Historisch overzicht
Over de wederdopers in het Humsterland in de periode 1531 -1535 is maar weinig bekend.
[NOTE A.F. Mellink, Documenta Anabaptistisca Neerlandica, I, 131]
Een deel van de wederdopers vroegen - na de val van de stad Munster in juni 1535 -
Menno Simons van Witmarsum (Fr.), een uit de Roomse Kerk getreden priester, om hun
leidsman te worden. Zijn volgelingen werden na 1544 Menno's volk of Mennisten genoemd.
In de dooplijst [NOTE Dooplijst van Leenart Bouwens betreffende de provincie Groningen:
zie Groninger Volksalmanak 1915, 113-118.] van de "Oudste" Leenart Bouwens worden
alleen aantallen gedoopten vermeld. In de periode 1551-1582 werden in Ezinge ca. 25,
in Niehove 25 en Noordhorn 32 personen gedoopt. Tot welke gemeenten deze dopelingen
behoorden is niet meer vast te stellen.
In de periode 1555 - 1570 splitsten de Mennisten in Nederland en Oost-Friesland zich
in meerdere groepen. In 1574 en 1578 vergaderden verschillende groepen Mennisten uit
het gehele land in Humsterland en spraken over de onderlinge geschillen. Het verslag
van deze vergaderingen staat bekend als "Vrede in Humsterland" [NOTE Gemeentearchief
Amsterdam, Inventaris der archiefstukken berustende bij de Vereenigde Doopsgezinde
gemeente te Amsterdam, 1883, I, inv.nr. 467, 470 en 473.] . Veel stabiliteit heeft
dit document echter niet gebracht. Door steeds verder gaande splitsingen en gebrek
aan andere informatie is de gemeenteontwikkeling in de rest van de 16e en 17 eeuw
in het Humsterland nauwelijks meer te volgen. Omstreeks 1710 zijn er in het Humsterland
twee gemeenten: één der stroming van de Groninger Oude Vlamingen en één der stroming
van de Vlamingen.
De gemeente der Groninger Oude Vlamingen vergaderde op Gaaikemaweer [NOTE S. Blaupot
ten Cate, Geschiedenis van de Doopsgezinden in Groningen, Overijssel en Oost-Friesland,
I, 205] .
De gemeente had in 1710 [NOTE RHC Groninger Archieven (GrA), Archief van de Sociëteit
der Groninger Oude Vlamingen (SGOV), toegangsnummer 358, inv.nr. 1] : 14 broeders,
in 1733: 8 broeders en 6 zusters, in 1754: 7 broeders en 6 zusters, in 1767: 1 vermaner
en 12 leden. Van de 12 leden was 1 diaken en 1 vermaner met emeritaat. Gewoonlijk
had men per gemeente 2 vermaners. Een van hun bekendste vermaners was Tiete Popkes.
Hij begon in 1725 als vermaner en werd in 1733 door de Sociëteit tot Oudste verkozen.
In 1766 werd in de notulen [NOTE ibidem, inv.nr. 4] van de Sociëteit aangetekend dat
de gemeente zeer klein is en medegedeeld dat: "er zijn nog 6 broeders, dog Tiete Popkens
schijnt nog niet buyten hoop te zijn, eerlang nog een verkiesing van een leraar te
sullen doen". Na het overlijden van Tiete Popkes (in de ouderdom van ca 74 jaar) in
1770, kwam de gemeente niet meer ter Sociëteitsvergadering. Op 4 juli 1775 deelden
de nog overgebleven leden mede [NOTE ibidem, inv.nr. 1, notulen 1775] dat zij zich
afscheidden van de Sociëteit der Groninger Oude Vlamingen. De leden sloten zich aan
bij de Vlaamse gemeente op de Jensemaweg in Humsterland. De vermaning op Gaaikemaweer
werd in 1778 verkocht. [NOTE GrA, Archief van het Plaatselijk Gerecht van Niehove,
toegangsnummer 735, inv.nr. 380, 21 oktober 1778]
De leiding van de gemeente berustte in de eerste helft van de negentiende eeuw bij
de leraar en de kerkeraad van 5 leden.
