Overzicht van de historie en de organisatie
De voor-reformatorische tijd
Het christendom heeft zich rond 800 beoosten de IJssel gevestigd. Dit gebeurde eerst
nadat de Saksen door Karel de Grote waren onderworpen. Onder de bescherming van de
Franken konden Ludger en zijn medewerkers met de verbreiding van het Christendom beginnen.
Het feit dat de parochiekerk van Steenderen (thans hervormde kerk) gewijd werd aan
de Frankische heilige Remigius wijst op de inbreng van de onderdanen van Karel de
Grote bij de introductie van het christendom in deze streek. Steenderen behoorde tot
het aartsdiakonaat Deventer in het bisdom Utrecht. De pastoors werden voorgedragen
en in wezen benoemd door de proost van het klooster Bethlehem dat even ten zuid-oosten
van Doetinchem gelegen was. Dit patronaatsrecht was in 1217 door de bisschop van Utrecht
in handen gegeven van het voornoemde klooster. Opvallend is dat in de directe nabijheid
van de kerk te Steenderen enige kapellen werden gesticht (Bronkhorst ca.1344, Baak
in 1362, Toldijk in 1492). [NOTE De scheiding, Steenderen en Bronkhorst in de reformatie-
tijd, door: J.A.S.Offenberg, 1976, blz.12]
De reformatie onder Steenderen
Met de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) brak voor Steenderen, vooral gedurende de
eerste dertig jaar, een roerige tijd aan waarin ook het protestantisme werd gevestigd.
Nadat Jan van Nassau in 1578 stadhouder van Gelderland was geworden, werd gepoogd
om het grotendeels nog Rooms-katholieke Gelderland te reformeren. De bevolking zelf
had geen haast om zich de gereformeerde religie eigen te maken. In 1580 vroegen de
ingezetenen onder Steenderen nog bij het klooster Bethlehem om de benoeming van een
opvolger van de overleden pastoor Arndss. Het Gelderse hof echter gelastte in juli
1580 de aanstelling van Sebastiaan Planck, de vroegere kapelaan van Bronkhorst, als
predikant te Steenderen. [NOTE De scheiding, Steenderen en Bronkhorst in de reformatie-
tijd, door: J.A.S.Offenberg, 1976, blz.71, Iets uit de geschiedenis van Steenderen
en Bronkhorst, door: dr.A.ten Doeschate, 1919, blz.52, 53]
Het strijdgewoel van de Tachtigjarige oorlog alsook enige pest-epidemieën leidden
tot ontvolking van de streek. Het kasteel te Bronkhorst, gelegen aan de IJsseloever,
was een belangrijk strategisch en daardoor begeerd steunpunt dat de strijdende partijen
aantrok. In 1581 werden het stadje en het slot Bronkhorst ingenomen door een Spaanse
troepenmacht en na een maandenlange belegering door de Staatse troepen bezet. De omgeving
werd daarna jarenlang beheerst door Spaanse ruiter-patroeljes, terwijl het kasteel
in Staatse handen bleef. Eerst met de verovering van Groenlo door Frederik Hendrik
in 1627 keerde de rust in de streek weer.
Steenderen kwam in de invloedssfeer van het protestantisme toen in de nabijgelegen
stad Zutphen de calvinistische partij in 1591 door het garnizoen in het zadel werd
geholpen.
Over het optreden van de eerder genoemde predikant Sebastiaan Planck werden vooralsnog
geen gegevens aangetroffen. In 1595 werd te Steenderen weer een nieuwe predikant beroepen:
Johannes Weete. Hij vestigde zich voor de veiligheid waarschijnlijk te Bronkhorst.
Hij vroeg het Gelderse hof althans om op het kasteel kerkdiensten te mogen houden.
