Huis Wickenburgh
Het tegenwoordige huis Wickenburg ligt in de gemeente Houten ongeveer 800 meter west-noordwestelijk
van het oude dorp 't Goy aan de noordzijde van de Wickenburgsesteeg. Het huis Wickenburg
was vanouds een Stichts leen. Het ligt ca. 750 meter westelijk van de plaats waar
zich oudtijds een groter en machtiger slot, het huis Ten Goye bevond, een allodiaal
goed. Over de zich ter zijde van het huis bevindende duiventoren vermeldt Van der
Aa dat deze het enige overblijfsel zou zijn van één van de twee bastions welke ter
verdediging van dit kasteel diende. De geringe muurdikte en de ligging van dit object
maken deze bewering echter hoogst onwaarschijnlijk.
Het huis Wickenburg komt onder deze naam voor het eerst voor tegen het einde van de
veertiende eeuw. Bij de aanvang van die eeuw heet het nog de huse te Westensteyne
en werd het van het Sticht in leen gehouden door Hubrecht van Go(l)berdingen, die
op 29 februari 1300 aan de bisschop van Utrecht beloofde het Sticht niet te zullen
schaden uit zijn huis, maar de bisschop daarmede te zullen dienen en het hem te zullen
overgeven, als deze in oorlog zou geraken met de heer van Arkel, de heer van Culemborg
of de heer van Vianen. In dorso treft men de gelijktijdige aantekening uit de bisschoppelijke
kanselarij aan: 'obligatio Huberti de Golberdingen de domo in Westrem seu Westeynde'.
Het huis Westrem of Westeynde (d.i. Wickenburg) vormt dan de oostelijke begrenzing
van het land Westrem, dat (zie kaart) het tiendgebied van de Westrummerweide beslaat:
'Westrummerweyde gaett aen oestwerd aenden Affterwech (Utrechtse weg) bij Loerickerbrugge;
zuydtwerdt aende Vuylbrugge omcrommend doer tZijssdall (de tiendvrije Cijshofstede)
tott Wickenborch toe: westwerdt aende Leewech toe; noortwerdt aende Leesloot toe'.
De benaming Westrum duidt op de situatie van het gebied als gelegen ten westen van
het hierboven genoemde huis Ten Goye. Evenzo ligt het land Oostrum of Oostrummerhofstad
ten oosten van het huis Ten Goye (zie kaart): 'Oostrummerhoffstadt gaett aen oestwerdt
aent Vrouwen huysken after tGoeye staende; zuytwerdt aen de Meerslott tott int Goeyerderp
toe; westwerd aenden Molenwech; Noortwerdt aenden Affterwech (Utrechtse weg)'.
Tot 1409 werd het huis in leen gehouden door het geslacht Van Goberdingen. Op 17 april
van dat jaar werd Willem van Oostrum ermee beleend 'des Peter van Goberdingen uutgegaan
is'. De omschrijving van het leengoed is in dit charter voor het eerst dezelfde als
in de latere in dit archief aanwezige beleningen: 'dat huis toe Wickenborch mitter
hofstede en mitten smallen teenden ende mit eenre halven hoeven lants'. Van 1409 tot
1630 was het huis Wickenburg in handen van leden van het geslacht Van Oostrum. Nog
in een in het protocol van transporten van het gerecht van Houten en 't Goy geregistreerde
akte d.d. 27 mei 1678 wordt het aangeduid als 'van Oostrums hofstede genaemt Wickenborgh'.
Op 11 december 1630 beleenden de Staten van Utrecht Lubbert van Westrenen, kanunnik
van St.-Pieter, na opdracht door Willem van Oostrum, heer van Broekhuyzen. Diens zoon
Martinus van Westrenen, die in 1659 ermee werd beleend, schijnt geldgebrek te hebben
gehad: hij belastte het huis Wickenburg met een zware schuld, onder andere in 1659
met twee plechten van ƒ 4500,- ten behoeve van resp. Hendrik Quintlakenkoopman, en
Nicolaas Hamel, oud burgemeester van Utrecht.