De beroeping in 1818 van Gerrit Bakker uit Oldeboorn, die gestudeerd had aan de "Kweekschool"
te Amsterdam (opleidingsinstituut voor doopsgezinde predikanten), heeft grote invloed
op de gemeente en haar omgeving gehad. Vanaf 1826 werden er pogingen gedaan om een
nieuw kerkgebouw te verkrijgen. Dit gelukte eerst in 1838. De overheid gaf 20% subsidie
onder beding dat de architectuur onder toezicht van een ambtenaar van "den Waterstaat"
zou geschieden. Op 30 september van dat jaar werd de laatste doopsgezinde dienst in
de vermaning aan de Jensemaweg in Humsterland en op 18 november werd de nieuwe kerk
aan de Langestraat te Noordhorn met het meubilair [NOTE GrA, Archief van de Sociëteit
van Doopsgezinde gemeenten in Groningen, Drenthe en Oost-Friesland, toegangsnummer
359, inv.nr. 6] uit de oude vermaning in gebruik genomen. De naam van de gemeente
werd gewijzigd in Doopsgezinde gemeente Noordhorn. De lege vermaning aan de Jensemaweg
werd bij publieke verkoping van 29 april 1839 [NOTE GrA, Archieven van de notarissen
te Zuidhorn, standplaats 15, toegangsnummer 99, inv.nr. 107, aktenrs. 59a en 64.]
verkocht.
De hoogste bieders waren leden van de Christelijk afgescheiden gemeente van Ezinge,
die het gebouw voorlopig als kerk voor hun gemeente in gebruik namen. Na realisatie
door de Christelijk afgescheiden gemeente van een eigen kerkgebouw te Ezinge in 1842,
kreeg de oude vermaning een particuliere bestemming. De oude vermaning werd in 1862
gesloopt [NOTE Dienst van het Kadaster en Openbare registers, Kad. gem. Oldehove,
sectie K, hulpkaart 23, opgemaakt 5 mei 1862] en vervangen door twee nieuwe woningen.
In 1852 werd de in het slop geraakte organisatie van de gemeente gereorganiseerd.
Er werd een reglement vastgesteld. Men zou voortaan minimaal 4 keer per jaar als kerkenraad
bijeen komen en hiervan notulen bijhouden. Voor de ledenadminstratie werd een nieuw
boek aangeschaft. De kerkenraad werd met 1 lid ten behoeve van het gemeentefonds uitgebreid.
Het oudste kerkenraadslid van het gemeentefonds in dienstjaren werd voorzitter. De
leraar werd belast met het secretariaat.
Na het overlijden van Gerrit Bakker in 1871 werd besloten een nieuwe pastorie te bouwen.
Ze werd in 1872 in gebruik genomen. [NOTE GrA, Archief van de Doopsgezinde gemeente
Humsterland na 1838 Noordhorn (DgHu), toegangsnummer 362, inv.nr. 47]
In 1887 stelde de vacante gemeente Pieterzijl aan de gemeente Noordhorn voor om samen
één predikant te beroepen. Het resultaat was echter, dat de predikant het beroep van
de gemeente Pieterzijl aannam en de gemeente Noordhorn verliet. Een eventuele combinatie
komt in de volgende decennia bij vacatures regelmatig ter sprake. De combinatie kwam
pas in 1946 onder druk van de financële situatie van beide gemeenten alsmede het gebrek
aan proponenten tot stand. Beroepen werd predikant S.S. Smeding van Ouddorp (Zuid-Holland).
In 1956 werd deze gevraagd om consulent te zijn in de vacante gemeente Den Horn. Gesprekken
tussen de gemeente Den Horn en de predikant Smeding leidden ertoe dat deze met instemming
van de kerkenraden van de gecombineerde gemeenten Noordhorn en Pieterzijl in 1958
eveneens in Den Horn kon worden beroepen. Na zijn vertrek in 1960 werd het secretariaat
vervuld door een lid van de kerkenraad. Tien jaar later besloten de leden van de drie
gemeenten om alle werkzaamheden samen te voegen. De nieuwe gemeente heet de "Verenigde
doopsgezinde gemeente in het Westerkwartier van Groningen". Van elke gemeente gingen
twee van de zittende kerkenraadsleden over naar de nieuw te vormen kerkenraad.
In 1890 namen de leden het principebesluit om een orgel in de kerk te plaatsen. Door
financiële moeilijkheden kon dit besluit pas in 1900 worden uitgevoerd.
Op regionaal niveau was de gemeente lid van de Humsterlandse Sociëteit. Zij ondertekende
in 1772 een verbintenis om elkaar binnen de sociëteit geestelijk en financieel te
steunen. In 1825 steunde zij het initatief van haar leraar om te komen tot oprichting
van een nieuwe sociëteit voor alle doopsgezinde gemeenten in de provincie Groningen.
Na haar totstandkoming in 1826 werd ze meteen lid. De "Humsterlandse Sociëteit", overbodig
geworden, werd in 1829 ontbonden. De financiën van de opgeheven sociëteit werden verdeeld
onder de aangesloten gemeenten. [NOTE GrA, DgHu, toegangsnummer 362, inv. nr. 47]
.
