Inleiding
Afb. 1 Kaart, waarop de ligging van het waterschap
De Drie Delfzijlen
Het Generale Zijlvest der Drie Delfzijlen is opgericht in het begin van de 14e eeuw.
Het Slochter-, Scharmer- en Dorpsterzijlvest besloten toen tot samenwerking. Zij hadden
gemeenschappelijke belangen. Alle drie waterden af door de Fivel, het latere Damsterdiep
en alle drie hadden een eigen afwateringssluis in Delfzijl. In een oorkonde uit het
jaar 1317 [NOTE Inv.nr. 61 (bijlage 1, regestnummer 4). Gedrukt: OGD nr. 255.] treden
ze voor het eerst gezamenlijk op als de abt van het klooster Wittewierum en zes scheppers
van "Trium Aqueductuum videlicet de Delsilum" een reglement opstellen.
De bestuurlijke indeling is in de loop der jaren niet altijd dezelfde geweest. Hierboven
was sprake van de abt van Wittewierum, als overste schepper [NOTE Na de Hervorming
is er een proces gevoerd over de vraag of de abt van het klooster Wittewierum uit
hoofde van zijn functie ook overste schepper van de Drie Delfzijlen was. Zie inv.nr.
83.] , en zes scheppers. In 1755, in het reglement van prinses Anna, worden een overste
schepper en veertien scheppers genoemd. Dat reglement van 1755 is bij uitstek geschikt
om de organisatie te leren kennen. Het beschrijft namelijk het Generale Zijlvest in
z'n meest uitgebreide vorm en het opstellen ervan is hoofdzakelijk het vastleggen
van de bestaande situatie geweest, waardoor het ook voor de kennis van de oudere organisatie
van belang is. Het heeft daarom steeds als uitgangspunt gediend in het beschrijven
van het zijlvest.
Het Generale Zijlvest der Drie Delfzijlen was een samenwerkingsverband van het Slochter-,
Scharmer- en Dorpsterzijlvest, waarbij ieder van de drie delen zijn eigen bestuur,
inkomsten en uitgaven had en het ene zijlvest zich niet met de huishouding van het
andere mocht bemoeien. Het werd geleid door een hoofdbestuur en de besturen van de
afzonderlijke delen. Het hoofdbestuur werd gevormd door de scheppers van de in totaal
veertien schepperijen in het Generale Zijlvest. Zij hadden zitting voor de duur van
drie jaar. Het voorzitterschap werd bekleed door de overste schepper. Deze werd bij
toerbeurt gekozen door één van de drie zijlvestenijen. Het hoofdbestuur werd bijgestaan
door een secretaris-ontvanger, een waarman en een bode. De schouw van het Damsterdiep
en van afwateringskanalen, goten en riolen binnen Delfzijl waren de voornaamste taken
voor het hoofdbestuur. Verder behoorde daartoe de opperste schouw van een aantal dijken
buiten het gebied van de Drie Delfzijlen.
Zowel het Slochter-, Scharmer-, als het Dorpsterzijlvest was onderverdeeld in kleinere
eenheden. In schepperijen en eden of zijleden. De schepperijen in het Dorpsterzijlvest
waren bovendien verdeeld in zijlrechten. B.W. Siemens heeft studie verricht naar die
indeling. Kaartjes met de ligging van de verschillende zijleden zijn te vinden in
zijn artikel in de Groningse volksalmanak.
Het Generale Zijlvest der Drie Delfzijlen werd in 1870 opgeheven en het grondgebied
ging op in de nieuwe waterschappen Duurswold en Fivelingo [NOTE De waterschappen Duurswold
en Fivelingo werden gereglementeerd op 21 december 1870. Provinciaal blad, 1871 nrs.
43 en 54.] .
Het Dorpsterzijlvest
<i>Schepperij Noordzijde van Appingedam</i><br/>Onderdelen:
<br/>Tjamsweerster zijlrecht <br/>- Groot Biessumer eed <br/>-
Klein Biessumer eed <br/>- Ringenumer (Ringumer) eed <br/>Biessumer
zijlrecht <br/>- Tjamsweerster eed <br/>- Noorddamster eed <br/>-
Solwerder eed
<i>schepperij Zuidzijde van Appingedam</i><br/>Onderdelen:
<br/>Amsweerster zijlrecht: <br/>- Amsweerster eed <br/>-
Tuukwerder eed <br/>- Eelwerder eed <br/>Opwierder zijlrecht: <br/>-
Zuiddamster eed <br/>- Opwierder eed
<i>schepperij Loppersum of 't Zandt</i><br/>Onderdelen: <br/>Leermenster
zijlrecht: <br/>- Leermenster binnen eed <br/>- Leermenster buiten
eed <br/>- Korrels eed <br/>- Ompteda (Omta) eed <br/>- Zandster
voorwerkster eed <br/>Loppersumer zijlrecht: <br/>- Eenumer eed <br/>-
Zeerijpster eed <br/>- Loppersumer oostereed <br/>- Loppersumer westereed
<i>schepperij Oldersum of Ten Post</i><br/>Onderdelen: <br/>Wittewierumer
zijlrecht: <br/>- Huisbuurster eed <br/>- Wittewierumer eed <br/>-
Tappeweerster eed <br/>- Enzelenser eed <br/>- Merumer eed <br/>Enzelenser
zijlrecht: <br/>- Nienhuister eed <br/>- Oldersumer eed <br/>-
Ten Poster eed
<i>schepperij Wirdum</i><br/>Onderdelen: <br/>Eekwerder
zijlrecht: <br/>- Wirdumer westereed <br/>- Wirdumer oostereed <br/>-
Bovendijkster eed <br/>- Eekwerder eed <br/>Olinger zijlrecht: <br/>-
Garreweerster eed <br/>- Olinger eed
In het Dorpsterzijlvest werd het bestuur gevormd door de scheppers, de vertegenwoordigers
van de vijf schepperijen. De oudste schepper in rang vervulde het voorzitterschap.
Aangelegenheden die het bestuur behandelde, betroffen het Dorpsterzijlvest als geheel.
Onderhoud van de Dorpsterzijl in Delfzijl, vaststelling van de hoogte van het te
heffen schot en toezicht op de schouw waren bijvoorbeeld zaken waarover het bestuur
besliste. Het bestuur had geen eigen secretaris-ontvanger, maar maakte gebruik van
de diensten van de secretaris-ontvanger van het Generale Zijlvest. Verder had het
Dorpsterzijlvest een ewolt of bode in dienst.
De schepperijen werden bestuurd door een schepper, in sommige zaken samen met de twee
zijlrechters, van ieder zijlrecht één. In andere zaken sprak een zijlrechter alleen
recht. Na het Reglement Reformatoir en het daarop gevolde Reglement van prinses Anna
van 1755 is de macht van de zijlrechters sterk afgenomen. De scheppers werden om
de drie jaar gekozen door de zijlrechters. Het ambt van zijlrechter werd bekleed
door of namens de eigenaar van het zijlrecht. Of, om beurten, door de eigenaren van
een deel van het zijlrecht. In het archief van het Dorpsterzijlvest (inv.nr. 310)
zit een register waarin de registratie van eigenaren en benoemingen van zijlrechters
plaats vond. De secretaris-ontvanger van het Generale Zijlvest fungeerde ook als secretaris-
ontvanger van elke schepperij.
Het Slochterzijlvest
<i>schepperij Oostzijde van Slochteren</i><br/>Onderdelen:
<br/>Eekwerder eed <br/>Warnster (Wirdumer kleine) eed <br/>Loppersumer
kleine eed <br/>Hoeksmeerster eed <br/>Slochter eed
<i>schepperij Westzijde van Slochteren</i><br/>Niet nader
onderverdeeld
<i>schepperij Kolham</i><br/>Niet nader onderverdeeld
<i>schepperij Westeremden en 't Zandt</i><br/>Onderdelen:
<br/>Zeemster eed <br/>Garsthuister voorwerkster eed <br/>Garsthuister
Hofster eed <br/>Wijnjetilster eed <br/>Hoornster eed <br/>Zijldijkster
(Oosterhuister) eed <br/>Westeremder voorwerkster eed <br/>Westeremder
Hardester (Harkster) eed <br/>Westeremder Dijkster (Diepster) eed <br/>Groefster
eed
De bestuurlijke indeling van het Slochterzijlvest lijkt sterk op die van het Dorpsterzijlvest,
alleen de zijlrechten ontbreken. De schepperijen waren direct in eden onderverdeeld.
Er werkten dus ook geen zijlrechters, alleen schotgaarders voor het innen van waterschapsbelasting.
Een uitzondering geldt voor de schepperij Westeremden en 't Zandt. Daar had iedere
zijleed een zijlrechter. De schepper werd door de nieuwe zijlrechters gekozen.
Het Scharmerzijlvest
<i>schepperij Ten Boer</i><br/>Onderdelen: <br/>Ten
Boerster eed <br/>Garmerwolder eed <br/>Bouwenschapper (Waschhuister)
eed <br/>Heidenschapper eed
<i>schepperij Woltersum</i><br/>Onderdelen: <br/>Woltersumer
eed <br/>Blookster eed <br/>Klein Harksteder eed
<i>schepperij Grote Harkstede</i><br/>Niet nader onderverdeeld
<i>schepperij Scharmer</i><br/>Niet nader onderverdeeld
<i>schepperij Oosterstadshamrik</i><br/>Niet nader onderverdeeld
De bestuurlijke indeling van het Scharmerzijlvest is gelijk aan die in het Slochterzijlvest.
