Bereik en inhoud
INLEIDING
Kerk en Gemeente
In 1578 gingen in de Classis Dordrecht stemmen op, om de Hollandse dorpen langs de
grens met Brabant te voorzien van predikanten. Het zullen landspolitieke omstandigheden
zijn geweest, die de Staten van Holland weerhielden om deze plannen van de Classis
eerder uit te voeren, dan met het ingaan van het twaalfjarig bestand. In 1610 werd
dan ook pas de eerste predikant te 's Gravenmoer bevestigd. De katholieke pastoor
werd uit het dorp verdreven en zijn kerk aan de R.K. eredienst onttrokken ten behoeve
van de hervormden. Dat hierna de reformatie in alle rust kon worden doorgevoerd en
uitgebouwd, is allerminst waar. Niet alleen ondervonden de hervormden tegenwerking
van het dorpsbestuur, waarvan diverse leden nog geruime tijd nadien de rooms katholieke
godsdienst beleden, maar ook moesten de predikanten uit de Langstraat, na de hervatting
van de vijandelijkheden in 1621 en de herovering van Breda door Spinola in 1625, herhaaldelijk
een veilig heenkomen zoeken in de versterkte steden, ver weg van hun dorpen, vanwege
de retorsie. Eerst na de vrede van Munster, in 1648, verbeterde de toestand enigszins,
tenminste voor wat betreft de politieke rust in deze omgeving. Evenwel te 's Gravenmoer
brak grote onrust uit binnen de Hervormde Gemeente vanwege de deportatie van hun predikant.
Het rampjaar 1672 werd ook voor de hervormde gemeente een rampjaar in de letterlijke
zin van het woord. Vanwege de Franse inval en de daarmee gepaard gaande oorlog, werden
zowel door de Staatse als door Franse troepen zware contributies geëist, die het platteland
volkomen verpauperden, temeer nog omdat daar ook de geweldige voorraden voor de legers
werden opgevorderd. Omdat aan dergelijke eisen van de Fransen in 1627 niet werd voldaan,
zonden deze een legereenheid om represailles te nemen, die bestonden uit plundering
en brandstichting. Op een dergelijke tocht werd ook 's Gravenmoer aangedaan. Het gevolg
was, dat een groot deel van het dorp alsook de kerk in vlammen opging. Het heeft enige
jaren geduurd, voordat de Hervormde Gemeente deze slag te boven was. De kerk werd
in 1679 herbouwd en de toren in 1682. Op de toren werd een loden koepeltje geplaatst.
De klok in de toren werd door de Heer van 's Gravenmoer geschonken.
Eerst na de wederopbouw van de kerk schijnt er voor de Hervormde Gemeente van 's Gravenmoer
een periode van rust aan te breken. De actaboeken over de periode 1700-1795 vermelden
tenminste geen gebeurtenissen van enige betekenis. Misschien dat ook de gestadige
groei van de bezittingen de diaconie als bevestiging van deze rust kan worden aangemerkt.
Eveneens worden in deze periode enige ingrijpende werkzaamheden aan de kerk en pastorie
verricht, die kunnen duiden op een zekere groeiende welstand van de gemeente. In 1710
wordt een trap in de toren aangebracht. De kerkrekening van 1748/49 noteert een post
wegens herstel van de torenklok. In 1762 werd het loden koepeltje op de toren vervangen
door een torenspits. In 1771 werd een nieuw dak op de pastorie gelegd. In 1778 werd
de vloer van de kerk opgehoogd en hersteld en in 1787 werd het aanbrengen van een
houten gewelf in de kerk aanbesteed.
De omwenteling tijdens de Bataafse en Franse tijd heeft voor de Hervormde Gemeente
te 's Gravenmoer in wezen weinig problemen meegebracht, in tegenstelling tot veel
andere gemeenten in Brabant, waar katholieken de kerken en de kerkelijke goederen
terug vorderden. De oorzaak hiervan ligt zonder meer in het feit dat nagenoeg de gehele
bevolking van 's Gravenmoer de hervormde religie was toegedaan. Wel werd in 1809 een
onderzoek ingesteld naar de mogelijkheid om de Hervormde Gemeente van Dongen te combineren
met de gemeente van 's Gravenmoer, ingevolge een Koninklijk Besluit van 4 mei 1809.