Op landelijk niveau sloot de gemeente zich niet aan bij het Algemeene Emeritaatsfonds
van de Algemene Doopsgezinde Societeit (opgericht in 1848). Dit verzuim had tot gevolg,
dat Gerrit Bakker tot aan zijn dood toe in 1871 dienst heeft moeten doen. Hij was
toen 82 jaar oud. De kwestie van niet-lid zijn van het emeritaatfonds heeft voor de
predikanten, die na hem kwamen en doorgaans 3-6 jaar bleven, verder géén grote gevolgen
gehad. In 1895 stelde de Algemene Doopsgezinde Societeit haar jaarlijkse bijdrage
afhankelijk van toetreding tot het emeritaatsfonds en de effecten van de diaconie
moesten inbewaring worden gegeven bij de Nederlandse Bank. De gemeente werd in 1896
lid van het emeritaatsfonds. De oprichting van het Menno-fonds, bedoeld ten behoeve
van de verhoging van de traktementen van de predikanten, leidde in 1921 tot de officiële
aansluiting bij de Algemene Doopsgezinde Sociëteit (A.D.S.) te Amsterdam.
Geschiedenis van het archief en de verantwoording van de inventarisatie
De archiefbescheiden zijn slechts voor een deel bewaard gebleven. Volgens overlevering
is het oudste gedeelte van het archief in de periode 1880-1900 gebruikt bij het aanmaken
van de kolenkachel in de kerk.
Verder zijn de archiefbescheiden van de boekhouder van het gemeentefonds uit de periode
1914-1939 door brand bij hem thuis verloren gegaan.
De archiefbescheiden van deze gemeente werden in 1970/71 overgebracht naar het Rijksarchief
in Groningen. [NOTE GrA, Archief van de Verenigde doopsgezinde gemeente in het Westerkwartier
van Groningen, toegangsnummer 363, notulen van 1970.] Aanvullingen vonden plaats op
31 januari 1978, op 9 maart, 8 en 26 juni en 27 juli 1979 (aanwinstnummer 6). Het
archiefmateriaal, dat in 1979 werd overgebracht, was aangetroffen in een houten kist
in de kerkenraadskamer in de kerk te Noordhorn. Deze kist, waarop de naam van S.K.
de Waard [NOTE De Waard was secretaris van 1884-1892 en daarna voorzitter tot 1906]
was geschilderd, bevatte naast archivalia ook een groot aantal publicaties van doopsgezinde
signatuur. Deze zijn geplaatst bij de afdeling documentatie van het archief van Sociëteit
van Doopsgezinde gemeenten in Groningen, Drenthe en Oost-Friesland. Daaraan werden
in 1989 (aanwinstnummer 44) archiefbescheiden van de Jongerenkring Noordhorn-Den Horn
toegevoegd.
De overgedragen archiefbescheiden werden geordend, geschoond en geïnventariseerd in
1989/'90. De vermenging van de archiefbescheiden, ontstaan bij de samenvoeging van
de drie gemeenten, is ongedaan gemaakt.
Bij de inventarisatie is gebruik gemaakt van de richtlijnen voor het beheer van de
archieven van de Doopsgezinde Broederschap in Nederland, uitgegeven in 1988 door de
Commissie tot de Archieven van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit (A.D.S.) te Amsterdam.
De inleiding werd in mei 2006 herschreven en aan de archivalia werd toegevoegd een
preek van Eye Clasen uit 1797, die gedrukt werd te Groningen in 1799 (aanwinstnummer
2005 nr. 84).
Bij de inventarisatie van het archief van de Verenigde Doopsgezinde gemeente in het
Westerkwartier van Groningen (rechtsopvolger) werden archiefbescheiden van de gemeente
Den Horn aangetroffen. (zie aanwinstnrs. 2007 097 en 171). Deze archiefbescheiden
zijn in 2007 ingevoegd en toegevoegd zijn de nummers 74, 75.
Openbaarheid
Voor raadpleging van archiefbescheiden jonger dan 30 jaar is schriftelijke toestemming
vereist van de eigenaar (rechtsopvolger): de "Verenigde doopsgezinde gemeente in het
Westerkwartier van Groningen".
Lijst van vermaners, leraren en predikanten
Gemeente van Groninger Oude Vlamingen, vergaderende te Gaaikemaweer:
Tiete Popkes,1725 verkozen tot vermaner, 1733 tot Oudste (bij de Societeit der Groninger
Oude Vlamingen en in 1762 tot Algemeen Opziener, 1770 overleden [NOTE GrA, SGOV, toegangsnr.