Ook hier waren scheppers, met een voorzitter, de secretaris-ontvanger van het Generale
Zijlvest en een bode. In de zijleden werkten zijlrechters die alleen als schotgaarders
fungeerden.
Meerdere keren zijn er gebieden ingelaten, dat wil zeggen toegevoegd aan het zijlvest.
De bekendste zijn: het Oosterstadshamrik, in 1424, het Westerstadshamrik, in 1434,
Westeremden en 't Zandt, in 1464, Engelbert en Middelbert, in 1620, en de kolonie
Hoogezand, Sappemeer en 't Achterdiep tenslotte in 1780. Op 16 september 1799 werd
besloten om het Farmsumerzijlvest tot het zijlvest der Drie Delfzijlen toe te laten.
Geschiedenis van het archief
De secretaris-ontvanger van het Generale Zijlvest was tevens secretaris-ontvanger
van het Slochter-, Scharmer- en Dorpsterzijlvest en van de veertien schepperijen.
Hij beheerde als zodanig dus achttien archieven, van het geheel en van alle onderdelen.
De zijlrechters bezaten geen archief. Evenmin de onderdelen van de zijlrechten, de
zijleden. J.A. Feith vermeldt in zijn Catalogus dat gebleken is dat het oorspronkelijk
de bedoeling is geweest om de verschillende archieven gescheiden te houden. Hij zegt
verder dat niet iedere functionaris zich altijd bewust is geweest van de organisatorische
indeling en dat de inventaris, in 1870 opgemaakt bij de opheffing van het Generale
Zijlvest geen afspiegeling is van de bestuurlijke inrichting. Het woord wanorde gebruikt
Feith niet, dat daar sprake van was suggereert hij wel.
Bij de opheffing van het Generale Zijlvest in 1870 werden de archieven grotendeels
overgebracht naar het Provinciehuis in Groningen. Een kleiner deel bleef berusten
onder het hoofdbestuur van het waterschap Fivelingo. Beide delen werden in 1897 door
het hoofdbestuur in bruikleen overgedragen aan het Rijksarchief in Groningen. Daar
werden de archieven aangevuld met stukken uit het huisarchief Farmsum. Daarin was
ook beland het archief van het huis Tuwinga in Ten Post, en het zijn voornamelijk
de bewoners van de borgen in Farmsum en Ten Post geweest, die allerlei hoge ambten
in het zijlvest der Drie Delfzijlen en zijn onderdelen hebben bekleed.
De inventarisnummers 83, 111, 115, 272, 273 (gedeeltelijk), 274, 281, 283, 313, 355
(gedeeltelijk), 359, 363, 364, 366, 367, 369-373, 381-384, 387, 389-406, 410-412,
414, 430, 435, 468, 469 en 471 zijn afkomstig uit het huisarchief Farmsum. Behalve
stukken die duidelijk behoorden tot de archieven van de Drie Delfzijlen, zaten er
in het huisarchief Farmsum stukken die de bewoners voor particulier gebruik hadden
opgemaakt of ontvangen. Deze zijn natuurlijk blijven berusten in het huisarchief Farmsum.
Na inventarisatie van de archieven door Feith zijn daar in de loop der tijd nog verschillende
stukken aan toegevoegd. De beschrijvingen, met a-, en b-nummers en nummers met sterretjes,
werden in de inventaris Feith bijgeschreven. De herkomst van deze stukken was niet
meer te achterhalen. Bij de laatstelijk aan de archieven toegevoegde stukken is de
herkomst wel vermeld.
Geraadpleegde literatuur
Geertsema, H., Bronsema, J.B. en Roggenkamp, C. <i>Rondom de Delfzijlen.
Zwerftochten door het verleden van Heerlijkheid, Fortresse, Havenstad en Gemeente</i>.
Winschoten, 1977.
Feith, J.A. <i>Catalogus der inventarissen van de archieven der voormalige
zijlvestenijen en dijkrechten in de provincie Groningen</i>. Groningen/Den
Haag, 1901.
"Rapport van de Commissie voor de verbetering en vereeniging der scheepvaartkanalen
en de verdeeling der provincie in nieuwe waterschappen" van 7 juli 1869. <i>Notulen
van het verhandelde in de zomervergadering der Staten van Groningen van het jaar
1869</i>, 164- 192.
Siemens, B.W. "Het Generale Zijlvest der Drie Delfzijlen". <i>Groningse volksalmanak
</i> (1954) 118-152.
Veen, J. van. "De Fivel en hare verzanding". <i>Tijdschrift van het Koninklijk
Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap</i>, 47 (1930) afl. 4 en 5.
Regestenlijst
Bewerking van de door J.A. Feith samengestelde regestenlijst
Egbertus, prefect in Groninge, Adolfus, zijn zoon, Otto, ridder in Groninge, en Snelgerus
van Skiramere ( = Scharmer) doen uitspraak in een geschil tussen abt en convent van
Adwerth enerzijds en de ingezetenen van Osterwalda en Gha anderzijds over een dam,
Slachte genaamd, in de waterloop de Growe en over een aan het convent toebehorend
moeras te Ewerdeswald.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 142 <br/>Gedrukt: <i>Oorkondenboek van
Groningen en Drenthe</i> (OGD) nr. 168.
A., abt van Bure, Gayko Gaykinga, Bevo Liudamena en de overige rechters of "athaman
de Aftersilfestenge" verklaren, dat rechters uitspraak hebben gedaan in een geschil
over het onderhoud van de dijk, geheten Burgwal, tussen de ingezetenen van Gedmerawalda
enerzijds en het klooster van Bure met de ingezetenen van dit dorp en die van Hemthrawalda
anderzijds.
Origineel inv.nr. 520. Met het zegel van het klooster Wittewierum (?). De zegels van
het klooster Ten Boer en van het landschap Fivelgo zijn verloren gegaan. <br/>Afschrift
in inv.nr. 59 fol. 145. <br/>Gedrukt:<i> OGD</i> nr. 210.
Hayco, abt van Floridus Ortus te Werum, vaardigt met de gezworenen een verordening
uit over het bedijken van nieuw aangewonnen land te Sande ( = 't Zandt). De akte wordt
bekrachtigd door de overheden van Fiwelgoniae.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 1. <br/>Gedrukt:<i> OGD</i> nr.
254.
Hayco, abt van Werum, en de zes scheppers "Trium Aqueductuum videlicet de Delsilum"
stellen rechtsbepalingen vast voor het zijlvest der Drie Delfzijlen.
Origineel inv.nr. 61. Met het zegel van Fivelgo. Het zegel van de abt van Wittewierum
is verloren gegaan. <br/>In dorso: littera de Ommerke van die ammerdijc ende
die pande ende lodijcke <br/>Het charter is gedateerd anno Domini MCCC[X]VII.
Op de plaats van de X zit een gat in het perkament. Het jaar is aangevuld naar 17e
en 18e eeuwse afschriften. <br/>Afschrift in inv.nr. 59 fol. 3 v. <br/>Gedrukt:<i>
OGD</i> nr. 255 en Sjölin, B. "Die "Fivelgoer" Handschrift". <i>Oudfriese
taal- en rechtsbronnen</i>, XII 392-394.
Overheden en ingezetenen van Groninghen, Wold en Goe, de Octo Sijlvestiarum en Fivelgonie
sluiten een overeenkomst over de aanleg en het onderhoud van de afwateringssloot Muthe
tussen Hersenze en Muthe.
Origineel inv.nr. 521. Met het zegel van het landschap Fivelgo. Het zegel van de stad
Groningen is verloren gegaan. <br/>Afschrift in inv.nr. 59 fol. 147. <br/>Gedrukt:<i>
OGD</i> nr. 537.
De rechters "Trium Aqueductuum in Delsilum" verklaren in overleg met de abten van
Werum en Bure de kerspelen Midelbergh en Egnebergh in hun zijlvest op te nemen, onder
vaststelling van een aantal bepalingen over verschillende waterlopen en dijken, waaronder
de waterloop Burgh en de dijken Omerke en Edikan.
Origineel inv.nr. 498. Met de zegels van de abten van Wittewierum en Ten Boer, Andreas
en Menoldus, pastoors van de Martinikerk te Groningen, en van Ecbertus. Het zegel
van de pastoor van Engelbert is verloren gegaan. <br/>Origineel inv.nr. 62.
De zegels aan dit charter zijn verloren gegaan. <br/>Afschrift in inv.nr.
59 fol. 49 v. <br/>Gedrukt:<i> OGD</i> nr. 571.
De rechters van Fywelga-Westerompte, de zijlrechters van de "Achta Silfestnum" en
de zijlrechters van de "Thrim zilum tho da Delsylum" verklaren een verdrag te hebben
gesloten over geweld en onrecht door de ingezetenen van Thrantum en Gha gepleegd,
met name aan de dijken Ommerke en Edikan.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 149. <br/>Gedrukt:<i> OGD</i>
nr. 748.