Dit werd echter in verband met de angst voor Spaanse insluipers afgewezen. [NOTE De
scheiding, Steenderen en Bronkhorst in de reformatie- tijd, door: J.A.S.Offenberg,
1976, blz.74-81]
De kerk te Steenderen had in de afgelopen periode zwaar te lijden gehad. In de classicale
vergadering te Zutphen in mei 1598 werd overwogen om kerkegoederen ter plaatse te
verkopen om de reparatie van het gebouw te financieren. [NOTE Acta classis Zutphen
(bewaard in gemeentearchief Zutphen) vergadering 30/31-5-1598, art.43] In 1603 bleek
te Steenderen nog onvoldoende gedaan te zijn aan het uitwissen van de herinneringen
aan de Rooms-katholieke religie want de acta van de classicale vergadering van 29
maart geven te lezen: 'datt die beelden, altaren tot Ruyrlo, Verscheveld, Aelten en
Steenderen, end zo noch in eenige plaetsen zijn in't geheel mochten hen wech genomen
werden'. [NOTE Acta classis Zutphen (bewaard in gemeentearchief Zutphen) vergadering,
vergadering 29-3-1603, art.8] Ruim een jaar later constateerde de classis 'met droefenisse'
dat de kerk van Steenderen en Bronkhorst nog altijd vervallen was en dat de 'almissen'
misbruikt werden. De nieuwe predikant, Vincentius Schultgen, werd opgedragen alles
'wederom in goede ordeningh te brengen'. [NOTE Acta classis Zutphen (bewaard in gemeentearchief
Zutphen) vergadering, vergadering 22-5-1604, art.39] Wellicht heeft Schultgen zich
van zijn opdracht gekweten want de materiële toestand van de kerk te Steenderen bleef
daarna onbesproken in de classicale vergaderingen. Wel baarde de huwelijksmoraal van
de predikant de nodige zorgen. Uiteindelijk werd Vincentius Schultgen in 1629 om die
reden uit de dienst te Steenderen ontheven. De bekleding van het ambt van schoolmeester
werd hem nog wel toegestaan. [NOTE Acta classis Zutphen (bewaard in gemeentearchief
Zutphen) vergadering, vergaderingen 16-3-1612, art.16; 17-3-1612, art 7; 13-10-1612,
art.20; 9-9-1628]
Met de Rooms-katholieke geloofsbeleving onder Steenderen werd gedurende de reformatie
niet volledig afgerekend.
In 1615 werd Borchart van Westerholt, woonachtig op Hackfort onder Vorden, door vererving
eigenaar van het huis Baak. Van Westerholt was, de druk van de overheid ten spijt,
Rooms-katholiek gebleven. Hij bood Rooms-katholieke geestelijken de gelegenheid om
te Baak een geregelde zielzorg onder de omwonenden te plegen. Na zij dood werd dit
beleid door zijn weduwe en latere opvolgers voortgezet. Baak bleef een Rooms-katholieke
enclave. De overheid bleek niet bij machte om in deze situatie in te grijpen. [NOTE
De scheiding, Steenderen en Bronkhorst in de reformatie- tijd, door: J.A.S.Offenberg,
1976, blz.84-86] Opvallend zijn in dit verband ook de klachten die sinds 1645 vanuit
Steenderen bij de classis binnenkwamen over het bestaan van zogeheten bijscholen te
Baak en te Toldijk. Zeker wat Baak betreft was sprake van een 'paapse' school. Aandrang
van de classis bij de overheid om aan deze situatie een einde te maken miste effect.
[NOTE Acta classis Zutphen, vergaderingen, 14/16-4-1645, art.38.2; 28/30-3, 1-4-1663,
art.23, 21/24-4-1691, art.34.4; 2/5-4-1695; 21/24-1696, art.20; 13/15-4-1697, art.XXV;
4/6-5-1698, art.XXII]
Bronkhorst en Steenderen
Bronkhorst behoort vanouds tot de parochie van Steenderen. Ook na de reformatie omvatte
de gereformeerde (hervormde) gemeente de heerlijkheid Bronkhorst en het ambt Steenderen.
In 1811 werden Bronkhorst en Steenderen in één commune (gemeente) verenigd en vielen
de grenzen van de kerkelijke en burgerlijke gemeente samen.
