Openbaarheid
Het archief is volledig openbaar.
(Materiele) Beperkingen aan het gebruik
Het archief kent geen beperkingen voor het raadplegen van stukken als gevolg van slechte
materiële staat.
Aanvraag instructie
Wilt u archiefstukken inzien op de studiezaal van het NIMH in Den Haag? Stuur dan
een e-mail naar informatievragennimh@mindef.nl en vermeld daarbij de volgende gegevens:
1. Het nummer en de naam van de toegang van het archief en -
2. De inventarisnummer(s) van de stukken die u wilt inzien
Vermeld ook:
3. De gewenste datum voor uw bezoek aan de studiezaal
(Let op! Vraag de stukken die u wilt inzien tenminste 5 werkdagen van tevoren op.)
Citeer instructie
Bij het citeren van stukken in publicaties dient men de vindplaats ten minste eenmaal
volledig en zonder afkorting te vermelden, vervolgens kan volstaan worden met een
verkorte titel.
Volledig: Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag, F. Pinke en A.S.
Pinke, Toegang 044, inventarisnummer ...
Verkort: NIMH, Pinke, 044, inv.nr. ...
F. Pinke
Frederik Pinke werd op 25 februari 1890 geboren te Den Helder, waar zijn vader Fredrik
Pinke, naderhand Commandant der Zeemacht in Nederlands-Indië, toentertijd leraar was
in sterrenkunde en meteorologie aan het Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM).
Zoals zo vele marinezonen trad hij in het voetspoor van zijn vader en volgde als adelborst
de opleiding aan het KIM. Op 19 augustus 1912 werd hij bevorderd tot adelborst der
eerste klasse. Op 1 juni 1919 kreeg hij, op dat moment luitenant-ter-zee der tweede
klasse, op verzoek eervol ontslag. Hij was in de periode van 16 juni 1919-1 december
1923 eerst werkzaam bij de Inspectie van Financiën te Batavia, om vervolgens ter beschikking
te worden gesteld van de directeur van Financiën als adjunct-inspecteur. Van 1 januari
1921 tot 1 december 1923 was hij employé bij de N.V. Koninklijke Paketvaartmaatschappij
te Batavia. Inmiddels was hij gehuwd met Cornelia Hendrika Stemerding. Uit dit huwelijk
sproten twee kinderen. De dochter, Johanna Maria Wilhelmina, trouwde met Jacobus Wilhelmus
Caspers.
Eind 1923 meldde Pinke zich weer bij de marine en werd herplaatst in zijn vorige rang.
Na het behalen van zijn zeeofficiers-examen in 1927 werd hij op 17 mei 1928 bevorderd
tot luitenant-ter-zee der eerste klasse. Vanaf dat moment werd hij, mede op aandringen
van kapitein-ter-zee J.L.H. Luymes, hoofd der Hydrografische dienst der Koninklijke
Marine, betrokken bij de voorbereidingen voor de Snellius-expeditie. Aanvang 1929
werd Pinke belast met het commando over het net opgeleverde opnemingsvaartuig van
de marine, Willibord Snellius. Dit vaartuig, geheel aangepast aan de wensen van de
expeditieleider P.M. van Riel (oceanograaf en directeur van de filiaalinrichting van
het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut te Amsterdam), was door de marine
ter beschikking gesteld aan de wetenschap. De expeditie zou onderzoek gaan doen naar
de zeebodem, het zeewater, de zeeflora en fauna in de wateren van Nederlands-Indië
en duurde van 29 juli 1929-15 november 1930. De Maatschappij tot bevordering van het
natuurkundig onderzoek der Nederlandse koloniën, had in samenwerking met het Koninklijk
Nederlands Aardrijkskundig Genootschap aangedrongen op deze expeditie en de uitvoering
ervan georganiseerd.
Financiële steun was met name afkomstig van koningin Wilhelmina en koningin-moeder
Emma. Ook het Indisch gouvernement bood belangrijke ondersteuning door tussenkomst
van de 'Commissie van Onderzoek eener Diepzee-Expeditie'. Pinke richtte zich in zijn
voorbereidingen met name op de ervaringen die de Duitse Meteor- expeditie (1925-1927)
in de Atlantische Oceaan met een soortgelijk onderzoek had opgedaan. Wellicht had
de zee-officier verwacht evenveel wetenschappelijke ruimte te krijgen als zijn Duitse
collega, F. Spiess. De correspondentie tussen Pinke en kapitein-ter-zee J.L.H. Luymes
uit de periode 1930-1932 wijst erop dat de laatste al in 1930 Pinke aanmoedigde om
toe te werken naar een uitgebreide hydrografische beschrijving van de werkzaamheden
tijdens de waarnemingen aan boord van Hr.Ms. Willibrord Snellius. Uit de briefwisselingen,
verslaggeving en commentaren, geschreven na de terugkeer van de Snellius- expeditie,
blijkt dat de wetenschappers Pinke die ruimte niet gaven. De beurskrach van 1929 immers
leidde tot beperking van de geldmiddelen, benodigd voor de uitgave van het beoogde
uitgebreide verslag in boekvorm. Toch circuleerde in beperkte kring al een manuscript
(Draadlodingen, echolodingen en bestek) met eigen wetenschappelijke bevindingen van
Pinke, dat in zeer verkorte vorm en veel algemener gesteld onder de naam Dieptebepalingen
werd opgenomen in de officiële engelstalige uitgave der Wetenschappelijke uitkomsten
van de Snellius-expeditie.
In het voorjaar van 1930 werd toestemming verleend om het gezin op rijkskosten van
Den Helder naar Nederlands-Indië te laten reizen en naderhand te repatriëren.