De zijlrechters en "gemene meente" van Wynzummer zijlvesten geven het kerspel Noertdijck
toestemming om in hun zijlvest af te wateren, onder voorwaarde, dat de ingezetenen
van Noertdijck twee zijlen maken, een bij het Abbemaer, door de dijk genaamd de Borch
en een bij de sloot genaamd Zuydtwoldema, door de dijk genaamd de Bemer Zuydtwende,
te gebruiken in verband met de Karnyngezijl en de Bederazijll, met bepalingen over
het onderhoud van de Oosterdiepsdijck "van S. Walfridus brugge op toe dye Wijrckes
Zuydtwende", over het betalen van schot, het kiezen van rechters, de rechtspraak,
enz.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 90. <br/>Gedrukt: R.K. Driessen.<i> Monumenta Groningana veteris
aevi inedita, of verzameling van onuitgegeven oude charters en stukken, betreffende
de provincie Groningen: aanvang nemende met de vroegste tijden en eindigende met het
laatste van de veertiende eeuw.</i> 4 dln. Groningen, 1822-1830. (<i>Mon.
Gron</i>.), blz. 268.
Burgemeesters en raad van Gronyghen sluiten een overeenkomst met de Achte Zijlvesten
en met het Dorpmanne Zijlvesten over de aanleg en het onderhoud van een sluis in het
Gronygherdepe, buiten de Wynsemerzijle bij Aldynghehusen.
Origineel inv.nr. 522. Met het secreet zegel van de stad Groningen. <br/>Afschrift
in inv.nr. 59 fol. 48. <br/>Gedrukt: Driessen,<i> Mon. Gron.</i>
blz. 384.
De abten en conventslieden van Felwerdt en Werum, jonge Egbert en Butte bij de nieuwe
zijl, Tammo Luppinga, Oesbrants Slijchtinga, Lemme en Ubba Fockema te Zijldijck en
Menolt Birdsma verklaren een overeenkomst te hebben gesloten over hoeveel "scheer"
uiterdijk ieder heeft op de hoge uiterdijk (bij 't Zandt).
Afschrift in inv.nr. 71 blz. 48.
Burgemeesters en raad en "mene meente" van Gronyngen enerzijds en abt Dyoerd en het
convent van den Buer met de "mene rechters en de meente van Schermerster zijlvestene"
anderzijds, sluiten een overeenkomst over de voorwaarden, waaronder het Oester hemrick
door de sluis van het zijlvest te Delfzijl mag uitwateren.
Origineel inv.nr. 499. Met de zegels van de stad Groningen en de abt van Ten Boer.
<br/>Afschrift in vidimus van 15 juli 1629 (inv.nr. 500). Met de zegels van
Rembt Rengers, overste schepper van de Drie Delfzijlen, Haike Froma, schepper van
het Slochterzijlvest, Hendrick Sygers, schepper van het Dorpsterzijlvest, en Geert
Schaffer, wegens het Scharmerzijlvest. <br/>Afschrift in inv.nr. 59 fol. 34
v. <br/>Gedrukt: Driessen,<i> Mon.Gron.</i> blz. 271.
Prelaten, hoofdelingen en rechters van de Achte Zijlvesten, met uitzondering van Creepelswoldt,
en de "meene buiren" van Groninger Hemrick, die naar Delffzijl uitwateren, verklaren
zich te zullen houden aan de overeenkomst van 1343 over het Zuiderwater, de Loedijken
en de Prunnesleke, met vaststelling van verdere bepalingen over rechtspraak, de warven
in de Achte Zijlvesten, de schouw van dijken enz.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 46 <br/>Gedrukt: Driessen,<i> Mon.Gron.</i>
blz. 385.
Scheppers en zijlrechters van Wynzummer zijlvestens doen uitspraak in een geschil
tussen de buren van Zuydtwolde en Beijum enerzijds en de buren van Noertdijck anderzijds,
waarbij het westerhemrick van Noerdtdijck wordt gescheiden van het oesterhemmerijcke.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 93 v. <br/>Origineel: zie inventaris van het archief van het Winsumer-
en Schaphalsterzijlvest.
Burgemeesters en raad van Groningen en "de ghemene buren ende erffghenamen van der
Wester hemmerike" enerzijds en abt Dyurd en het convent van den Bure met de "ghemene
richters ende meente van Schermerster zijlvestene" anderzijds, sluiten een overeenkomst
over de voorwaarden, waarop "den buren ende erffgenamen in der stad van Groningen
mitter Westerhemmerike" door de sluis van het zijlvest in Delfzijl zullen mogen uitwateren.
Afschrift in inv.nr. 63. Vidimus van 24 februari 1629 met de zegels van Assueer Clandt,
overste schepper van de Drie Delfzijlen, Seinno Henrich Rengers, schepper van het
Slochterzijlvest, Hendrich Sighers, schepper van het Dorpsterzijlvest, en Reindt Alberda,
gecommitteerde schepper van het Scharmerzijlvest. <br/>Afschrift in inv.nr.
64. Vidimus van 15 juni 1629 met de zegels van Asweer Clandt, overste schepper van
de Drie Delfzijlen, Seino Hendrich Rengers, schepper van het Slochterzijlvest, en
Gerhardt Schaffer, gecommitteerde schepper van het Scharmerzijlvest. Het zegel van
Hendrick Sigers, schepper van het Dorpsterzijlvest ontbreekt. <br/>Afschrift
in inv.nr. 65. Vidimus van 15 juni 1629 met de zegels van Rembt Rengers, Willem Ubbena,
Zeine Hindrick Rengers en Reint Alberda, schepper van het Scharmerzijlvest. <br/>Afschrift
in inv.nr. 501. Vidimus van 15 juni 1629 met de zegels van Rembt Rengers, overste
schepper van de Drie Delfzijlen, Willem Ubbena, schepper van het Dorpsterzijlvest,
Zeine Hendrick Rengers, schepper van het Slochterzijlvest en Geert Schaffer, wegens
het Scharmerzijlvest. <br/>Afschrift in inv.nr. 59 fol. 39 v. <br/>Gedrukt:
Driessen,<i> Mon. Gron.</i> blz. 274.
Ema Albama en zijn vrouw Bauke te Zijldijck in het kerspel ten Zande verklaren de
kloosterlingen te Werum het recht van overpad over hun heem te hebben gegeven en daarvoor
elf "schaer" uiterdijk te hebben ontvangen.
Afschrift in inv.nr. 71, blz. 51. <br/>Een afschrift van deze akte in de kloosterarchieven
is gedateerd 1437.
Hileke, hofmeester te Roederschoele, Allert Eysynge te Rasquardt, Johannes Huysman
te Baffloe, Jeltke in den Oert, Abele Sygersma, Evert, keldermeester te Lutike Aedwerder
klooster, Dodo op die Vene te Stedum, Luwert Schultynge te Bedum en Gadeke, hofmeester
in het Wynzummer voorwerk, scheppers en rechters van Wynzummer zijlvesten, doen uitspraak
in een geschil tussen de buren van Zuydtwolde en Beijum enerzijds en de buren van
Noerdtdijck anderzijds over de afwatering van de landen van het wester- en oosterdeel
van Noerdtdijck.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 94 v. Dit stuk wordt gevolgd door een aantekening over de grootte van de Noerdtdijckster
Hemmericken in het jaar 1457. <br/>Origineel: zie inventaris van het archief
van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest.
De rechters in Fywelingelande laten met het oog op het te betalen van schot een beschrijving
maken van de grootte van alle rechtstoelen en van het grondbezit van kloosters in
Fywelijgelande.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 106. Dit stuk is geen oorkonde maar een historische aantekening. Het is foutief
gedateerd: anno Domini MCCCCXXXVII, (1437). Uit de toevoeging: "doe die greve van
Gelre wolde Stallijngelandt eygenen", blijkt dat dit 1337 moet zijn.
Abt Petrus en de kloosterlingen van Werum sluiten een overeenkomst met de kerspellieden
van Slochter over het betalen van schot voor de Slochtrazijl te Delffzile over land,
gelegen ten noorden van Katerhals.
Afschrift in inv.nr. 71, blz. 8.
Dutmer Rengers, proost te Fermissum, Focco Schulkama, Bolcko te Delfzijlen, Boweko
Schroder te Damme en Herko te Wierdum, scheppers van Dorpmannesiel te Delfsilen doen
in overleg met de zijlrechters der Drier silen to Delfsilen in hoger beroep uitspraak
over een vonnis in hoger beroep van de zijlrechters van het Fermiszera sielfesten,
over een vonnis van de zijlrechters van Oeterdum in een geschil tussen Aldert to Oesterwerum
en het klooster Oesterwerum over het verrichten van arbeid en het betalen van zijlschot
voor het onderhoud van de Oterdummerzijl.
Afschrift in vidimus van 26 juni 1602 (inv.nr. 66). <br/>In dorso: datmen
van dat Fermsumer zijlvest ant zijlvest van den Delffzijlen appelleren mach. <br/>Anno
1439 sondages voer Michaelis <br/>zijlvesten <br/>no 31 <br/>Deze
akte is ook beschreven als Farmsumerzijlvest regestnr. 2. Vergelijk de schrijfwijze
van de namen.
De zijlrechters te Slochter sluiten een overeenkomst met de zijlrechters te Schermer
overeenkomstig een uitspraak van de scheppers van het Dorpmannezijlveste over het
onderhoud van de brug (til) bij de Mude en over het ruiden van de Delf.
Origineel inv.nr. 523. Met de zegels van de abt van Ten Boer, de proost van Schildwolde
en Detmer Rengers, proost te Farmsum. Het zegel van Focke Schulte, hoofdeling in 't
Zandt is verloren gegaan. <br/>Afschrift in inv.nr. 59 fol. 113. <br/>Deze
akte is ook beschreven in Joosting, J.G.C. <i>Catalogus van de boekerij mr.