Met de St.Remigius-kerk te Steenderen als moederkerk werd te Bronkhorst door de heren
van Bronkhorst een kapel gesticht. De tot dusver oudst aangetroffen vermelding van
deze kapel, die gewijd werd aan de H.Maagd en aan St.Martinus, dateert uit 1344. Het
betreft een schenking van goederen aan de toen reeds bestaande kapel. In 1345 en in
1360 is er sprake van hernieuwde stichtingen van de kapel. Bij de laatste gelegenheid,
in 1360, gaf de pastoor van de parochie van Steenderen, waarvan Bronkhorst dus deel
uit maakte, zijn toestemming mits de rechten van de parochiekerk te Steenderen onverkort
zouden worden gehandhaafd en dat in de kapel te Bronkhorst niet mocht worden begraven.
Vondsten van menselijke skeletresten en geschreven bronnen tonen aan dat met deze
laatste bepaling de hand werd gelicht. [NOTE Bronkhorst, korte historie van stad en
heerlijkheid, door: E.J.van Ebbenhorst Tengbergen, 1967, blz.47, 51, 52]
Na de hervorming ontstond in 1633 enige beroering onder de ingezetenen van Steenderen
nadat de predikant, Albertus Brielius, had aangekondigd om in het vervolg op zondagmiddagen
kerkdiensten te houden in de kapel te Bronkhorst. Dat zou 'bij menschen gedencken'
niet te Bronkhorst gebeurd zijn 'dan alleen op Brunckhorster kerremisse'. Onder aanvoering
van de richter werd tegen dit voornemen protest ingediend bij de classis omdat hierin
een begin van de uiteindelijke afsplitsing van Bronkhorst werd voorzien. De predikant
kreeg op de classicale vergadering bevel om de diensten te Bronkhorst, waarmee hij
inmiddels begonnen was, te staken in afwachting van de uitkomst van een overleg met
de landdrost. Blijkbaar ging deze niet akkoord want de wekelijkse diensten werden
niet hervat. [NOTE Acta classis Zutphen, vergadering 2-4-1633, art.19-22]
Een nieuw reglement op de administratie van de diakonie gaf in 1659 opnieuw aanleiding
tot een conflict tussen Steenderense en Bronkhorstse belangen. De acta van de classis
zijn niet duidelijk over de precieze oorzaak. Waarschijnlijk ging het om een voorgeschreven
vereniging van 'de administratiën van de aelmoessen', waarbij de ingezetenen van Bronkhorst
hechtten aan de handhaving van een gescheiden administratie van de diakonie van Steenderen
en die van Bronkhorst. In dit geval werden de belangen van Bronkhorst gerespecteerd.
[NOTE Acta classis Zutphen, vergadering 12/15-4-1659, art.42]
De kapel te Bronkhorst geraakte op een niet nader bekend tijdstip in het bezit van
de stad Bronkhorst. In de loop van de 17e en 18e eeuw was er sprake van voortdurend
verval. Het gebouw raakte als godshuis in onbruik. Rond 1816 werd de kapel als school
in gebruik genomen. De kapel, eigendom van 'het vlek Bronkhorst' en in die hoedanigheid
beheerd door de burgerlijke gemeente Steenderen, werd in 1842 en in 1883 ingrijpend
verbouwd. In 1932 werd de school te Bronkhorst opgeheven en restte er een verminkt
gebouw dat geen gelijkenis meer toonde met de staat van enkele eeuwen eerder. In 1954
werd eens per maand een kerkdienst in de kapel gehouden. Hiermee drong zich tevens
de vraag op naar de mogelijkheid tot restauratie van de kapel. Nadat een goede financiële
basis was gelegd begon in 1960 de verbouwing. Mede aan de hand van een prent, in 1743
vervaardigd door Jan de Beyer, kon het gebouw in de oorspronkelijke staat worden hersteld.
[NOTE Bronkhorst, korte historie van stad en heerlijkheid, door: E.J.van Ebbenhorst
Tengbergen, 1967, blz.7-9, 48-52]
De bijzondere positie welke Bronkhorst heeft ingenomen komt nog altijd tot uiting
in het bestaan van de diakonie van Bronkhorst naast die van Steenderen alsmede in
de officiële benaming van de gemeente; de Nederlandse hervormde gemeente van Steenderen
en Bronkhorst.
