan geen
tekorten meer konden ontstaan. Daarmee was een einde gemaakt aan de financiële moeilijkheden
van De Groote Sint Johannesgasterveenpolder.
In 1902 werd het reglement van de polder weer herzien. Onder andere werd de gemeenschappelijke
sluis met De Haskerveenpolder in het snijpunt van de Haskersloot en de weg Joure-Heerenveen
geschrapt. Deze sluis werd voor gemeenschappelijke rekening gebouwd in 1858. Oorspronkelijk
werd van deze sluis veel gebruik gemaakt, o.a. door schepen die vanuit het zuiden
over de plas ten noorden van de weg naar Stobbegat voeren. Toen deze plas in de jaren
'70 werd drooggemaakt, ontstond er een betere route die bovendien vrij was van sluizen.
De gemeenschappelijke sluis ging daardoor in betekenis achteruit. Toen de sluis in
verval raakte en dringend hersteld moest worden, kwam de vraag of zij nog wel nodig
was. In 1898 besloten de beide polderbesturen dat dat niet meer het geval was.
De in 1918 afgebrande watermolen "Meerzicht" werd vervangen door een windmotor. Al
eerder, in 1915, was het veenpolderbestuur met een plan gekomen tot
reorganisatie van de bemaling. Dat plan hield in: het bouwen van een stoomgemaal aan
het Tjeukemeer in de zuidwesthoek van de veenpolder, en het droogleggen van verschillende
plassen. Dit plan is niet uitgevoerd. In 1929 werd een ander plan goedgekeurd. Er
werd een gemaal gesticht bij de sluis te Vierhuis (uitgerust met twee centrifugaalpompen),
een gemaal voor de Grie, het Achterland en het Kleine Wijd en een gemaal voor de droogmaking
onder Rottum en Nijehaske. Het plan om een gemaal te stichten voor de bemaling van
de Grie, het Achterland en de Rohelsterplas werd daarmee verlaten. Als gevolg van
de bouw van deze gemalen werden de windmolens buiten werking gesteld.
De droogmaking van de Rohelsterplas vond plaats in 1934. Aan het Tjeukemeer werd een
elektrisch gemaal gebouwd. Het hoofdkanaal, de hoofdsloten en de scheidingssloten
werden in werkverschaffing gegraven.
In de voorafgaande jaren waren er in de afwatering van de veenpolder verschillende
verbeteringen aangebracht. In 1918 werd de Hoogedijkstervaart van Vierhuis tot Sintjohannesga
verdiept. In hetzelfde jaar werd 2300 m. in de Veenscheiding ten westen van het Hasker-
en Nannewijd in onderhoud genomen en daarna verdiept. In 1920 volgde de verbetering
van de geul door het Kleine Wijd en het maken van een geul in de monding van het Nannewijd,
in 1921 de verbetering van een gedeelte van de Haskervaart van het Nannewijd tot voorbij
de Rottumerbrug en een gedeelte van de Maadschutting. Ook in 1921 werd de houten schutsluis
te Vierhuis voorzien van een stenen bovenbouw. In 1922 werd de Maadschutting verruimd
en werd een gedeelte nieuwe vaart gegraven ter lengte van 1325 m. In 1930 werd ter
verbetering van de waterafvoer een kanaal gegraven in het Westerschar (2*). En in
de jaren '40 werden de Haskervaart, de Sint Johannesgastervaart en de Hoogedijkstervaart
verbreed en verdiept. In de jaren '60 gebeurde dat ook met de Vierhuistervaart.
Met ingang van 1947 werd de inliggende particuliere polder
De Zuidpolder (75 ha) opgenomen in de veenpolder, die kort daarop de windmotor van
deze polder verving door een elektrisch gemaal.
In de jaren '50 werd een ingrijpend plan tot ontginning van de gronden in het gebied
ten uitvoer gebracht, waarvan de verbetering van de waterhuishouding een onderdeel
was. In de periode 1952-1955 werd er o.a. een nieuw gemaal gesticht aan de Engelenvaart
en werd het gemaal te Vierhuis verbouwd. In opdracht van de provincie werd in de periode
1955-1960 de Hoogedijkstervaart gedempt, waarna een weg aangelegd werd.
In de jaren '60 raakte de veenpolder betrokken bij de plannen voor een vergaande waterschapsconcentratie
in de provincie. In eerste instantie was het de bedoeling dat de veenpolder deel zou
gaan uitmaken van het in 1965 opgerichte waterschap Nannewiid. Maar dit nieuwe waterschap
werd als te klein beoordeeld en in 1966 werd het grotere waterschap Boarnferd opgericht.
De Groote Sint Johannesgasterveenpolder is met ingang van 1 juni 1971 opgeheven en
rechten en plichten, bezittingen en schulden zijn overgegaan op het waterschap Boarnferd.
Verantwoording
Archief en inventarisatie
Na de opheffing van de veenpolder werd het archief overgedragen aan de rechtsopvolger,
het waterschap Boarnferd. Het archief had een omvang van ca. 14 m. Na vernietiging
bleef er ruim 6,50 m. over. Bij de inventarisatie zijn de archiefstukken geordend
volgens het standaardschema.
Archiefvormers: Veenpolder De Groote Sint Johannesgasterveenpolder