L. Oldenhuis Gratama, berustende in het Rijksarchief in Drente, te Assen</i>
('s- Gravenhage, 1914) onder nummer 143.
De zijlrechters en "meente" in het Verndell, ten Buren en Garmerwolde sluiten een
overeenkomst over het beheer en onderhoud van de dijk langs het Nijendeep, met vaststelling
van bepalingen over het kiezen van dijkrechters, de schouw, boetes enz.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 107 v?. Dit afschrift wordt gevolgd door een aantekening over de verdeling van
het onderhoud van de nieuwe wal bij het Dampsterdeep tussen de landen "des Verdells
unde Garmerwolde van der Borch hent toe Dijcxhorne". <br/>Afschrift in inv.nr.
59 fol. 89 v.
Peter, abt van Wittewierum, Duirt, abt van den Buir, Gelmer Canter, zijlrechter te
Scharmerzijll en enige anderen bepalen dat de Santzaters, geheten Ompteda Tjada, die
door Omptedazijll uitwaterden, voortaan mogen uitwateren door de Delffzijlen en deel
zullen uitmaken van de Dorpzijle.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 98. De persoonsnamen voorkomende in dit onnauwkeurige
en onvolledige afschrift zijn niet allemaal in het regest vermeld, omdat de schrijfwijze
van de overige namen te veel afwijken van die in andere en betere afschriften. Zie
Farmsumerzijlvest regestnr. 3, huisarchief Farmsum inv.nr. 94, regestnr. 83 en twee
afschriften (R.F. 1444.18) in de Verzameling van afschriften.
De abten van Werum en van Buire, hoofdelingen en zijlrechters van de Drier Zijllvestenen
van Delffzijlen stellen rechtsbepalingen vast voor het zijlvest der Drie Delfzijlen.
Afschrift in vidimus van 16 februari 1581 (inv.nr. 67). <br/>Afschrift in
vidimus van 15 juni 1629 (inv.nr. 68). <br/>Afschrift in inv.nr. 70. <br/>Afschrift
in inv.nr. 59 fol. 7. <br/>Het afschrift van dit zijlrecht in het zijlrechtboekje
van Johan Bellinckhoven van Rees uit 1534 (zie archief van het Aduarderzijlvest) en
de latere afschriften daarvan, zijn gedateerd: sint Petersdag ad Cathedram (22 februari).
<br/>Gedrukt: C.C. Geertsema,<i> De zijlvestenijen in de Groninger
Ommelanden</i>. Groningen, 1879. Blz. 71-79.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat de Drie zijlvesten van Delffzijlen
een overeenkomst hebben gesloten met de kerspelen Middelbert en Engelbert over het
te betalen schot, over de verhouding tot de Schermersterzijll, over het verbeteren
van dijken enz.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 57 v. Vidimus van 1456 Juli 3 (zie regestnr. 29). <br/>Deze
akte is ook beschreven in Joosting, J.G.C. <i>Catalogus van de boekerij mr.
L. Oldenhuis Gratama, berustende in het Rijksarchief in Drente, te Assen</i>
('s- Gravenhage, 1914) onder nummer 141.
Abelo Heynema verklaart bij stoklegging te hebben overgedragen aan de abt van Wirm
en Johan Rengers, ten behoeve van de Achte Siilvestene, vier akkers land, gelegen
naast Vrouwekenlande aan de noordzijde van het kerspel Broke, om daar een nieuwe dijk
aan te leggen, met onder andere bepalingen over het schouwen van de Emmerdijck en
de nieuwe dijk, over het ruiden van de Borch en over de afwatering van de landen van
Abelo, "ghelijck den van Engelbert ende den van Middelbert totten Deelffzilen".
Origineel inv.nr. 524. Met de zegels van Ricquin, pastoor in Westerbroek, en Gherd,
pastoor in Middelbert. Het zegel van Johan Nycolay, pastoor in Engelbert is verloren
gegaan. <br/>Afschrift inv.nr. 59 fol. 61.
Meynt upten Zijl, Hemmo Dodonis, Boelke upden Korendijck en Jacop Jasens up den Horn
doen uitspraak in een geschil tussen de abt van Oldenkloester enerzijds en de abt
van Werum en de buren van Zijldijck anderzijds, over afbraak van de dijk, genaamd
de Armstrecke en over het leggen van een nieuwe dijk bij Koldehol.
Afschrift in inv.nr. 71 blz. 44.
Henrick, abt van Selwert en Julianus, pastoor in Bedum en proost in Usquardt, verklaren
een overeenkomst te hebben opgesteld in een geschil tussen het voorwerk te Roederschoele
en de kerspelen Myddelstum en Doernwart over hulp bij het herstellen van een brug
(steentylle), genaamd Woltematylle, waarover een vonnis was geveld door de rechters
uit Oesterampt en in hoger beroep door de scheppers en zijlvesten van Wynsummerzijl.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 101.
Unika Ripperda, proost van Fermssum, Dodoko Alersumma te Godlinze, Meynko inden Ham
en Johan Rengers ten Post, namens Zijze Kassens, dijkgraven van Oesternijenzijll van
de Delffzijlen doen uitspraak in een geschil tussen de kloosters Werum en Oldencloester
en de Zijldijcksters enerzijds en de Korendijcksters anderzijds over het herstellen
van de dijk bij Coldehol.
Afschrift inv.nr. 272. <br/>In dorso: dijckgraven sententie van Corendijxsters
inde Gerardi Ahuis, abt to Tesing, hant
Burgemeesters en raad van Groningen geven vidimus van een oorkonde van 1449 januari
9 (zie regestnr. 24).
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 57 v.
Henrick, abt van Adewart, Emeke, abdis van Lutticke Aedwart, Egbert, pastoor te Myddelstum,
Abel Sijgersma te Eedijngeweer verklaren een overeenkomst te hebben gesloten over
een dam (waterpendijnge) en over het uitwateren van een aantal landen in het Krumme
Maer te Onderdendamme in het Winsumerzijlvest.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 96. Dit stuk wordt gevolgd door aantekeningen over de verdeling van het onderhoud
van de nieuwe dam (pendinge) in het Stedummermaer van 1440; over een overeenkomst
van 1456 over een weg ten oosten van Dornwart en over een besluit van het Winsumerzijlvest
van 1456 over het leveren van mannen voor de werken.
Burgemeesters en raad van Groningen, rechters in een geschil tussen Wyzummerzijlvesten
en Oesternijezijlvesten over het leggen van een nieuwe sluis, doen uitspraak over
de afwatering van de drie delen van Oesternijezijlvesten naar de Wyzummerzijlen, het
plaatsen van sluisdeuren, de uitwatering van verschillende maren, het betalen van
schot enz.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 87 v.
De rechters en "ghemene meente" van Damsater rechtstoel (reschipp), Schildwoldmannesijlvesten,
Eechster halve rechtstoel, Enymer, Godlinser, Holwyrder, Uthwyrder en Wijdewarder
rechtstoel verklaren een overeenkomst te hebben gesloten, dat zij het Damsaterdeepp
niet verder zullen ruiden (graven) dan de voorvaders hebben gedaan, tenzij de hoger
gelegen rechtstoelen daarmee beginnen.
Afschrift in inv.nr. 273.
Henrick van Baffelt, abt van Selwert, Ebbe van den Dam, abt van Rottum, Johan, abt
van Thezynge, Henrick van Rees, abt van Aedwert, Henrick, commandeur van Warphum,
Johan, commandeur van Wijtwert, Julianus, proost van Usquardt en pastoer van Bedum,
Onno Ewsuma, hoofdeling in Myddelstum, Abel Onste, hoofdeling in Ubbega, Evert Syckynge,
proost van Loppersum en hoofdeling in Wynsum, Andeloff Nyttersma, hoofdeling in Stedum,
Blyke Frame, schepperse te Huysinge, Hydde Aulkumma, hoofdeling in Rasquardt, Azenge
te Myddelstum, prelaten, hoofdelingen en zijlrechters van Wyntsummer zijlen, stellen
rechstbepalingen vast voor het Winsumerzijlvest.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 2.
Thymannus, abt te Werum, Uneko Ryperden, proost te Loppersum en Fermyssum, Johan Rengers
te Schermer, Goesen toen Grave, burgemeester in Groningen, Syso Cassens, hoofdman
in Gronyngen, en Egbert Rengers ten Poste, hoofdelingen, rechters in een geschil tussen
de ingezetenen van Westeremede, Gershusen en een deel van Rijp en Sant en andere landen,
thans afgescheiden van het Wynsummersilvesten, enerzijds en de Drie silvestenen van
Dellffzilen anderzijds, doen uitspraak over het uitwateren van die landen in de Delfzijlen
en de opneming in het Slochterzijlvest.
Origineel inv.nr. 435. Met de zegels van de abt van Wittewierum, Egbert Rengers en
de stad Groningen. De zegels van de overige rechters zijn verloren gegaan. <br/>Afschrift
in inv.nr. 59 fol. 100 v.