De organisatie van de hervormde gemeente
De kerkelijke organisatie behalve de administratie van de kerke- en armengoederen
werd vanaf den beginne in Steenderen gedragen door de achtereenvolgende predikanten.
In 1668 rapporteerden de inspectoren van de classis dat een aantal predikanten, waaronder
die van Steenderen, bij de kerkvisitatie verzocht hadden om 'tot verlichtinge haerer
diensten met een kerckenraet voorzien' te mogen worden. De inspectoren waren van oordeel
dat in vier van de ter sprake gebrachte gemeenten, waaronder ook Steenderen, 'genochsame
stoff te zijn een kerckenraet sullen hebben te formeren'. Een jaar later, in 1669
werd ter classicale vergadering gerapporteerd dat Hengelo en Zelhem inmiddels van
een kerkeraad waren voorzien doch dat te Steenderen, nadat er reeds ouderlingen en
diakenen waren gekozen, problemen waren gerezen.
Op 17 mei 1668 werden te Steenderen uit nominatie van respectievelijk negen en acht
lidmaten vier ouderlingen en vier diakenen gekozen. Tot ouderling werden benoemd:
Jan Post, richter van het ambt Steenderen; Gosselik Aaldrink, kerkmeester, Roelof
Willemsen en Peter ter Loo. De diakenen waren Evert Jurriensen, Jan Garritsen van
Raa, Gerrit Jansen en Lubbert Willemsen. Op de zondag van de derde proclamatie zou
de kerkeraad worden bevestigd. Op zondag 7 juni echter werden door de toenmalige heer
van Bronkhorst, graaf Otto van Limburg Stirum en een groep adellijke geërfden in het
ambt Steenderen bezwaar gemaakt tegen de vorming van de kerkeraad. De namen der geërfden
luidden: Godart van Reede, heer van Ginckel, Middachten enz.; Borchart Willem van
Westerholt, heer van Hackfort; Vincent van Baer, heer van Brantsenborg; Alexander
Schimmelpenninck, heer van Holthuizen en Ernst Valentijn van Leuven (van Löben), heer
van Spaensweert.
Ten overstaan van de predikant en de richter verklaarden zij, vóór het begin van de
dienst, dat het vormen en bevestigen van de kerkeraad gezien moest worden als 'nieuwigheeden',
die in strijd waren met hun privilegiën en rechten. Zij verboden daarom de predikant
verder te gaan met de proclamatiën, waarvan er reeds twee hadden plaatsgevonden. Op
verzoek van de predikant werd nog dezelfde dag op de havezathe Holthuizen een proces-verbaal
opgesteld, dat op 9 juni ter hand werd gesteld van ds. Plancius, een der inspectoren
van de classis. Ten huize van de richter te Steenderen vond een bespreking plaats,
tijdens welke door een deel van de kerkeraadsleden werd verklaard, dat zij niet bevestigd
wilden worden alvorens de kwestie geregeld zou zijn.
Tijdens een op zondag 14 juni in de kerk te Steenderen gehouden conferentie, bleek
dat geen overeenstemming tussen de classis en de heren kon worden bereikt. De zaak
zou echter nader door de protesterende heren worden bekeken.
Uit de acta van de vergadering van de classis van 20-23 april 1669 blijkt, dat geen
overeenkomst werd bereikt. Met nadruk wordt verklaard, dat de aan hun rechten vasthoudende
'jonckeren' weliswaar in het ambt Steenderen geërfd zijn, maar daar niet wonen en
zelfs geen lidmaten zijn.
Waarop zij hun rechten baseerden is niet duidelijk. De mogelijkheid bestaat, dat zij
optraden als (bijzondere) geërfen in de mark van Steenderen, die van oudsher in hoge
mate betrokken was bij de materiële zorg voor kerk en onderwijs. De collatierechten
van de heer van Bronkhorst buiten zijn gebied, hadden aleen betrekking op de benoeming
van de koster te Steenderen. Ook de toewijzing van de vicarie van de kapel van de
H.Maagd Maria en de vicarie van St.Elisabeth en St.Barbara berustte bij hem.
