#guid
FDC9128BC10B4D628187A6B96EAA56FC
Beperking
In verband met de privacy is inventarisnummer 1 niet vóór 1-2028 openbaar.
Toegang
Inventaris
Gemeente
Aalten
Naam van de archiefvormer
Nederlands Katholiek Vakverbond, afdeling Aalten.
Geschiedenis van de archiefvormer
Na de afkondiging van de pauselijke encycliek Rerum Novarum in 1891, waarin de katholieken
werden opgeroepen zich per stand te organiseren tegen de gevaren van de moderne tijd,
kregen de Nederlandse katholieke arbeiders ruimte om, onder hoede van de geestelijkheid,
eigen verenigingen op te richten. Op lokaal niveau ontstonden er zogenoemde volksbonden
en, wat later, werkliedenverenigingen, die zich vooral richtten op het beschermen
en het verheffen van het geestelijke en zedelijke peil van de katholieke arbeider.
In 1906 vormden deze verenigingen de Federatie van R.K. Volks- en Werkliedenbonden.
Naast deze lokale verenigingen ontstonden er vakbonden die landelijk opereerden en
die opkwamen voor de stoffelijke belangen van de katholieke arbeider. Deze vormden
in 1909 het R.K. Vakbureau.
In 1916 vaardigden de Nederlandse bisschoppen een mandement uit waarin ze ieder lid
van een katholieke vakbond verplichtten ook lid te worden van de plaatselijke katholieke
werkliedenvereniging. Tevens spraken zij de wens uit dat iedere plaats met voldoende
katholieken beschikte over een eigen werkliedenvereniging. Gevolg hiervan was dat
in de daaropvolgende jaren, althans in de regio Nijmegen, in ieder dorp zo’n vereniging
werd gesticht, voor zover nog niet aanwezig. Op landelijk niveau betekende het dat
Federatie en Vakbureau nauw met elkaar gingen samenwerken; in 1925 fuseerden zij zelfs
met elkaar tot het R.K. Werkliedenverbond (RKWV). Voortaan was er één landelijke organisatie
ter behartiging van zowel de materiële als de immateriële belangen van de katholieke
arbeider, die zich op lokaal niveau liet vertegenwoordigen door de R.K. Werkliedenverenigingen.
Deze hielden zich niet uitsluitend, vaak zelfs niet hoofdzakelijk, met vakbondswerk
bezig; zij organiseerden ook culturele en sportieve activiteiten voor de katholieke
arbeidersstand. Harmonieën en voetbalverenigingen waren als ‘onderafdeling’ bij werkliedenverenigingen
aangesloten.
In 1941 werd het RKWV op last van de Duitse bezetter opgeheven. Het werd in 1945 heropgericht,
maar kreeg nog in hetzelfde jaar een nieuwe naam: de Nederlandse Katholieke Arbeidersbeweging
(KAB). De KAB vertegenwoordigde op haar hoogtepunt, rond 1960, zo’n dertig procent
van de georganiseerde arbeiders. Zij onderhield toen nog warme betrekkingen met zowel
de kerk als de Katholieke Volkspartij (KVP), maar van beide instituten nam zij in
de loop van de jaren zestig afstand. In 1964 werd de KAB omgevormd tot het Nederlands
Katholiek Vakverbond (NKV), dat zich afficheerde als een vakcentrale voor alle werknemers
en niet alleen voor katholieke arbeiders. In 1972 trad het NKV met andere vakcentrales
in overleg om tot een federatie te komen. De uitkomst hiervan was dat het met het
Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV) in 1976 de Federatie Nederlandse Vakbeweging
(FNV) oprichtte. Op 1 januari 1982 hieven het NKV en het NVV zichzelf op en ging de
FNV door als zelfstandig vakcentrale.
Kenmerkend aan het RKWV en de KAB was zowel een sterke centralisatie als een fijnmazige
lokale structuur. Enerzijds trokken zij de regie zoveel mogelijk naar zich toe, anderzijds
lieten zij zich in iedere plaats vertegenwoordigen door een aparte afdeling. Dit had
het naast elkaar bestaan van zeer kleine en zeer grote afdelingen tot gevolg. Overigens
waren de afdelingen in grote plaatsen, dat wil zeggen steden en dorpen met meerdere
parochies, verder onderverdeeld in parochiale onderafdelingen. Muziek- en sportverenigingen
konden ook als onderafdeling bij een afdeling zijn aangesloten. Het RKWV, en later
de KAB, hield zich nadrukkelijk niet alleen met vakbondswerk bezig, maar ook met ‘standswerk’:
de geestelijke en culturele verheffing van de katholieke arbeidersstand. Organisatorisch
kwam dit tot uiting in een duale structuur. Bij het RKWV, later de KAB, waren zowel
vakbonden als standsorganisaties aangesloten. In tegenstelling tot de landelijke vakbonden
waren de vijf standsorganisaties diocesaan georganiseerd. Voor de regio Nijmegen betekende
dit dat het geestelijk-zedelijk peil van katholieke vakbondsleden ten zuiden van de
Waal bewaakt werd door de Bossche Diocesane Bond, gevestigd in Tilburg, en ten noorden
van de Waal door de Utrechtse Diocesane Bond, gevestigd in Utrecht.