Johan Potter, Wigbold Leewe, Johan Thedema en Roeleff Huginga, burgemesters van Groningen,
meester Vriese, pastoor en kerkheer van Baffelt, Arent Sygers, kerkheer van Farmsum,
Goesen van den Grave, raadsheer van Groningen, en Menno Houwerda, hoofdeling ten Damme,
rechters, doen uitspraak in een geschil tussen abt en klooster van ten Beuren enerzijds
en de "gemeenen regteren en meente" van het Ooster- en Westerdiel van het Westeramptes
van Fyvelingoland anderzijds, over de op beide partijen berustende verplichting tot
onderhoud van de weg, genaamd de Suydwendinge, gelegen bij den Beuren tussen Dijxhorne
en Beurster rechtstoel (redschap).
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 94.
Tye, abt van Werum, overste schepper, proost Unico, schepper van Dorpmenezijlvesten,
Johan Renggher van den Poste, schepper van Schermsterzijlvesten en Egbert Rengghers,
schepper van Slochterzijlvesten, stellen in opdracht van de scheppers en zijlrechters
van de Drie Delfzijlen de voorwaarden vast, waarop aan de abten en conventen van Thesinge
en Lutke Aedwerdt is toegestaan een brug (tyl) te leggen "in hoeren wech, myt schotdoeren,
daer doer tho varen myt oeren schepen als hun unde oeren cloesteren nutte unde noet
mach wesen".
Afschrift inv.nr. 274.
Johannes, abt, Geertruet, priores en de kloosterlingen van Thesingecloester, van de
orde van sint Benedictus, Lamme Hublinge, abdis, Hindrick, prior, en Everhardus Lichtvoet,
keldermeester en de kloosterlingen van Lutke Aedwerth, van de orde van sint Bernardus,
verklaren, dat de scheppers en zijlrechters van Delffzijlen hun hebben toegestaan
"een schipvaert doer den Verendeelswech bij den Buren mijt enen schotdoere", waarvan
zij een oorkonde met de volgende inhoud (volgt regestnr. 36) hebben ontvangen, die
zij beloven te zullen naleven.
Afschrift inv.nr. 274.
Gerhardus Lichtvoet, prior van Lutticke Aedwert en hofmeester van Rhoederschoele,
Onno Eewzumma, ridder, en Bartolt Enthens, hoofdeling in Myddelstum, scheppers van
het zijlvest te Wynzum doen uitspraak in een geschil tussen de kloosterlingen en buren
van Warffum enerzijds en het klooster te Wijtwart en de kerspellieden van Usquardt
anderzijds over herstel en onderhoud van de brug te Onderdendamme.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 112 v.
Henricus, abt van Aedwert, Margarete van Laer, abdis van Sanct Annencloester, mede
namens hun kloosters, Johan van Wesup, pastoor van Myddelstum, Claes Kater te Bedum,
Bartolt Enthes te Myddelstum en Abel Sygersma te Edijngeweer verklaren een overeenkomst
te hebben gesloten over een dam (waterpendynge) bij Doetil, over het uitwateren van
een aantal landen in het Krumme Maer bij Underdendamme in het Winsumerzijlvest, met
bepalingen over het benoemen van een zijlrechter, over schouw en over rechtspraak.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 98 v.
Burgemeesters en raad van Groningen verklaren, dat de zijlvesten van Scharmersterzijl
aan Johan Schaffer en zijn erfgenamen, onder voorwaarden hebben overgedragen een duiker
(pumpe) in de dijk, "daar de Groenenborg mede bedijcket is, toe behoeff der Reitwolders
ende zynes landes".
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 77.
Johannes Graef, commandeur van Oesterwerum, verklaart, dat er vroeger een getuigenverhoor
is gehouden over het onderhoud van de brug te Onderendam, de brug (tyll) naar het
voorwerk Roewolt en de Menkeweerstertil, waarbij werd bepaald welke dorpen, buurtschappen
en voorwerken met het onderhoud belast waren.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 115.
Johannes Hergraeff, commandeur van Oesterwerum, schepper van Delffsyle en het Wirdummer
schepperschap, verklaart dat er in het geschil tussen de ingezetenen van het Poster
schepperschap en het schepperschap van Woltersum over een gedeelte dijk in de Hamryckendycken
achter Scharmer een vonnis is gewezen door de scheppers van de Delffsijle en dat er
een samenkomst op de dijk heeft plaats gehad, waarbij de ingezetenen van de Poster
schepperij zich bereid hebben verklaard de eed af te leggen, en dat de ingezetenen
van de schepperij van Woltersum de eed niet wilden ontvangen.
Afschrift in inv.nr. 83.
De zijlvesten van Delffzijl stellen een aantal bepalingen vast voor het gebruik van
de sluizen te Delfzijl.
Afschrift in inv.nr. 71 blz. 67. Deze oorkonde komt in andere handschriften voor als
van 1 augustus 1404 en is als zodanig gedateerd, gedrukt in het <i>Oorkondenboek
van Groningen en Drenthe </i> onder nummer 1243.
Edzardt en Uko, broers, graven van Oostvrieslandt, en burgemeesters, raad, gezworen
meente, bouwmeester, gilden en "ander gemeente" van de stad Groningen sluiten een
overeenkomst over de voorwaarden, waarop eerstgenoemden de stad Groningen zullen binnentrekken
en door hen de regering van Stad en Ommelanden zal worden aanvaard.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 131 v. <br/>Gedrukt o.a.: Sicke Beningha, <i>Chronickel
der Vriescher landen, en der stadt Groningen</i>. M. Brouerius van Nidek,
ed. Amsterdam-Middelburg, 1725. Blz. 167; en Eggerik Beninga, <i>Volledige
chronyk van Oostfriesland</i>. E.F. Harkenroht, ed. Emden, 1723. Blz. 501.
Edzardtt, graaf van Oestfriesslandt, bevestigt op verzoek van de gevolmachtigden van
de zijlvesten van de Dren Delffzijlenn de oude zijlbrieven, voegt daaraan enige bepalingen
over het schouwen toe en draagt op aan Boelen Ripperda, proost en hoofdeling van Farmszum
en Damme, en de ambtman te Oterdum, met de dijkgraven van de Drie Delfzijlen, de schouw
van de dijken ten oosten van Delffzijlen.
Afschriften in vidimussen van 16 februari 1581 (inv.nrs. 67 en 69). <br/>Afschrift
in vidimus van 15 juni 1629 (inv.nr. 68). <br/>Afschrift in inv.nr. 70. <br/>Afschriften
in inv.nr. 59 fol. 14 v? en 127. <br/>Gedrukt: J.M. Nap,<i> Ommelander
zijl- en dijkrechten uit de 15e en 16e eeuw</i>. Blz. 58 (182).
De "gheschykten und gedeputeerden des Hoffgerichte unses genedigen heren greeven to
Oestvreeslandt, stadholders etc." verklaren dat op de warf, gehouden te Damme, een
uitspraak is gedaan in het geschil tussen de zijlvesten van Delfzijl en Eggerick Ripperda
over wederzijdse oude rechten.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 31.
Wilhelmus Frederici, pastoor van de Martinikerk in Gronningen, Pieter Sickinge, burgemeester
in Gronningen, Johan Rengers en Duttmaer Renghers, hoofdelingen ten Posth, doen uitspraak
in een geschil tussen abt en kloosterlingen van Witteweerum en de eigenerfden en buren
van Slochteren over het onderhoud en de schouw van de weg van Slochter Schiltdamme
"suidwerdt upstreckende an de buiren".
Afschrift in inv.nr. 390. Afschrift uit 1604 in inv.nr. 73, fol. 15-15v. Dit door
Fecko Omteda gecollationeerde afschrift is gedateerd: donnerdages vor dessentionis
(?!) domini.
De buren van Woltersum en de eigenerfden in het Oesterzijllrecht van Woltersum sluiten
een overeenkomst met het klooster te Weerum over het onderhoud en de schouw van de
weg en de waterkering (kaeynge) tussen het klooster en Woltersum "mytten wege doer
Woltersum gaende nae Focke Tammens hus myt die clampen tot die hamme toe umme dye
woltwateren ende westerwateren".
Afschrift in inv.nr. 390. <br/>Afschrift (gedeeltelijk) in inv.nr. 73, fol
14.
De scheppers van de Dryen Delffzijlen nemen een besluit over het graven van turf in
het Wolt.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 60 v
Bevelhebbers van Kairle, hertog van Gelre, en Burgemeesters en raad van Groningen
verklaren, dat de eigenerfden van Westerhemricken, Heyngehemrick, Fryemehemrick en
Herbergemaden bij Groningen niet verplicht zijn bij te dragen aan het onderhoud van
de Oestersche dijken bij de Eemse of de Dullert.
Afschrift in vidimus van 17 februari 1562 (inv.nr. 556). Met het secreetzegel van
de stad Groningen.
Wigbolt van Eewzumma, hoofdeling in Myddelstum en gekozen gevolmachtigd overman, Peter
te Froemtyl en Reyner Ebelens te Westerwijtwart, doen uitspraak in een geschil tussen
de kerspelen Huysinge en Stedum over het ruiden van een gedeelte van een maar (Deelstermaar)
bij Wijtwarderhorne.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 104.
Hermannus van Deventer, commandeur van het klooster te Warffum, Rodolphus Mepsche,
doctor en pastoor van Bedum, Luloff Coenraden en Eltet to Lellens, doen een uitspraak
in een geschil tussen de zijlvesten van Delfzijl en het klooster Essen over het doorlaten
van het water van Essen door de hamrikdijken.