Dit omdat aan de katholieken te Dongen de kerk zou worden teruggegeven die de Hervormden
zich in de 17e eeuw hadden toegeëigend, waardoor er voor de laatsten een nieuw bedehuis
zou moeten worden gebouwd. De predikanten van beide gemeenten hebben zich sterk tegen
zo'n combinatie verzet en met succes. Hun argumenten waren: dat de kerk van 's Gravenmoer
niet groot genoeg was om naast de 600 gemeenteleden uit 's Gravenmoer ook de 200 uit
Dongen onderdak te verlenen. En dat de afstand van 's Gravenmoer naar Dongen voor
de predikant te groot was, om de hervormden in Dongen behoorlijk te kunnen bedienen.
Ook ten aanzien van de diaconiegoederen ondervond men in deze jaren enkele moeilijkheden.
In die periode werden namelijk bureaux van Weldadigheid ingesteld, regionale instellingen,
die belast werden met de taken, die voorheen door de diverse gemeentelijke armbesturen
werden behartigd. Om deze taken te kunnen uitvoeren, poogden deze instellingen alle
goederen, die de basis vormden voor de armbesturen, te confisqueren. Ook deze problemen
werden echter opgelost.
De omwenteling van 1795 bracht te 's Gravenmoer in godsdienstig opzicht zoals gezegd,
weinig veranderingen teweeg. In 1819-1821 werd een oksaal en een orgel in de kerk
geplaatst. Het orgel was vervaardigd door de orgelbouwer P. Verbeke te 's-Hertogenbosch.
In 1824 werden de ramen in de kerk vernieuwd en in 1840 kreeg de pastorie een algehele
restauratiebeurt. Tot zover leek het leven te 's Gravenmoer in rust en vrede voort
te gaan. Doch juist in deze periode openbaarde zich te 's Gravenmoer, zoals dat ook
elders in Nederland het geval was, een ontevredenheid binnen de gemeente over de zuiverheid
van de leer, die door de predikant werd geopenbaard. Deze werd te vrijzinnig geoordeeld
en daarnaast was een andere reden tot ontevredenheid, het veronachtzamen van de zondagsplicht,
daar de predikant enige godsdienstoefeningen had afgezegd vanwege zijn voorkeur voor
het ijsvermaak. Zo kwam het op 6 januari 1850 tot een afscheiding van de Gereformeerde
Gemeente onder het Kruis, later de Christelijk Gereformeerde Gemeente. De notulen
van de Kerkenraad vermelden echter niets over deze afscheiding. In 1867-1870 werd
de kerk geheel gerestaureerd, terwijl in 1889-1891 wederom enkele verbouwingen aan
de kerk werden uitgevoerd. In 1920-1922 werd de pastorie verbouw en in de vijftiger
jaren gerestaureerd. In 1958 vond de aanbesteding plaats voor de restauratie van de
kerk, die in 1963 weer officieel in gebruik werd genomen.
De beroeping van de predikanten
De benoeming van de predikanten was onderworpen aan het recht van agreatie, dat toekwam
aan de Heer van 's Gravenmoer. Bij de beroeping van de eerste predikant door de Classis
Dordrecht, lijkt de Heer van deze heerlijkheid er niet in gekend te zijn. Wel verzocht
de Classis de schout van het dorp, om aan de bevestiging van de eerste predikant zijn
medewerking te verlenen. Dat deze benoeming door de Classis geschiedde, vindt waarschijnlijk
zijn oorzaak in het feit dat te 's Gravenmoer nog geen kerkelijke organisatie bestond,
zoals een Kerkenraad, die de beroepsprocedure kon aanzetten. En de schout was vermoedelijk
de enige gezaghebbende figuur van het dorp, die bij een dergelijke belangrijke zaak
betrokken kon worden. Bij latere beroepingen is er evenwel ook sprake van enige inmenging
door de Heer, hoewel dan toch steeds de approbatie van schout en schepenen, door de
Classis werd vereist. Was dit een kwestie van de delegatie door de Heer van 's Gravenmoer?