De structuurwijziging van de KAB in het NKV had lokaal wel verstrekkende gevolgen.
De standsorganisaties parochiale onderafdelingen verdwenen, muziek- en sportverenigingen
werden verzelfstandigd en kwamen los te staan van de vakbeweging. Het bestuur van
de plaatselijke afdeling bestond voortaan uit afgevaardigden van de plaatselijke afdelingen
van NKV-bonden.
De afdeling werd in 1917 opgericht en bestond nog in 1967.
Taken of bemoeienissen van de archiefvormer en de wijzigingen daarin
De taak van het RKWV was tweeledig: enerzijds de katholieke arbeiders in het gareel
houden, anderzijds de belangen van deze arbeiders vertegenwoordigen door te onderhandelen
met de organisaties van andere katholieke standen, met de katholieke politieke partij
en met de vakverenigingen van andere religieuze en politieke stromingen. Om deze taken
uit te kunnen voeren leidde het RKWV kaderleden op, die afkomstig waren uit de arbeidersstand.
De Nederlandse Katholieke Arbeidersbeweging (KAB, vanaf 1945) beschikte hierdoor over
een zelfbewust kader, dat de emancipatie van de katholieke arbeider binnen de katholieke
zuil als het doel van de KAB zag. Om dit te bereiken trachtte de KAB haar invloed
te vergroten door actief leden te werven en door binnen de Katholieke Volkspartij
politieke mandaten op te eisen. Het wegvallen van de katholieke zuil en de daarmee
samenhangende katholieke sociale leer in de jaren zestig maakte dat de taakstelling
van de KAB in zijn geheel kwam te vervallen. Het Nederlands Katholiek Vakverbond (NKV,
vanaf 1964) zag het niet meer als zijn taak te waken over de katholiciteit van zijn
leden, het wenste enkel nog een vakcentrale te zijn, die opkwam voor de materiële
belangen in zake loon en arbeidsomstandigheden van alle werknemers, ongeacht hun gezindte.
Op afdelingsniveau probeerde het RKWV, en later de KAB, een factor te zijn in de lokale
politiek en het lokale verenigingsleven. Hoewel dit streven niet volledig verdween
in 1964, beperkte de afdelingen van het NKV zich meer tot kerntaken van de vakbeweging.
Een afdeling bood haar leden hulp bij het invullen van belastingformulieren en het
aanvragen van uitkeringen. Verder benoemde zij vertegenwoordigers in het bestuur en
de raad van toezicht van de plaatselijke Kamer van Koophandel en in diverse sociaaleconomische
adviescommissies van het gemeentebestuur.
Lotgevallen van het archief
Het archief berustte oorspronkelijk bij de archiefvormer op het secretariaat en werd
in de periode 1979-2012 overgedragen aan de Stichting Vakbondshistorisch Archief Nijmegen
en omstreken (SVAN). Vrijwilligers van het SVAN hebben het archief door middel van
een codelijst ontsloten.
In 2012 schonk de Stichting Vakbondshistorisch Archief Nijmegen en omstreken (SVAN)
het archief aan het Regionaal Archief Nijmegen. In 2018 nam het Erfgoedcentrum het
archief in beheer.
Openbaarheid
In verband met de privacy is inventarisnummer 1 niet vóór 1-2028 openbaar.
Literatuur- en andere bronnen
J. Roes (red.), Katholieke arbeidersbeweging. Studies over KAB en NKV in de economische
en politieke ontwikkeling van Nederland na 1945, Baarn 1985.
Website: https://svan.nl/ (geraadpleegd 10-4-2018)
Naam van inventarisator, organisatie(onderdeel) dat de bewerking/inventarisatie heeft
verricht, jaar en plaats van totstandkoming van de toegang
Nijmegen, 2017. Andreas Caspers
Nederlands Katholiek Vakverbond, afdeling Aalten