Origineel inv.nr. 74. Met de zegels van Hermannus van Deventer, Rodolphus Mepsche,
het klooster, Luloff Coenraden en Eltet to Lellens. <br/>Afschrift in inv.nr.
59 fol. 83.
De scheppers van Wijnzummerzijlen verklaren de bewoners van de hoog gelegen landen
te Warphum, Warphummerbuyren, Usquardt, Rottum, Cantens, Myddelstum, Doernwart, en
Menkeweer toestemming te hebben gegeven om te Onderdendam een brug te bouwen tegenover
het "hoege heem" en een "vaerwech" te graven over dat heem. De toestemming wordt verleend
na herhaalde verzoeken aan Andries en (na 1520) Johan van Nijnwegen, als abten van
Thesinge en eigenaren van het genoemde heem.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 114.
Wibbe Henricksen en Steffen te Doernwert, scheppers en zijlrechters van Myddelstum
en Doernwert, doen uitspraak in een geschil tussen de schepper en zijlvesten van Stedum
en de ingezetenen van Westerwijtwart over het ruiden en onderhouden van het Deelstermaer.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 102.
Gerardus Zwollis, abt van Witteweerum, Gerardus, abt van Thesingha, Melchior Rengers
te Scharmer, Johann Rengers tenn Poste, Fecko Ompteda upt Zandt, Otto Clandt, hoofdelingen,
scheppers van de Drienn Delffsylen; Johannes Steenwijck, hofmeester van de Roedeschoelle,
Gerardus, abt van Thesinge, Rodolphus Mepsche, doctor en pastoor van Bedum, Syart
Mepsche, hoofdeling, Butto Awlsumma, Peter op Onnemaheerdt, scheppers van Winsummersijl;
Johannes Rees, Wilhelmus Grevingen, kelners van Aedewart, Reindt Koeninck, broeder
Ede namens het klooster Zelewert, Jacob Sibeltz, Sirp Allersumma, zijlvesten van Aedewarderzijl,
sluiten een overeenkomst om de oude rechten en gewoonten van deze drie zijlvesten
te handhaven en elkaar te beschermen en te steunen.
Afschriften in vidimussen van 19 februari 1629, inv.nrs. 76 en 77. <br/>Afschrift
in vidimus van 15 juni 1629, inv.nr. 78. <br/>Afschrift in inv.nr. 59 fol.
28 v. <br/>Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 86. <br/>De spelling in deze afschriften wijkt af van die in het zijlrechtboekje
van Johan Bellinckhoven van Rees uit 1534 (zie archief Aduarderzijlvest). In het zijlrechtboekje
worden genoemd: Butto Awlkumma, Peter op Enemaheert, Wilhelmus Gronnynghen en Raynck
Koninck.
Gerardus Swollis, abt van Wierum, en drie gedeputeerde scheppers van de Delffzijlen,
te weten Gerrardus, abt van Thesinge, Johan Rengers, hoofdeling ten Poste en Johan
Schermer, pastoor in Colham, doen uitspraak in een geschil tussen de kerspelen Middelbert
en Engelbert enerzijds en de beide Harcksteeden anderzijds over sloten die gegraven
zijn naar de afwatering genaamd de Borch.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 64.
Stadhouder en hoofdmannen dragen Johan Rengers, Remmert te Lellens en Edzart Rengers
de zorg op voor het aanleggen van dijken te Reyde en het toezicht over de dijken van
Oterdum tot Siddebuyren.
Afschrift op papier in inv.nr. 83.
Keizer Caerle V bevestigt het tractaat 8 juni 1536 gesloten tussen zijn gecommitteerden
Georg Schenk van Toutenborch, stadhouder van Frieslandt enz., Claude van Benthem,
en Gerrit Mulardt enerzijds en burgemeesters, hoofdmannen, bouwmeesters, gildemeesters,
gezworen meente, gemene meente en inwoners van de stad Groningen, met de abten, prelaten,
hoofdelingen, eigenerfden en ingezetenen van de Ommelanden van Groningen anderzijds,
over de voorwaarden, waarop Groningen en de Ommelanden keizer Karel als erfvorst en
heer aannemen.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 136 v. <br/>Gedrukt: C. Schotanus. "Brieven ende
documenten dienende tot de Friesche historie" in: <i>De geschiedenissen kerckelijck
ende wereldtlijck van Friesland oost ende west</i>. Franeker, 1658. Blz. 108;
en <i>Werken van den Ommelander edelman Johan Rengers van ten Post. Kronyk</i>.
H.O. Feith, ed. Groningen, 1852. Deel 1, blz. 239.
Bartolt Enthens, hoofdeling in Myddelstum, en Hercules Eewzum, namens de jonkers van
Eewzum, scheppers in het Oesterampt", geven de richters van Menkeweer, Warphum, Stytswerd,
Rottum, Eelseward en Cantes opdracht een pond schot van elk gras land te heffen, ten
behoeve van het herstel van de brug te Onderdendam, en het schot af te dragen aan
de richters op de Breda of aan Lambert te Roewolt.
Afschrift in oud inv.nr. 12 (nu archief van het Winsumer- en Schaphalsterzijlvest)
fol. 116.
Hinrick Omptda verklaart dat Iteko Rychtes en Redmer Wolters en zijn vrouw Katharina
aan Sywert Luytkens en zijn vrouw Katharina hebben verkocht en overgedragen hun aandeel
land in de heerd op de Korendijck, dat zij geërfd hebben van hun moeder Remmeke
Origineel inv.nr. 106. Met het zegel van Hinrick Omptda.
Menolt Omptda, hoofdeling in 't Sandt, verklaart dat Rychte Ytkens aan Sywert Lutkens
en zijn vrouw Katharina heeft verkocht en overgedragen drie grazen land op de Koerendijck,
in de heerd waar Rychte woont, met de bepaling dat Rychte dit land zijn leven lang
in huur mag behouden.
Origineel inv.nr. 107. Met het zegel van Menolt Omptda.
Otto Clandt, gedeputeerde van de scheppers te Dellffzijl, Johan Vechters te Woltersum
en Johan Hynrycks te Engelbert doen uitspraak in een geschil tussen de scheppers en
zijlrechter in Grote Harckstede en de meijers van het Fraterhuis te Groningen over
het ruiden van de Cleeysloet.
Origineel inv.nr. 542. Met het zegel van Otto Clant. <br/>Afschrift in inv.nr.
59 fol. 78.
Gerrardus Zwollis, abt van Werum, Gerrardus Groningen, abt van Tesinga, Jurien van
Munster, hoofdeling te Loppersum, Henricus Hasekamp, prior van Schermer, Edtzardt
Renghers van den Post, hoofdeling, Menno Hoeuwerda, hoofdeling te Damme, Otto Clant,
hoofdeling te Schermer, Balle Frama te Wirdum, Haero Wincken te Damme, Lubbert Ensinck,
pastoor te Colham, Iwe in de Hercksteede, Simen in den Seem, Sibrandus te Slochteren,
Johan Luetiens te Slochteren, scheppers van de Dren Delffzilen, sluiten een overeenkomst
met abdis Wijbbe Buerbancks van Zwolle en het klooster Essen over de voorwaarden,
waarop de landen van het klooster mogen uitwateren in het zijlvest der Drie Delfzijlen.
Origineel inv.nr. 75. Met de zegels van de abt van Wittewierum, de abt van Thesinge,
Menno Hoeuwerda, Otto Clant, het klooster Essen en Johan Schatter. <br/>Afschrift
in inv.nr. 59 folio 84 v?.
Harmen Ompteda, hoofdeling in 't Zandt, verklaart dat Richt Ytkens te 't Zandt aan
Sywert Luytiens en zijn vrouw Katrina heeft verkocht en overgedragen twee grazen land
op de Koerendijck, in Ocko Janssheert.
Origineel inv.nr. 108. Met het zegel van Harmen Ompteda.
Harmen Omptda, hoofdeling in 't Zant, verklaart dat Sywart Luytkens en zijn vrouw
Chatryna een ruil hebben aangegaan met Claes Huyghens en zijn vrouw Chatryna van landen
in 't Zant op de Zyeldijck.
Origineel inv.nr. 109. Met het zegel van Harmen Omptda.
Stadhouder en hoofdmannen van Stadt en Ummelanden van Groenyngen doen uitspraak in
een geschil tussen de rechtstoelen (redschuppen) van het Oester- en Westerdeel van
wester Fywelingeampte en de abt van Thesinge over herstel en onderhoud van een stuk
weg tussen den Bueren en Dijkeshorne.
Origineel inv.nr. 275. Met het zegel van de hoofdmannenkamer.
Zeyno Rengers, Lambertus, pastoor te Colham, Everdt Allens te Westerembden en Sybrandt
Eppens, scheppers van Slochter Delffsijls, enerzijds en Gosswynus, abt van Oldencloester
bij den Damme, anderzijds, verklaren een overeenkomst te hebben gesloten over de afwatering
van de Hoernster landen
Origineel inv.nr. 436. Met de zegels van Zeyno Rengers en Gosswynus, abt van Oldenklooster
bij Appingedam. Het zegel van Petrus Reyneri a Stellingewarff, abt van Wittewierum,
is verloren gegaan. <br/>Afschrift in inv.nr. 59 fol. 114 v.