Eerst bij de beroeping van Ds. Santvoort in 1677 vroeg men zich af, of de Heer van
de heerlijkheid het recht van agreatie bezat. Als men hierover contact opnam met de
toenmalige heer, joncker Adam van der Duyn, bleek deze het zelf ook niet zeker te
weten. Hij beloofde deze kwestie na te gaan in de papieren van de familie, terwijl
de Kerkenraad zelf een onderzoek instelde in de nagelaten papieren van Ds. Bischop,
die in 1676 was overleden. Het archief van de Hervormde Gemeente zelf was immers in
1672 geheel verloren gegaan bij de kerkbrand. Uit dit laatste onderzoek bleek, dat
de beroeping van Ds. Bischop wel degelijk onderworpen was geweest aan het recht van
agreatie. Men spreekt in de acta van de Kerkenraad over "jus patronatus", maar dat
lijk een wat te zware benaming voor wat in de praktijk het recht van agreatie bleek
te zijn. Het feit dat de Heer van 's Gravenmoer zelf niet wist of hij dan wel of niet
dit recht bezat, duidt er al op dat de beroeping van predikanten te 's Gravenmoer
geen onderwerp van voortdurende zorg voor hem was. Misschien is hier sprake van een
modus vivendi, een afspraak van "zo doen we het in het vervolg", ontstaan doordat
men geen enkel houvast meer had aan voorgaande gevallen bij gebrek aan archiefmateriaal.
In de praktijk verliepen die beroepingen altijd erg soepel. Men volgde daarbij de
volgende procedure:
De Kerkenraad verzocht de heer van 's Gravenmoer te mogen overgaan tot de verkiezing
van een aantal kandidaten. Op dit verzoek verleende de Heer acte van despice of handopening,
vermits de kandidaatsverkiezing zou geschieden in het bijzijn van schout en schepenen
van 's Gravenmoer. Nadat deze handopening was verkregen ging de kerkenraad over tot
de kandidaatskeuze ten overstaan van schout en schepenen en in het bijzijn van een
of twee predikanten uit de ring. Deze nominatie werd vervolgens aan de Heer voorgelegd,
voorzien van de aantekening door schout en schepenen, dat de kandidaatstelling volgens
de regels was geschied. Uit de voorgestelde kandidaten wees de Heer van 's Gravenmoer
vervolgens één persoon aan, meestal de eerstgenoemde uit de rij. Hierna volgde de
beroepsbrief van de Kerkenraad aan de kandidaat van hun keuze, vanzelfsprekend ook
de eerstgenoemde van het voorgestelde drietal. Nam de kandidaat het beroep aan, dan
volgde een verzoek om goedkeuring door de Kerkenraad bij de Classis, al of niet via
een afvaardiging uit de kerkenraad, die daartoe een akte van credentie meekreeg. Keurde
de Classis het beroep goed, dan kon de bevestiging volgen. Staakt deze procedure in
een van de genoemde fasen, dan werd een nieuwe procedure vanaf het begin aangevangen.
Dit recht van agreatie bleef onverminderd voortbestaan tot 1914. Terwijl tijdens de
Bataafse tijd het agreatierecht , alsmede andere gelijksoortige rechten, op verscheidene
plaatsen afgeschaft werd, bleef men bij beroepingen van predikanten te 's Gravenmoer
dit recht naleven. Bij de beroeping van Ds. Egbert van Meer in 1914, verklaarde de
toenmalige ambachtsvrouwe van 's Gravenmoer, Mej. J.M.Bosch van 's Gravenmoer, af
te zien van haar agreatierecht. Bij de grondwetsherziening van 1922 werden al deze
rechten, die betrekking hadden met de benoeming van kerkelijke ambtsdragers definitief
afgeschaft.
Kerkelijke organisatie
Vanaf de vestiging van de Hervormde Gemeente te 's Gravenmoer functioneerde er een
kerkenraad, bestaande uit ouderlingen en diaken. Uit hoeveel leden de kerkenraad in
die eerste jaren bestond is niet bekend wegens gebrek aan archiefbronnen.
Geheel onafhankelijk van deze Kerkenraad hielden twee kerkmeesters toezicht op de
financiën van de Hervormde Gemeente. Hun onafhankelijkheid komt meermalen tot uiting
bij diverse geschillen tussen Kerkenraad en predikant enerzijds en kerkmeesters anderzijds
over de uitbetaling van rekeningen en onkosten. Bovendien werden de kerkmeesters uit
een voordracht van het dorpsbestuur benoemd door de Heer van 's Gravenmoer.
