De archiefstukken met de nummers 63, 65 t/m 101, 104 jonger dan 100 jaar zijn alleen
ter inzage met toestemming van de gemeentearchivaris
Inleiding
De Rotterdamse Raad voor de Kinderuitzending (RRK)<BR>
Tot 1926, het oprichtingsjaar van de Vereniging RRK, bestonden er in Rotterdam meerdere
verenigingen die zich bezighielden met het uitzenden van kinderen. Deze uitzending
achtten zij noodzakelijk voor de Rotterdamse stadskinderen uit de vooral lagere milieus
waar de gezondheid nogal eens te wensen overliet ("bleekneusjes"). Doordat coördinatie
ontbrak werden sommige kinderen dubbel uitgezonden, of juist helemaal níet uitgezonden.
Het ''Plaatselijk Comité Rotterdam voor Uitzending van Kinderen naar Buiten" belegde
hiertoe een bijeenkomst en voerde overleg met het gemeentebestuur. In ruil voor financiële
steun ten behoeve van de uitzending verlangde B&W dat de uitzending centraal geregeld
zou worden: de RRK was een feit.
Bij de RRK waren in de loop van haar bestaan de volgende verenigingen aangesloten:<BR>Centraal
Genootschap voor Kinderherstellingsoorden en Gezondheidskolonies, afdeling Rotterdam
(tot 1947 geheten: Centraal Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies).
Deze had ook een afdeling in Hoek van Holland <BR>Vereniging voor Gezondheids-Koloniën
te Rotterdam <BR>Israëlitische Gezondheidskolonie Rotterdam <BR>Plaatselijk
Comité Rotterdam van de Centrale Commissie voor uitzending van Nederlandse kinderen
naar buiten, KINABU <BR>Vereniging tot Exploitatie van een Herstellingsoord
voor Rotterdams Tram- en Gemeentepersoneel "De Eendracht" <BR>Vereniging Zorg
voor het Achterlijke Kind (later Zorg voor het Zorgenkind) <BR>Vereniging
R.K. uitzending in de bisdommen Haarlem en Rotterdam, afdeling Rotterdam <BR>Vrijzinnig
Christelijke Gezondheidskolonie ''Naar Buiten" <BR>Herstellingsoord Vereniging
Villandry <BR>Afdeling Rotterdam van de Nederlandse Vereniging Vacantieoord
voor Lichamelijk gebrekkigen <BR>Vereniging van Christelijke Gezondheidskolonies
in Nederland, afdeling Rotterdam <BR>Verjaardagvereeniging "Het Lijdende Kind"
<BR>Vacantie Buiten <BR>Gezondheidskolonie "Steunt het arme, zwakke
kind", uitgaande van de Oranje-Vereniging "Het Centrum" <BR> <BR>
<BR> <BR> <BR> <BR> <BR> <BR>
Volgens de statuten mochten ook de directeur van de GG&GD, of diens plaatsvervanger,
en de directeur van de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon van Rotterdam
lid van de RRK worden.
Organisatie en de leden
Het bestuur van de RRK werd gekozen door en uit de aangesloten verenigingen voor een
periode van drie jaar en bestond uit een voorzitter, een secretaris-penningmeester
en een onder-voorzitter. De eerste twee vormden bovendien het Dagelijks Bestuur (het
Bureau) en werden geacht de beslissingen van de Algemene Vergadering uit te voeren.
De RRK kreeg drie belangrijke taken: het ontvangen en verdelen van de gemeentelijke
subsidie, het verstrekken van informatie over de kinderuitzending en het coördineren
van het keuren van de uit te zenden kinderen.
Ontvangen en verdelen van subsidies
De RRK kreeg van het Gemeentebestuur de bevoegdheid om het gemeentelijke subsidiebedrag
over de aangesloten verenigingen te ontvangen en te verdelen. In een schrijven (d.d.
15 februari 1929, Verzameling 1929, Volgnummer 75, A. No. 120/1928, p. 460) van B&W
aan de gemeenteraad, blijken de bijzondere voorwaarden van de subsidiëring: "Met de
Commissie voor de financiën zijn wij van mening, dat te dezen niet verder kan worden
gegaan dan telkenmale wanneer een verdeeling plaats zal hebben, aan adressant gelegenheid
te geven een voorstel ter zake aan ons college te doen, doch de beslissing omtrent
het gemeentelijk subsidie zal uiteraard bij een orgaan van het Gemeentebestuur moeten
blijven''. Om in aanmerking te kunnen komen voor de gemeentelijke subsidie dienden
de verenigingen, tien in totaal, ieder jaar bij de RRK een staat in te leveren van
de aantallen verpleegde kinderen en de in totaal gemaakte kosten. In deze staten
zijn ook de namen van de uitgezonden kinderen opgenomen. De RRK maakte vervolgens
de totale rekening op voor het gemeentebestuur. Deze zijn terechtgekomen in het archief
van de Secretarie Afdeling Armenzaken (toegang 56, inv. nrs. 852-853).