Edtzaerdt Renghers legt ingevolge opdracht van Cornelyo Hermanni, abt van Werum, een
verklaring af over hoe hij als daartoe gekozen zijlvest van de Dellefzilen schouw
heeft gehouden over de dijken in Oestewolt achter Sydeburen, over de aardhaling tot
herstel van de dijken en de daarover ontstane moeilijkheden met de drost van het Oldenambte.
Afschrift inv.nr. 296.
De zijlvesten der Drie Delfzijlen verklaren op verzoek van Wigbold van Ewsum dat de
bevoegdheid om in hun gebied de dijken, wegen, bruggen ("tillen"), duikers ("pompen"),
maren enz. te schouwen, behoudens een tweetal uitzonderingen in het Scharmerzijlvest
(de Stadsweg en de Hinkemahornsterweg), van ouds aan henzelf toekomt.
Afschriften in inv.nrs. 80, 81 en 502. Vidimussen van 19 Februari 1629. <br/>Afschrift
in inv.nr. 59 fol. 32. <br/>Gedrukt J.M. Nap. "Ommelander zijl- en dijkrechten
der 15e en 16e eeuw". <i>Verslagen en mededeelingen van de Vereeniging tot
uitgave der bronnen van het oude vaderlandsche recht. </i> Deel 4, nr. II.
Blz. 185.
Burgemeesters en raad in Groeninghen geven een vidimus van een oorkonde van 1518 augustus
14 (regestnr. 49*).
Origineel inv.nr. 556. Met het secreetzegel der stad Groningen.
Cornelis Harmanny, abt van Wittewyrum, Gerardus Ahus, abt van Thesinga, Edsard Rengers,
hoofdeling in ten Poste, Ballo Froma, hoofdeling in Wirdum, als gekozen en gedeputeerde
volmachten van de Dreen Delffzijlen; Johannes Daventriensis, hofmeester van de Roodeschoele,
Mello Broersema, hoofdeling in Sandeweer, Reneke Gellema, Johan Hiddinga, als gekozen
en gedeputeerde volmachten van de Winsummerzijlen; Theodorus Daventriensis, jonge
keldermeester te Adewert, Wolter in den Ham, redger in Aedewert, Hilbrant Gruys, Hayco
Froma, als gekozen en gedeputeerde volmachten van de Aedewerderzijlen, sluiten een
overeenkomst met als doel het verminderen van de hoge kosten van rechtspraak in hoger
beroep.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 151 v.
Edtzardt Rengers van den Post als daartoe gekozen schepper van de Drie Delfzijlen
doet naar aanleiding van klachten van de eigenaren van de lage landen van Sydebueren,
Hellem, Schiltwolda, Wolterssum, Post en Gerlssweer uitspraak in een geschil met het
klooster Tesinghen over een waterkering (waterpendinge) in de stadsweg tussen Dijxhorne
en de Borch en over de Abteszijll en de Rottevalle.
Twee originelen inv.nrs. 276 en 525. Beide met het zegel van Edtzardt Rengers. <br/>Afschrift
in inv.nr. 59 fol. 95 v.
Burgemeesters en raad van Gronningen sluiten namens de Oldeampten in dem Kley, met
name voor de abt en prelaat ter Munthe, namens het klooster ter Munthe en het klooster
van de Grysefrouwen, verder voor de volmachten van de vier kerspelen: de beide Munthen,
Burgschwer en Woldendorp, een overeenkomst met de prelaten, ridders, jonkers, hoofdelingen,
eigenerfden en uit de kerspelen van de Umlanden ook volmachten, over herstel van de
zwaar beschadigde Oostersche dijken, van Oterdum tot aan Fymelingen, onder goedkeuring
van stadhouder Casper de Robles, heer van Billy, en van Luitenant en hoofdmannen.
Origineel inv.nr. 277. Met de zegels van de hoofdmannenkamer, Casper de Robles en
de stad Groningen. <br/>In dorso de aantekening: acta van den hulpe an den
Oosterschen dijcken und daervan gevrijet te sijn.
Cornelius Harmannus, gewezen abt van Wittewerum, thans overste schepper, en de scheppers
van de Drien Delffzijlen geven de ingezetenen van Farmszum toestemming voor het graven
van een schipsloot van de Delfft naar het Farmszummerzilldeep, onder voorwaarde dat
zij daar een brug (till) met een schutdeur plaatsen en deze onderhouden.
Origineel inv.nr. 278. Met het secreetzegel van Cornelius Harmannus en het zegel van
Jacob Ryperda te Farmsum. <br/>Afschrift in inv.nr. 59 fol. 111 v.
De scheppers van de Delffzijlen vaardigen een verbod uit op het graven van turf in
"ploeglanden off hoylanden" in het Woldt.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 60 v.
Edsart Rengers van den Post, overste schepper, en de scheppers van de Delffzijlen
doen uitspraak in hoger beroep van een vonnis van Eppe Bauckens, richter in het zijlvest
van de Delffsylen, in een geschil tussen de scheppers van Schilwolda, Hellim en Siddeburen
en Esse Popinga, weduwe van Menno Houwarda, over een waterloop door de Groeve, Crabbetyll
en Heer Boltensijll tot in de Delff.
Afschrift in inv.nr. 83.
Edzart Rengers van den Poste geeft, naar aanleiding van klachten over nalatigheid
in het kiezen van een schepper voor het Slochter Delffzijll, de ingezetenen van de
schepperij van het kerspel Colham opdracht een schepper te kiezen en deze de 5e februari
naar Ten Post te sturen.
Afschrift in inv.nr. 83.
Stadhouder en hoofdmannen van Stad en Ommelanden van Groningen geven vidimus van oorkonden
van 1445 augustus 1 (regestnr. 23) en 1506 juni 19 (regestnr. 45).
Origineel inv.nr. 67. Het zegel van Stadhouder en hoofdmannen verloren gegaan. <br/>Afschrift
in inv.nr. 59 fol. 7.
Stadhouder en hoofdmannen der Stad en Ommelanden van Groningen geven vidimus van een
oorkonde van 1506 juni 19 (regestnr. 45).
Origineel inv.nr. 69. Met het zegel van Stadhouder en hoofdmannen.
De hoofdmannen doen uitspraak in een geschil tussen de dijkrechters van het Santt
en de Vierbueren enerzijds en de gewezen abt van Wittewerum, Ailko Wijneken en consorten,
scheppers, zijlvesten en superintendenten van de Drien Delffzijlen anderzijds, over
het recht van schouw over de zeedijken van de genoemde dijkrechters.
Origineel inv.nr. 297. Met het zegel van de hoofdmannenkamer. <br/>Afschrift
in inv.nr. 59 fol. 117.
Cornelius Hermannus, gewezen abt van Wittewerum, en Aeilco Wynken, hoofdeling te Reingeheem,
gecommitteerde dijkgraven van de Dren Delffzijlen, geven opdracht alle zeedijken en
andere dijken te herstellen voor de aanstaande schouw.
Origineel op papier in inv.nr. 83. Met de opgedrukte zegels van Cornelius Hermannus
en Aeilco Wijnken.
Cornelius Hermannus, gewezen abt van Wittewierum, overste schepper van de Dren Delffzijllen,
schrijft zijn medescheppers, dat de meeste scheppers overeengekomen zijn om niet op
de aanstaande Gregorywarf te Dellffzijll te verschijnen vanwege "dese vaerlijcke ende
periculose tijden". Hij verzoekt de scheppers dit de zijlrechters te berichten, met
de mededeeling dat de scheppers hun eerste gewone warf denken te houden op 28 april
a.s.
Origineel op papier in inv.nr. 83. Met het opgedrukte zegel van de abt van Wittewierum.
Gedeputeerde staten van de Vrieschen Omlanden tussen de Eems en de Lauwers, overwegende
dat het oversteschepperschap van de Dreen Delffzijlen, dat vroeger aan het klooster
Wittewerum toekwam, nu aan hen is vervallen, benoemen Johan Rengers ten Poste tot
overste schepper, met een jaarsalaris van 100 Carolus gulden, te betalen uit de opbrengsten
van de goederen van het klooster Wittewierum.
Origineel op papier in inv.nr. 83. Met het opgedrukte zegel van de Staten van de Ommelanden.
De scheppers van de Drie Delffzijlen verklaren, dat het recht om de overste schepper
te benoemen niet aan de Gedeputeerden van de Ommelanden, vanwege het bezit van het
klooster Wittewerum, maar alleen aan hen toekomt en benoemen uit hun midden Aylco
Wyncken als overste schepper
Afschrift op papier in inv.nr. 83.
Aylco Wyncken, overste schepper van de Dryen Delfzijlen, Dirk van Batenborgh, schepper,
plaatsvervanger van de prelaten, Mello Coenders, burgemeester van Groningen en eigenerfde
in de kerspelen Engelbert en Middelbert, en Claas Willems, richter aldaar, doen uitspraak
in een geschil tussen eigenerfden, gezamenlijke huislieden en inwoners van Engelbert
en Middelbert en de scheppers van Scharmster Delffzijll over het verschuldigde zijlschot.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 65.
Tammo Popkens, schepper van Ten Post, doet uitspraak in een geschil tussen de zijlrechters
van de Huessbuerer- en Postereed en de zijlrechter van de Oldersummereed, over het
betalen van schot voor het onderhoud van de Posteril.
Origineel op papier in inv.nr. 406.