In 1673 bestaat volgens de actaboeken de Kerkenraad uit vier ouderlingen en vier diaken,
die elk voor een periode van steeds twee jaren zitting hadden. Ieder jaar trad de
helft van de Kerkenraad af, die het langst zitting had. Door de stemgerechtigden werden
nieuwe leden voor dit college gekozen. In 1798 werd op aanschrijven van de synode
overgegaan tot de vorming van een kerkelijke commissie. Dit voorstel van de synode
was deels geboren uit noodzaak. Ten tijde van de Bataafse Republiek werd namelijk
gelijkheid van godsdienst ingevoerd en bijgevolg deden Katholieken alsook burgerlijke
overheden pogingen om, hetzij hersteld te worden in het bezit van kerken, pastorieën
en kerkelijke goederen, die in vroegere tijd door de Hervormden waren onteigend, hetzij
een grotere invloed te krijgen op het beheer van deze goederen.
De kerkelijke commissies dienden zich bezig te houden met een onderzoek naar deze
rechten, alsook zich in te zetten voor het behoud van eenmaal verworven rechten op
dergelijke goederen. Voorts dienden deze commissies zich te occuperen met het financiële
beleid van de Hervormde Gemeenten. Op 29 juli 1798 werd de eerste commissie gekozen.
De eerste onkosten van de commissie werden voldaan uit het diaconiefonds. Op 2 juli
1820 werd het reglement op de administratie der kerkelijke fondsen en kosten van eredienst
bij de Hervormde gemeenten in de provincie Noord-Brabant van kracht. Volgens dit reglement
werden de Hervormde Gemeenten verplicht tot instelling van een kerkvoogdij.
In een speciaal daartoe bijeengeroepen vergadering besloten de mansledematen van de
Hervormde Gemeente 's Gravenmoer, een rekest aan de koning te richten, om de administratie
van hun kerk op de oude wijze te mogen voortzetten. Deze vergadering vond plaats op
12 september 1820 en resulteerde in juist datgene, wat genoemd reglement poogde te
veranderen, want de Koning beschikte goedgunstig op het rekest, maar stelde daarbij
wel de volgende voorwaarden:
- De commissie moest ondergeschikt blijven aan het Provinciaal College van Toezicht.
- Een college van Notabelen, zoals voorgeschreven in het reglement, moest ook te 's
Gravenmoer geformeerd worden.
- Van alle kerkrekeningen die opgemaakt zouden worden, diende een afschrift aan het
Provinciaal College van Toezicht te worden overgedragen.
Zo werd in 1821 naast de kerkelijke commissie ook een college van Notabelen gekozen.
Op 3 december 1863 werd een vergadering van gemeenteleden belegd, met het doel te
komen tot een formatie van een college van kerkvoogden, zoals dat op 12 september
1820 ook de opzet was geweest. Tijdens deze vergadering werd het reglement voor de
kerkvoogdij vastgesteld. Op 18 december daaropvolgend werden de kerkvoogden gekozen
en werd besloten dat het reglement met ingang van 1 januari 1864 in werking zou treden.
Vanaf die datum functioneert ook te 's Gravenmoer een college van kerkvoogden. In
de notulen van de kerkelijke commissie (later van de kerkvoogden) werden de verslagen
van de vergaderingen evenwel per 30 december 1845 al ondertekend met "Kerkvoogden".
Bewaring en ordening van het archief
Bij de brand in de kerk in 1672, ging het archief van de Hervormde Gemeente geheel
verloren. Dat men in die tijd toch wel een redelijke zorg aan de dag moet hebben gelegd
voor dat archief, zou kunnen blijken uit het feit, dat de burgerlijke gemeente van
's Gravenmoer eveneens haar archief in de kerk had opgeborgen. Weliswaar gebeurde
dit met het oog op de nadering van de brandschattende en plunderende Franse troepen,
maar men moet toch in de kerk een goede bergplaats gemeend hebben, niet alleen in
de verwachting dat het bedehuis voor plundering gespaard zou blijven. De ervaring
ten aanzien van plunderingen van kerken zou hen tot andere gedachten hebben moeten
aanzetten. Niettemin onderging dit archief hetzelfde lot, toen de Fransen niet alleen
een groot deel van het dorp maar eveneens de kerk in brand staken. Dat bewaring van
het archief nadien wel werd toegepast op een vrij consequente wijze, blijkt uit de
volledigheid van de belangrijkste onderdelen, zoals notulen, financiële stukken en
stukken betreffende de registratie ten aanzien van leden van de Hervormde Gemeente.