358, inv.nr. 1]
Gemeente der Vlamingen te Homsterland, na 1776 Humsterland, na 1838 Noordhorn:
Jan Wilemsz, verkozen 1727 [NOTE Naamlyst der Remonstransche professoren en predikanten,
benevens die der Doopsgezinden, in en buiten de Vereenigde Nederlanden....., 1731
- 1810, Amsteldam, Schooneveld]
Wilem Albertsz, verkozen 1730 [NOTE ibidem]
Herm. Derks, verkozen 1746 - 1755, emeritus [NOTE ibidem]
Barteld Willems, 1756 verkozen [NOTE ibidem] , aanwezig op de vergadering van de Humsterlandse
Sociëteit, 7 juni 1773 [NOTE GrA, Archief van de Humsterlandse Sociëteit, toegangsnr.
943, inv.nr. 1] , overleden in 1794
Geert Jansz, 1756 verkozen [NOTE Naamlijst, zie voetnoot 17]
Jakob Willems, 1780 verkozen [NOTE ibidem]
Eije Klaassen (Eye Clasen), 1780 verkozen [NOTE ibidem] , overleden 28 november 1808
op ter Horn onder Oldehove [NOTE GrA, Archief van de Burgerlijke Stand Ezinge, toegangsnummer
1631, akten van huwelijken 1815, aktenr. 3, bijlage 10]
Jacobus Bosch, proponent 1814, intrededienst 4 september 1814, overleden 10 juni 1816
te Noordhorn.
Gerrit Bakker, 1811 proponent, intrededienst 8 maart 1818 gekomen van Oldeboorn, overleden
28 februari 1871 te Noordhorn.
Jetze Pottinga Hzn.,1871 proponent, intrededienst 26 november 1871, afscheidsdienst
1 februari 1874 vertrokken naar Hindelopen (Fr.)
Cornelis Leendertz., 1866 proponent, intrededienst 23 mei 1875, gekomen van Zwartsluis
(Ov.), afscheidsdienst 24 november1878, vertrokken naar Middelstum.
Hendrik van Calcar, 1863 proponent, intrededienst 15 augustus1880, gekomen van Veenwouden
(Fr.), afscheidsdienst 10 oktober 1886, vertrokkken naar Noord- en Zuid-Zijpe (NH.)
Sybrand Feike van der Ploeg, 1880 proponent, intrededienst 18 december 1887, gekomen
van Drachten en Ureterp (Fr.), afscheidsdienst 16 juni 1889, vertrokken naar Pieterzijl.
Mark Leonard Hartog, 1889 proponent, intrededienst 9 februari 1890, gekomen van Utrecht,
afscheidsdienst 15 maart 1891, vertrokken naar Joure (Fr.)
Egbertus Marius ten Cate, 1893 proponent, intrededienst 21 februari 1894, afscheidsdienst
29 november 1896, vertrokken naar Monnikendam (NH.)
Arnoldus de Jong, 1898 proponent, intrededienst 13 november 1898, afscheidsdienst
13 november 1910, vertrokken naar Hindelopen en Koudum (Fr.)
Rein Douwes Boersma, 1906 proponent, intrededienst 1 december 1912, gekomen van Terschelling,
afscheidsdienst 19 november 1922, vertrokken naar Bovenknijpe (Fr.)
Mw. Fransina Tieks Koening, 1935 proponent, intrededienst 2 augustus 1936, gekomen
van Ameland, 17 mei 1942 afscheid genomen van de gemeente. Zij ging op 24 juni 1943
over naar de Hervormde Kerk.
Johannes Hendrik Rawie, 1942 proponent, intrededienst 20 september 1942, afscheidsdienst
20 augustus 1945, vertrokken naar Nederlands-Indië als legerpredikant.
Sibold Sicco Smeding, *1894, 1944 proponent, intrededienst 1 februari 1946, gekomen
van Ouddorp (ZH.), beroepen in de gecombineerde gemeenten Noordhorn en "Pieterzijl
te Grijpskerk", in 1958 tevens beroepen te Den Horn, afscheidsdienst 30 oktober 1960
vertrokken naar Rotvalle-Witveen (Fr.), overleden 16 juli 1970 te Roden [NOTE Doopsgezind
Jaarboekje 1971, blz. 17-20: in memoriam] .
Bart Couperus, 1961 proponent, intrededienst 9 april 1961 in de drie gecombineerde
gemeenten, afscheidsdienst 1 juni 1966, vertrokken naar 's-Gravenhage (ZH.)
Mw. Hilda Alida Schiere-Leyns, 1948 proponent, intrededienst 11 februari 1968, gekomen
van Surhuisterveen (Fr.), beroepen in de drie gecombineerde gemeenten tot 31 december
1968, daarna met ingang van 1 januari 1969 in dienst van de drie gefuseerde gemeenten,
afscheidsdienst 26 november 1978 in verband met emeritaat, overleden 22 februari 1979
te Zuidhorn.