Daarnaast ontving de RRK ook nog een structurele Provinciale- en Rijkssubsidie; deze
staan vermeld op de staten die de aangesloten verenigingen naar de RRK stuurden.Ten
behoeve van het aanzuiveren van de financiële middelen van de aangesloten verenigingen
organiseerde de RRK in de jaren vijftig ook nog collectes.
Verstrekken van informatie en gegevens over de kinderuitzending
Om het verstrekken van informatie en gegevens omtrent de kinderuitzending mogelijk
te maken werd een Bureau opgericht. Dit verzorgde de dagelijkse administratie van
de uitzending en onderhield de contacten met de aangesloten verenigingen en de koloniehuizen.
Ook vervulde het Bureau een bron van inlichtingen over de uitzending (jaarverslagen,
rapporten en nota's met betrekking tot de uitzending). Ter bestrijding van de beheerskosten
verleende de gemeente een structurele subsidie, "zoover deze niet door de inkomsten
van den Rotterdamschen Raad voor Kinderuitzending zullen worden gedekt''. Dat dit
laatste vaak het geval bleek, vinden we in het archief terug in de vorm van "bevelschriften"
van de gemeentesecretaris dat er door B&W geld beschikbaar was gesteld.
Keuren van kinderen
In verband met keuren van de kinderen werd een Medische Commissie ingesteld, bestaande
uit de geneeskundigen van de aangesloten verenigingen. Uit hun midden werd een dagelijkse
leiding geformeerd: de Centrale Medische Commissie. De Medische Commissie onderhield
nauwe banden met de directeur van de GG&GD. Deze was ook lid van de RRK. De RRK was
bovendien gevestigd in het gebouw van de GG&GD aan Baan 170, later aan de Schiedamsedijk
95. De keuringen dienden te geschieden volgens de wetgeving van het Staatstoezicht
op de Volkgezondheid. Opvallend is dat de uitzending aanvankelijk gericht was op het
aansterken van lichamelijk verzwakte en/of (sterk) ondervoede kinderen; vanaf de jaren
vijftig wordt "nervositas" een steeds belangrijker reden voor uitzending.
Wellicht ingegeven door deze ontwikkeling, onderneemt het bestuur van de RRK pogingen
om ook kleuters uit te gaan zenden. In 1959 wordt de "Rotterdamsche Vereeniging voor
Kleuterzorg" onderdeel van de RRK en in 1967 wordt het Medische Kleuterdagverblijf
"De Kleine Plantage" gesticht. De voorzitter van het Stichtingsbestuur is J. Hasper,
tevens voorzitter van de RRK en op dat moment gemeentesecretaris van Rotterdam.
Van een Vereniging RRK naar een Stichting RRK
Vanaf de jaren zeventig nemen de aantallen uitgezonden kinderen echter flink af. Hierdoor
kampen veel aangesloten verenigingen en koloniehuizen met problemen. Dit is één van
de redenen waarom in 1975 de rechtspersoonlijkheid van de RRK van een vereniging in
een stichting verandert.
De RRK neemt de uitzending nu zelf ter hand en het lidmaatschap van de aangesloten
verenigingen is verleden tijd. Wel kan vanaf dat moment op persoonlijke titel in de
RRK zitting worden genomen. Hierdoor worden Algemene Vergaderingen overbodig: vanaf
1975 worden alleen nog maar Bestuursvergaderingen gehouden.
De Stichting RRK wordt nu bestuurd door een voorzitter, een secretaris en een penningmeester.
Deze benoemen uit hun midden een dagelijkse leiding, bestaande uit twee of meer leden.
Nieuwe bestuursleden worden benoemd door het zittende bestuur; vertrekkende bestuursleden
kunnen tijdens de bestuursvergadering ook nog meestemmen over een opvolger.
Dat de kinderuitzending zijn langste tijd heeft gehad blijkt ook uit het streven van
de overheid om de uitzending meer in de sfeer van de jeugdgezondheidszorg onder te
brengen. In plaats van uitzending is er nu sprake van plaatsing van kinderen. In 1980
doet de directeur van de Rotterdamse GG&GD een voorstel aan het bestuur om de RRK
onder te brengen bij de afdeling Jeugdgezondheidszorg. Het bestuur verwerpt dit idee.
In 1986 is de geest definitief uit de fles; in de bestuursvergadering van 18 april
heft de RRK zichzelf op.
Ramses van Bragt, oktober 2005