Maar dat bewaring, in de zin van materiaal behoud van het archief, beslist geen onderwerp
van voortdurende zorg was, wordt alleen al duidelijk, wanneer men de materiële toestand
van het archief in ogenschouw neemt. Deze is ronduit bedroevend te noemen. Restauratie
van een groot aantal stukken is noodzakelijk, maar vanwege de enorme kosten waarschijnlijk
niet haalbaar. Een enkele maal wordt in de archivalia wel gesproken over de archieven
en met name over de controle van het archief bij overdracht aan een volgende predikant,
doch veelal lijkt het dan slechts die stukken te betreffen, die op dat ogenblik in
financieel en juridisch opzicht van belang waren. De inventarisatielijsten, waarvan
in de inventaris sprake is, kunnen niet als nagelaten bewijsstukken van een uitmuntende
zorg voor het archief worden aangemerkt.
Lange tijd werd het archief bewaard in een kist, welke zonder enige voorzorg t.a.v.
ventilatie, was geplaatst op de vloer van het afgescheiden koor van de kerk. Deze
ruimte werd daarnaast ook nog gebruikt als bergplaats voor buiten gebruik geraakte
meubilaire goederen en als tehuis voor het jeugdwerk van de Hervormde Gemeente. De
klimatologische omstandigheden van deze ruimte waren eveneens verre van ideaal te
noemen. Vocht, warmte en koude hadden gedurende een groot deel van het jaar vrij spel.
Bij de restauratie van de kerk, in de vijftiger en zestiger jaren van deze eeuw, tijdens
welke het koor weer bij de gebedsruimte werd getrokken, gingen zelfs stemmen op, om
de "oude troep in de kist" maar te verbranden.
Gelukkig werd het archief een dergelijk rigoureuze behandeling bespaard en in plaats
daarvan werd het archief overgeplaatst naar de zolder van het gemeentehuis van 's
Gravenmoer. Nadat deze gemeente in 1966 tot het streekarchivariaat in de kring Oosterhout
was toegetreden, werd allereerst de materiële verzorging van het archief ter hand
genomen. Dit had evenwel een voorlopig karakter in afwachting van de definitieve inventarisatie.
Tijdens de inventarisatie van het archief, werden niet onbelangrijke hoeveelheden
achterhaald op de zolder van de pastorie, in de consistoriekamer in de kerk en in
de werkkamer van de predikant. Vanuit 's-Gravenhage werd het oudste actaboek teruggezonden,
hetgeen daar in bewaring was genomen door de archivaris van de Nederlandse Hervormde
Kerk en gedegen gerestaureerd.
Een ander vrij omvangrijk deel van het archief van de kerkvoogdij, werd overgenomen
van de secretaris van dat college, die het uiterst zorgvuldig bewaard had.
Bij de ordening van het archief werd uitgegaan van de richtlijnen, welke zijn opgesteld
door de Commissie voor de archieven der Nederlandse Hervormde Kerk.
Volledigheidshalve werden ook de doop-, trouw- en begraafboeken, welke in het Rijksarchief
te 's-Hertogenbosch berusten in de inventaris opgenomen. Het doopboek onder inventaris
nummer 41 beschreven, kon door de predikant nog niet gemist worden en berust bijgevolg
nog in de pastorie.
Na de inventarisatie werd het archief geplaatst in het archiefdepot van het gemeentehuis
te 's Gravenmoer.
Bijlage 1.