Om zijn schulden te dekken, moest hij in 1671 zijn huis in de Breestraat te Utrecht
en het huis Wickenburg verkopen. Toen dit laatste openbaar werd verkocht, werd door
de koopgegadigden levering bij willig decreet bedongen. De inventaris van het vermogen
benevens een gespecificeerde opgave van de schulden van Martinus van Westrenen, bij
die gelegenheid ten behoeve van zijn crediteuren opgemaakt, is in dit verband zeer
illustratief. Mr. Nicolaas Hamel en Hendrik Quint die bij deze verkoop ook preferentie
hadden op de kooppenningen, hebben blijkbaar meteen van de gelegenheid gebruik gemaakt
om het goed te kopen. Het huis Wickenburg met bijbehorende grond-in totaal ca. 40
morgen - bracht ƒ 13.900,- op. Deze procedure heeft blijkbaar niet kunnen verhoeden
dat in 1680 de weduwen van Nicolaas Hamel en Hendrik Quint een proces tegen Gijsbert
van Voorst met betrekking tot een bij deze verkoop in 1673 niet in rekening gebrachte
hypotheek in eerste instantie verloren.
Op 9 mei 1677stierf mr. Nicolaas Hamel. Bij een akte van scheiding en deling onder
zijn kinderen en erfgenamen d.d. 19 april 1689 verkreeg Ferdinant van Hatting, die
gehuwd was met Mechtelt Maria Hamel, een dochter van mr. Nicolaas Hamel, de helft
van het huis Wickenburg met bijbehorende grond. Op 27 november 1697 werd Ferdinant
van Hatting beleend met het gehele goed, na opdracht door zijn zwager Frederik Hamel,
raad in de vroedschap van Utrecht, voor de éne helft, en door de executeurs van het
testament van het echtpaar Hendrik Quint en Sara Goverts voor de andere helft. Op
1 augustus 1698 volgde de overdracht van de helft van het bij Wickenburg behorende
allodiale goed door de erfgenamen van het echtpaar Hendrik Quint en Sara Goverts aan
Ferdinandus van Hatting.
Toen na de dood van Ferdinant van Hatting op 20 januari 1740 in hetzelfde jaar ook
zijn vrouw Mechtelt Maria Hamel stierf, beleenden de Staten van Utrecht op 21 januari
1741 Margaretha van Suchtelen, vrouwe van Stoetwegen en nicht van laatstgenoemde.
Deze was gehuwd met Mr. Hendrik Assuerus Wttewaal, raad en burgemeester van de stad
Utrecht, die behalve van de tak Wttewaal van Stoetwegen ook stamvader is geworden
van de tak Wttewaal van Wickenburgh. Van deze laatste tak heeft een groot aantal leden
op het huis hebben gewoond, waaronder zijn zoon Johannis Wttewaal, resident van Gorontalo,
die op 10 september 1812 op Wickenburgh overleed, en zijn kleinzoon mr. Gerard Wttewaal
(overleden 6 juli 1833), vanaf 1803 schepen van Utrecht en vanaf 1822 hoogleraar in
de landhuiskunde aan de Universiteit te Leiden. Over deze laatste vermeldt het Nieuw
Nederlands Biografisch Woordenboek: 'Waarschijnlijk heeft de landhuishoudkunde hem
al vroeg aangetrokken in verband met zijn bekendheid (door Wickenburg) met het landelijk
bedrijf'. Zijn zoon Jan, door zijn vader in de liefde voor de landbouw opgevoed, wordt
geëerd als een van de grondleggers van de wetenschappelijke landbouw in Nederland.
Ook zijn oudere broer Bartholomeus Willem, wijnkoper te Leiden en een der oprichters
van het stedelijk museum de Lakenhal aldaar, heeft het een en ander op landhuishoudkundig
gebied geschreven, met name in de door zijn broer Jan geredigeerde Landbouw-Courant.
Voor dit archief van belang is het huwelijk van bovengenoemde Bartholomeus Willem
Wttewaal met Maria Cornelia Hartevelt in verband met de stukken betreffende goederen
onder Katwijk en Zoeterwoude, die oorspronkelijk uit de familie van deze laatste afkomstig
zijn. Door haar moeder Johanna Diderica van der Burch, gesproten uit de Goudse tak
van het geslacht Van der Burch, is ook een aantal stukken betreffende huizen in Gouda
en goederen onder Willens, Gouderak en Hazerswoude in dit archief terechtgekomen.
Archief
In 1957 is dit archief (1,0 m) door de heer B.W.G. Wttewaal te Houten aan het (voormalig)
Rijksarchief Utrecht in bewaring gegeven. De vier jaar later door W.L.A. Roessingh
gemaakte inventaris is in 2001 met enkele kleine wijzigingen opnieuw uitgebracht.
De inventaris is ingedeeld in drie hoofdafdelingen. Van de eerste hoofdafdeling, 'Stukken
van persoonlijke aard', te beschouwen als een klein familiearchiefje, spreken de verschillende
onderafdelingen voor zichzelf. Onder de stukken in deze hoofdafdeling bevinden zich
ook enkele van financiële aard. Deze zijn hier geplaatst in de overweging dat hun
belang zich in het algemeen niet verder heeft uitgestrekt dan het leven van één persoon.