De scheppers van de drie zijlvestenijen: Delffzijll, Aduwerderzijll en Winsumer en
Schaaphalsterzijlen, bevestigen de tussen hen gesloten overeenkomst van 13 december
1563 (zie regestnr. 69).
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 155.
De scheppers van Scharmster Delffzijll roepen de zijlrechters van Engelbert, Middelbert
en Noordijck, die van Groote en Lutke Harckstede, die van Woltersum, die van Germerwolde
en Heidenschap, die van ten Buir en in de Bawers op om met een volmacht uit hun kerspel
op 14 augustus in Scharmer te vergaderen over het ruiden (graven) van het Dampsterdeep
van Dijckshorne tot Ten Post.
Afschrift in inv.nr. 273.
De scheppers van Scharmster Dellffzijll schrijven een schot uit van 9 Brabantse stuiver
per gras ten behoeve van het ruiden (graven) van het Dampsterdiep.
Afschrift in inv.nr. 273.
Stadhouder en hoofdmannen van stad Gronningen en de Ommelanden geven vidimus van een
oorkonde van 1439 april 26 (zie regestnr. 19).
Origineel inv.nr. 66. Met het zegel van de hoofdmannenkamer.
Stadhouder en hoofdmannen van stad Gronningen en de Ommelanden doen uitspraak in een
geschil tussen Rottger van Renssen enerzijds en Johan Rengers van Slochteren, overste
schepper, Edzardt Rengers van Hellum, Reyndt Alberda van 't Sandt, en de overige scheppers
van de Drie Delffzijlen, anderzijds, over het herstellen van dijken.
Origineel inv.nr. 279. Met het zegel van de hoofdmannenkamer.
Johan Rengers, jonker en hoofdeling in Slochteren en Colham, schepper van Slochter
Delffzijl en overste schepper van de Dryen Delffzijlen, Assuerus Clant, jonker en
hoofdeling in Scharmer en de Vierbuiren, schepper van Scharmer Delffzijll, en Johan
ten Holte, jonker en hoofdeling in de Zeerijpen, schepper van Dorpster Delffzijll,
namens de gezamenlijke scheppers van de Dryen Delffzijlen, verklaren een overeenkomst
te hebben gesloten met de zusters Geertruit Schaffers, weduwe Froma, en Evirdt Schaffers
over de voorwaarden waarop een stuk land bij Oelgunne gelegen, groot 20 grazen, zal
mogen uitwateren in het zijlvest van de Drie Delfzijlen.
Afschrift in inv.nr. 59 fol. 75.
De overste schepper en de scheppers van de Drie Delfzijlen bepalen, dat de scheppers
en de secretaris voortaan zelf hun verteringen en die van hun dienaren, schippers
of voorlieden, moeten betalen (behalve op de drie gewone warfdagen), en dat zij in
plaats daarvan een vacatiegeld van twee daalders per dag zullen ontvangen.
Afschrift inv.nr. 82.
De scheppers van de Drier Delffsijlen besluiten dat Albert Coenders, redger te Adewert,
als gebruiker van het Essernijlant, een duiker (pompe) mag leggen in de Essernijlantsdijcken.
Afschrift inv.nr. 76.
Johan Rengers, overste schepper van de Drie Delffsijlen en schepper van Slochter Delffsijl,
Assuerus Clandt, schepper van Scharmer Delffzijl, Johan ten Holte, schepper van Dorpster
Delffsijl, gecommitteerden van de scheppers van de Drien Delffsijlen verlenen Johan
van Deest, rentmeester van de stad Groningen, toestemming om zijn 55 grazen land,
gelegen ten westen van de dijk bij Middelbert, te laten uitwateren door de Drie Delfzijlen.
Origineel inv.nr. 503. Met de zegels van Johan Rengers, Assuerus Clant, Johan ten
Holte en Johan van Deest. <br/>Afschrift in inv.nr. 59 fol. 71.
Opgave van de afzonderlijke reglementen behorende bij het Reglement van prinses Anna
van 1755 (inv.nr. 89)
* Reglement voor het zijlvest van Aduard. Blz. 97-100.
* Reglement voor het schutgericht van Appingedam. Blz. 95-96.
* Reglement voor Den Andelster uiterdijken. Blz. 47-48.
* Reglement voor het zijlvest van de Drie Delfzijlen. Blz. 59-65.
* Reglement voor het dijkrecht van Eenrum, Pieterburen, Westernieland, Wierhuizen,
Usquert, Uithuizen, Hornhuizen, Kloosterburen en Ulrum. Blz. 41-42.
* Reglement voor het Farmsumer zijlvest. Blz. 67-68.
* Reglement voor het dijkgraafschap van Farmsum. Blz. 71-72.
* Reglement voor het dijkrecht van Farmsum. Blz. 73-74.
* Reglement voor predikant en kerkvoogden van Holwierde, nopens het schouwen der
vonders etc. Blz. 89.
* Reglement voor het dijkrecht van Houwerzijl. Blz. 33-35.
* Reglement voor het dijkrecht van Humsterland. Blz. 101-103.
* Reglement voor het zijlvest van Kommerzijl. Blz. 105-107.
* Reglement voor het Nijeslooter zijlvest. Blz. 109-113.
* Reglement voor het dijkrecht van Oosterwijtwerd. Blz. 75-78.
* Reglement voor het zijlvest van Oostwold. Blz. 83-84.
* Reglement voor het Oterdummer zijlvest. Blz. 69-70.
* Reglement voor het dijkrecht van de Ruigewaarden. Blz. 115-116.
* Dispositie op de schouwinge in de Schilligeham. Blz. 51.
* Reglement voor het dijkrecht van Schouwerzijl. Blz. 37-40.
* Reglement voor het dijkrecht van de kadijken te Uithuizermeeden. Blz. 43-46.
* Reglement voor het dijkrecht van Uitwierde, Biessum, Solwerd, item de dijkschepperij
van Holwierde en Marsum. Blz. 91-93.
* Reglement voor het dijkrecht van de Vierburen. Blz. 85-87.
* Reglement voor het dijkrecht van Visvliet. Blz. 117.
* Reglement voor de dijken van Warffum. Blz. 49.
* Reglement voor het Wetsinger, Sauwerder en Selwerder zijlvest. Blz. 29-31.
* Reglement voor Wierum en de Hooge en Laage Paddepoelen. Blz. 53-54.
* Reglement voor het zijlvest van Winsumer en Schaphalster zijlen. Blz. 21-28.
* Reglement voor het wegrecht in het Wold. Blz. 81-82.
* Reglement voor het Woldzijlvest. Blz. 79-80.
* Dispositie op de eerste rekening. Blz. 119.
* Dispositie op de schouwinge van het jagtgeregt. Blz. 57.
* Generale dispositie omtrent de schouwinge over vonders, ommetreeden enz. in de
respective quartieren. Blz. 55.
* Generale ordre voor de scheppers, grietmannen, dijk- en zijlrechters. Blz. 121.
<a href=http://www.groningerarchieven.nl/zoeken/mais/archief/?miview=inv2&mivast=5&mizig=210&miadt=5&micode=708
target=_blank>Nummering van de zijleden in inv.nr. 119-260</a>
Dorpsterzijlvest
1 Eenumer eed ;
2 Leermenster buiten eed ;
3 Leermenster binnen eed ;
4 Korrels eed ;
5 Ompteda eed ;
6 Loppersumer oostereed ;
7 Loppersumer westereed ;
8 Zeerijpster eed ;
9 Zandster voorwerkster eed ;
10 Tjamsweerster eed ;
11 Noorddamster eed ;
12 Solwerder eed ;
13 Groot Biessumer eed ;
14 Klein Biessumer eed ;
15 Ringenumer eed ;
16 Amsweerster eed ; ; 14
17 Zuiddamster eed ;
18 Eelwerder eed ;
19 Tuukwerder eed ;
20 Opwierder eed ;
21 Nienhuister eed ;
22 Huisbuurster eed ;
23 Ten Poster eed ;
24 Oldersumer eed ;
25 Wittewierumer eed ;
26 Merumer eed ;
27 Tappeweerster eed ;
28 Enzelenser eed ;
29 Wirdumer oostereed ;
30 Wirdumer westereed ;
31 Olinger eed ;
32 Garreweerster eed ;
33 Eekwerder eed ;
34 Bovendijkster eed ;
Slochterzijlvest
35 Zeemster eed ;
36 Westeremder Dijkster eed ;
37 Garsthuister Hofster eed ;
38 Garsthuister voorwerkster eed ;
39 Westeremder Hardester eed ;
40 Wijnjetilster eed ;
41 Hoornster eed ;
42 Zijldijkster eed ;
43 Westeremder voorwerkster eed ;
44 Groefster eed ;
45 Eekwerder eed ;
46 Warnster eed ;
47 Loppersumer kleine eed ;
48 Hoeksmeerster eed ;
49 Slochter eed ;
50 schepperij Westzijde van Slochteren ;
51 schepperij Kolham ;
Scharmerzijlvest
53 Ten Boerster eed ;
54 Garmerwolder eed ;
55 Bouwschapper eed ;
56 Heidenschapper eed ;
57 schepperij Grote Harkstede ;
58 schepperij Scharmer ;
59 Woltersumer eed ;
60 Blookster eed ;
61 Klein Harksteder eed ;
62 Engelberter zijleed ;
63 Middelberter zijleed ;
64 schepperij Oosterstadshamrik ;
65 ingelaten landen onder het Oosterstadshamrik ;