Lijst van predikanten
Van:beroepen naar
Gosuines Buytendijk1610 kandidaat1616 Dirksland
Henricus Vollenhove1617 kandidaat1619 Nieuwkoop
Cornelius Lanius1619 Chaam1625 overleden
Petrus Portenius1626 Besoijen1635 Venlo
Jacobus de Jeu Jr.1635 kandidaat1644 Sliedrecht
Johannes Wichelhuijsen1644 Gellicum en Rumot1648 Gemert
Paulus Bischop1648 Chaam1676 overleden
Nicolaas Santvoort1677 kandidaat1687 Leerdam
Albertus Johannes Dibbetz1689 kandidaat1690 Brandwijk
Daniël van Schoonderoort1690 kandidaat1697 overleden
Henricus Ruijsch1697 kandidaat1706 Zevenbergen
Petrus Kuenen1707 kandidaat1712 Enkhuizen
Johannes Mauritius Flenderus1713 Aalst (Gld)1739 emeritus
Nicolaas Cloppenburg1739 kandidaat1770 emeritus
Petrus van Durselen1771 kandidaat1805 emeritus
Jan Caspar Prillevitz1806 Drumpt1813 Den Bommel
Adriaan Faassen1814 kandidaat1825 Dinteloord
Cornelis Johannes Welle1826 Engelen1859 overleden
Franciscus Hermanus Repelius1861 kandidaat1878 St.Oedenrode
Jan Zegers1879 kandidaat1881 Haamstede
Wilhelmus Nicolaas Wolterink1881 Zwartewaal1885 Westervoort
Martinus Wassenaar1887 Oosterwierdum1895 Nieuwe Schans
Guilliam Johannes Brutel de la Rivière1896 Uitwijk1903 bediening neergelegd
Johannes Hendricus Krauwel1903 Oud en Nieuw Gastel1907 bediening neergelegd
Edmond Julius Hendrik
Van Leeuwen1907 kandidaat1914 Wymbritseradeel
Egbert van Meer1915 kandidaat1919 Noordgouwe
Floris Anker1922 Lopik1928 Goudriaan
Lubbertus Gerhardus Bolkestein1928 Otterloo1931 Schelluinen
Jan Cornelisse van der Roest1932 kandidaat1948 emeritus
Arthur Ernst Kolkert1949 Bunschoten1956 ambt neergelegd
Jacobus van der Schee1957 Willige Langerak1963 Hoogeveen
Willem Eling Heijboer1963 Hollandsche Veld1977 emeritus
Bijlage 2.
Lijst van kerkmeesters
1617.Peeter Anthonissen Laep
1635.Jan Adriaense Pharo
Wouter Thomas Crillaerts
1636.Wouter Thomas Crillaerts
Jan Adriaens4e Pharo (Anthonie Bastiaenssen)
1640.Jan Jacobsen Cuijper
Dirck Joris Mostaerd
1642.Sijmen Peetersen Bol
Antonis Janssen Sprangh
1644.Coenraet Janssen smit
Steven Hijbrechts
1646.Dezelfden
1648.Dielis Anthonis Quirijnen
Jacop Pauwels Timmermans
1653.Jan Peeter Cininck
Anthonis Dierkckxen Waelwijck
1655.Jacob Pauwels Timmermans
Christiaan Benaert Brouwers
1657.Adam Janssen Vermeulen
Anthonis Dierckxen Waelwijck
1659.Claes Jacobs Tack
Jacob Pauwels Timmerman
1662/63.Peter Matthijsen Vermeulen
Jacob van Vessem
1664/65Jan Geerit van Seters
Adriaen Anthonis Canters
1666/67.Anthonis Adriaenssen Canters
Adriaen Cornelis van Exel
1668/69.Quirijn Rochussen
Adriaen Janssen van Seters
1670/71.Peeters Adriaenssen Rutten
Jan Melssen
1672/77.Adam Anthonissen Canters
Adam Adriaenssen Borstlap
1678/79Mr. Servaes Vermeulen
Dirck Janssen
1680/81.Willem Jacobs
1682/83.Adriaen Michielsen van Exel
Pieter Brouwers
1684/85.Johannes Neerincx
Ariaen Cuijl
1686/87.Jan Aertsen Bol
Johannes Neerincx
1690/91.Mr. Servaes Vermeulen
Jan Aertsen Bol
1692/95.Mr. Servaes Vermeulen
Antonij Adriaensen Canters
1696/97.Jacob Gijsbergen Cuijper
Jan Symonsen Geus
1698/99Wouter Adams Vermeulen
Pieter Canters
1700/01Wouter Adams Vermeulen
Jacob Doorboom