Ook de indeling van de tweede hoofdafdeling, 'Stukken van zakelijke aard', spreekt
voor zichzelf. Het voornaamste bestanddeel hiervan zijn de stukken betreffende het
huis Wickenburg en de daaromheen en bij het dorp 't Goy gelegen goederen. Een derde
onderafdeling wordt gevormd door stukken betreffende goederen buiten de provincie
Utrecht. De verschillende gerechten en heerlijkheden waaronder de goederen vallen
zijn, voor zover het de tegenwoordige provincie Zuid-Holland betreft, alfabetisch
gerangschikt, daarna volgen de elders buiten de provincie Utrecht gelegen goederen.
Een drietal getransfigeerde eigendomsbewijzen betreffende een 1/2 morgen onder Alten-Calcar
zijn ook in deze onderafdeling geplaatst in de overweging dat deze stukken slechts
door Johan Adolf Bachman, rechter in het ambt van Grieth en Alten-Calcar, wiens dochter
Swana Maria gehuwd was met mr. Arent van der Burch, in dit archief terechtgekomen
kunnen zijn.
Regestenlijst
Lijst van beleningen met Wickenburg
Uittreksel uit het Nieuw repertorium op het leenregister (1456-1798), p. 75. (Rechterlijke
archieven van Utrecht, inv.nr. 1871). <br/>N.B. Voor de tijd vóór 1581, zie:
Johanna Maris: Repertorium op de Stichtse leenprotocollen uit het landheerlijke tijdvak.
I De Nederstichtse Leenacten (1394-1581) nr. 127, p. 106
Met de hofstede Wickenburg met de smalle tiend en een halve hoeve land werden achtereenvolgens
beleend: <br/>1582: Dirck van Oostrum, schout te Wijk bij Duurstede, na opdracht
door Jan van Hattum en Maria van Oostrum, echtelieden. <br/>1582: Jan van
Oostrum Dircksz., na opdracht door Dirck van Oostrum. <br/>1604: Willem van
Oostrum, na de dood van Johan van Oostrum, zijn vader. <br/>1630: Lubbert
van Westrenen, kanunnik, na opdracht van Willem van Oostrum, heer van Broekhuysen.
<br/>1653: Winanda van Westrenen, van Wickenburg, na de dood van Lubbertus
van Westrenen, haar vader. <br/>1657: Martinus van Westrenen, van Wickenburg,
na de dood van Winanda van Westrenen, zijn zuster. <br/> (1659: Plecht van
ƒ4500,- ten laste van Martinus van Westrenen t.b.v. Mr. Nicolaes Hamel, als erfgenaam
van Maria de Wijk van Schevickhoven, weduwe van Mr. Johan Hamel, zijn moeder, onder
verband van het huis Wickenburg, etc.) <br/> (1659: Plecht van ƒ4500,- ten
laste van Martinus van Westrenen t.b.v. Hendrik Quint, onder verband van het huis
Wickenburg etc.) <br/>1697: Frederick Hamel, heer van Stoetwegen, voor de
helft, bij koop van Martinus van Westrenen; de executeurs van het testament van Hendrick
Quint voor de wederhelft. <br/>1697: Ferdinant van Hatting, als echtgenoot
van Mechtelt Maria Hamel, na opdracht van beide voorgaande eigenaars als 'quasi-eignaars',
met het geheel.
Verzuim: <br/>1741: Margareta van Suchtelen, gehuwd met Mr. Hendrik Assuerus
Wttewaal, na de dood van haar nicht Mechtelt Maria Hamel. <br/>1760: Ferdinant
Wttewaal, na de dood van zijn moeder Margareta van Suchtelen.
Genealogische staten
Familie Hamel 17e eeuw <br/>
Familie Van der Straten 1611 <br/>
Familie Riccen 1613, 1641 <br/>
Heerlijkheid Tienhoven 1622-1870 <br/>
Familie De Carpentier 1624 <br/>
Familie Van Suchtelen 1680, 1725 <br/>
Heerlijkheid Everdingen, Zijderveld en Golberdingen 1707-1708 <br/>
Familie Umbgrove 1709, 1731-1795 <br/>
Familie Hatting 1716, 1728 <br/>
Familie Van der Burgh 1723-1829 <br/>
Familie Bachman 1733 <br/>
Huis Wickenburg 1745-1861 <br/>
Familie Wttewaal 1756-1839 <br/>