Na afloop van de expeditie werd Pinke benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau
met de zwaarden (14 januari 1931). Daar hij al enige tijd door ziekte geplaagd werd,
verzocht Pinke om overplaatsing. In het voorjaar van 1932 kreeg hij het toezicht over
de werkzaamheden op Hr.Ms. Pelikaan, die in onderhoud was. Hij kon daardoor enigszins
herstellen en werken aan zijn hydrografische bevindingen. Van midden 1932 tot 1934
werd hij geplaatst als eerste officier op de Oedjong-kazerne te Soerabaja. In deze
periode speelden de nodige problemen tussen Pinke en P.M. van Riel inzake hun beider
publicaties over de expeditie. Na terugkeer in patria (1934) verwierf hij het brevet
voor meer uitgebreide kennis der zeevaartkunde. Daarnaast legde hij de laatste hand
aan het drukklaar maken van zijn bijdragen aan de verslagen van de Snellius-expeditie.
Van 1934 tot 1937 was Pinke als docent zeevaartkunde geplaatst op het KIM in Den Helder.
Daar werkte hij aan getijde-tafels en stelde een bestektafel samen naar de methode
Kaijser. In september 1937 vertrok Pinke weer naar Nederlands-Indië. Daar geplaatst
werkte hij nog mee aan de reeks lezingen voor het Internationaal Aardrijkskundig Genootschap
dat in 1938 te Amsterdam werd gehouden. Op 7 april 1939 overleed hij te Soerabaja.
Publicaties door F. Pinke
Artikel (krant of tijdschrift): Pinke, F. (januari 1931). Echolodingen en bodemprofielen.
Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap,
Boek: Pinke, F. (1936). 'Volume I, Chapter II. The expeditionary ship and the Naval
Personnel's share, with appendix.' The Snellius-expedition in the eastern part of
the Netherland east-Indies 1929-1930. (Leiden)
Boek: Pinke, F. (1936). 'Volume II, Chapter I. Depth determinations.' The Snellius-expedition
in the eastern part of the Netherland east-Indies 1929-1930. (Leiden)
Artikel (krant of tijdschrift): Pinke, F. (1935). De ontwikkeling van den torpedodrager
en zijn tactiek. Marineblad, , 115-129
Boek: Pinke, F. (1938). Het getij (manuscript).
Artikel (krant of tijdschrift): Pinke, F.. 'Nauwkeurige bepaling van diepte en bodemvorm',
bijdrage voor het Internationaal Aardrijkskundig Congres 1938 te Amsterdam, manuscript..
Boek: Pinke, F.. Draadlodingen, echolodingen en bestek (manuscript).
A.S. Pinke
Albertus Samuel Pinke werd op 14 oktober 1894 geboren te Heerde, zoon van commandant
der zeemacht in Nederlands-Indië Fredrik Pinke en jongere broer van Frederik Pinke.
In 1915 werd A.S. Pinke benoemd tot luitenant-ter-zee 3e klasse na het succesvol afronden
van zijn opleiding aan het Koninklijk instituut voor de marine te Den Helder. Met
enkele onderbrekingen diende hij bij de onderzeebootdienst van 1920 tot 1935, waarvan
een groot aantal jaren in Indië. Van 1938 tot 1940 werd door hem het commando over
de divisie torpedobootjagers gevoerd. In de meidagen van 1940 nam hij, net uit Indië
teruggekeerd, met de torpedobootjager Van Galen deel aan de strijd om Rotterdam. Van
mei 1942 tot april 1945 volgde zijn verblijf in Duitse krijgsgevangenschap. Vervolgens
werd hij geplaatst bij het ministerie van Marine (marinestaf). Op 25 januari 1946
werd Pinke aangesteld tot commandant der zeemacht in Nederlands-Indië, met de rang
van tijdelijk vice-admiraal. Bij Koninklijk Besluit van 17 maart 1947 werd zijn benoeming
tot vice-admiraal effectief. A.S. Pinke overleed op 8 juli 1966 te Bussum.
Geschiedenis van het archief en verantwoording van de bewerking
Het archief F. Pinke werd in november 2001 door de heer J.H. Caspers geschonken aan
het Instituut voor Maritieme Historie. Door het samengaan van het voorgenoemde instituut
met het Instituut Militaire Geschiedenis (IMG) en de Sectie Luchtmacht Historie (SLH)
in het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in 2005 is de collectie
in het bezit van het NIMH gekomen. In 2022 is door de heer D.C. van Dijk een tweetal
fotoalbums afkomstig van vice-admiraal A.S. Pinke aan het NIMH geschonken.
Het archief is het persoonlijke archief F. Pinke en A.S. Pinke. Het archief is in
2004 (deel F. Pinke) en 2022 (A.S. Pinke) bewerkt en geïnventariseerd. Het archief
bestaat uit persoonlijke papieren van F. Pinke, een bundel correspondentie van Pinke
ten tijde van en na de Snellius-expeditie, eigen manuscripten van F. Pinke over de
expeditie en proefdrukken van de hoofdstukken van Pinke voor de officiële publicatie
over de verrichtingen van de expeditie, een manuscript over getijde tafels, een manuscript
betreffende een bestektafel conform de methode Kaijser en een verhandeling voor het
Internationaal Aardrijkskundig Genootschap 1938 over de 'Nauwkeurige bepaling van
Diepte en bodemvorm'. Voorts vier fotoalbums van de familie Pinke en de familie Caspers,
enige losse foto's, krantenknipsels en twee grote hydrografische zeekaarten van de
Indische Oceaan, waarop de route van de Snellius met meetpunten. De tweetal fotoalbums
van A.S. Pinke zijn opgenomen in de rubriek 'A.S. Pinke'.
Literatuur
Boek: Otten, F.J.M.. Biografisch Woordenboek van Nederland.