1704/05Adriaen smits
Jochem Mostaert
1706/07Arien Janssen Borstlap
Michiel Adriaenssen van Eersel
1708/09Johan van Seeters
Laureijs Groenendaal
1710/11Johan Leendertssen Mouthaan
Cornelis Adriaenssen van Eerssel
1712/13Willem Soethoudt
Adriaen Smits
1714/15Johan Seeters
Frans Thomas Swardt
1716/17Arien Borstlap
Arien Doornboom
1718/19Michiel van Eersel
Adriaen Adriaenssen Backer
1720/21Hendrick van Vessem
Adriaen Hulsten
1722/23Dezelfden
1724/25Steven adriaenssen Heijblom
Johannis van Veggel
1725/26Adriaen van Sprang
Jochum Konincx
1728/29Dielis Vermeulen
Adriaen Adriaenssen Backer
1720/31Adriaen Hulsten
Johannis Tack
1732/33Adriaen van Eerssel
Peeter Adriaenssen Heijblom
1734/35Roeloff Doorenboom
Adriaen Janssen van Seters
1736/37Geerit Vermeulen
Peeter Adriaenssen Heijblom
1738/39Jan Paulusse Timmermans
Cornelis Gijsbert Cuijpers
1740/41Arie Borstlap
Peeter Adriaenssen Heijblom
1742/43Aalbert van Seters
Jan Willemse de Graef
1744/45Dirck Priest
Adriaen Arise Koppelaar
1746/47Adriaen Mighielssen van Eerssel
Christoffel Timeermans
1748/49Arie Konings
Jan Wijnants van Eerssel
1750/51Adriaen Michiel Janssen van Eerssel
Athonij Adriaen Hulste
1752/53Arie Konings
Dirck Swart
1754/55Willem Talen
Aart Hulste
1756/7Cornelis Gijsbert Cuijpers
Dirk Rutters
1758/59Adriaan van Os
Adriaan Cop
1760/61Wouter Vermeulen Jr.
Arie Konings
1762/63Anthonij Mouthaan
Adriaen Mighiel Jansse van Eersel
1764/65Evert Blok
Pieter Adriaense Heijblom
1766/67Adriaan Wijnants van Eersel
Arie Konings
1768/69Arie Konings
Huijbert van Gool
1770/71Arie Konings
Evert Blok
1772/73Pieter Heijblom
Arie Konings
1774/75Arie Konings
Mighiel van Oosterhout
1776/77Paulus Timmermans
Arie Konings
1778/79Paulus Timmermans
Loureijs Kanters
1780/81Pieter van Seters
Poulus Timmermans
1782/83Jan Blom
Wijnant van Eersel
1784/85Gerrit Schaap
de erven Adriaan Timmermans
1786/87Cornelis Cornelis Kuijpers
Lambert van Eersel
1788/89Mighiel van Oosterhout
Anthonij Janse van Eerssel
1790/91Willem Timmermans
Peeter Konings
1792/93Gerard schaap
Johannes Hulst
1794/95Johannes Hulst
Gerrit Schaap
1796/97Johannes Anthonij Paque
Anthonij Jansse van Eerssel
1798/99Pieter Pieterse Schaap
Cornelis Rutters
1800/01Jacob Nederveen
Everardus Lansel
1802/03Joghum Athonie Mouthaan
Pieter van Daelen
1804/05Cornelis Rutters
Cornelis Gijsbert Kuijpers
1806/07Cornelis Rutters
Cornelis Gijsbert Kuijpers
1808/09Cornelis Kuijpers
Hendrik Prins
1810/11Gijsbert Cornelis Kuijpers
Hendrik Prins
1812/13Adriaan Adriaanse van Eersel
Jan Verduijn
1816/17Anthonie Konings
Jocheum W. van Eersel
1818/19Antonie Luijten
Denis Hatenboer
1820/21Dezelfden
1822/23Pieter Timmermans
Gijsbert Koning
1824/25Dezelfden
1826/27Hendrik van Oosterhout
Gijsebrt Blom
1828/29Dezelden
1830/31Hendrik Blok
Gerrit van Raamsdonk
1832/33Dezelfden
1834/35Evert Rutters
Adriaan Nederveen
1836/37Dezelfden
1838/39Gijsbert de Geus
Adam Prins
1840/41Dezelfden
1842/43Antoni Prins
Christoffel Timmermans
1846/47Carel Blok
Cornelis Blom
1848/49Dezelfden
1850/51Adrianus van Eersel
Adriaan Visser
1852/53Dezelfden
1854/55Arnoldus Asch
Lambert Timmermans
1856/57Dezelfden