Tijdens de classicale vergadering in april 1669 werd besloten de zaak voor te leggen
aan de provinciale synode en deze te verzoeken bij het hof van Gelderland aan te dringen
op handhaving van de kerkenorde.
Of dit geschil inderdaad door het hof is behandeld is vooralsnog niet onderzocht.
Wel staat vast dat vóór 1816 geen kerkeraad in functie is geweest. [NOTE Acta classis
Zutphen, vergaderingen 31-3, 1/3-4-1668, art.42; 20/23-4-1669, art.30 en Oud-archief
gemeente Steenderen inv.nr.157; Inventaris van het archief der hervormde gemeente
van Steenderen en Bronkhorst, door:E.J.van Ebben- horst Tengbergen, 1961, inleiding
blz.2, 3 (archief N.H.gemeente Steenderen en Bronkhorst, inv.nr.223)]
Het bestuur van de hervormde gemeente van Steenderen en Bronkhorst heeft tot dat jaar
in de praktijk berust bij de predikant, kerkmeester, diakenen en de manslidmaten waarbij
van de classis een zeker toezicht uitging. Kerkmeesters en diakenen kwamen meestal
voort uit de kringen van sinds lang gevestigde families. De over het algemeen lange
ambtsperioden der predikanten zijn niet zonder invloed geweest op de continuiteit
van het kerkelijk bestuur.
Op 22 december 1816 werd voor de hervormde gemeente van Steenderen en Bronkhorst een
kerkeraad ingesteld, dit ten navolging van een besluit van algemene synode dat zulks
vóór 1 januari 1817 diende te geschieden in gemeenten waar nog geen kerkeraad bestond.
Het classicaal bestuur van Zutphen stelde 'het getal der kerkeraadsleden der gecombineerde
gemeenten van Steenderen en Bronkhorst' benevens de predikant vast op vier ouderlingen
en vier diakenen. Als ouderlingen werden Egbert Wijers en Harmen Addink (beiden uit
Steenderen) en Willem Pennekamp en Gerrit Breuking (beiden uit Bronkhorst) aangesteld.
De predikant, Cornelis Planten fungeerde als praeses (voorzitter) en als scriba (secretaris)
van de kerkeraad. [NOTE Archief N.H.gemeente Steenderen en Bronkhorst, inv.nr.1, blz.1,
2]
De bijzondere taak van de kerkeraad, de zorg voor de behoeftigen almede de verwerving
en het beheer van de fondsen die de behoeftigen ten dienste staan is toebedeeld aan
het college van diakenen, de diakonie. In de hervormde gemeente Steenderen en Bronkhorst
is de diakonale administratie vanouds opgesplitst in de diakonie van Steenderen en
de diakonie van Bronkhorst. Hoewel eerst in 1816 een kerkeraad werd ingesteld, waren
al in de 17e eeuw diakenen belast met de administratie en het beheer van de armen-fondsen.
De vier diakenen die ten tijde van de instelling van de kerkeraad in dienst waren
bleven in functie. In de eerste kerkeraadsvergadering op 22 december 1816 gaven zij
desgevraagd te kennen geen aanmerkingen te hebben op 'de staat en bedeling der armen'.
Wel werd hen door de predikant op het hart gedrukt om belangrijke diakonale zaken
in het vervolg in de kerkeraad, dus met de ouderlingen en de predikant, te bespreken.
[NOTE Archief N.H.gemeente Steenderen en Bronkhorst, inv.nr.1, blz.3, 4] Op blz.18
van deze inventaris wordt nader ingegaan op de organisatie van de diakonieën van Steenderen
en Bronkhorst. Onder de eerstgenoemde diakonie berustte tevens de zorg voor het oude
mannen- en vrouwenhuis 'Elim' (zie blz.23-25).
De zorg voor de kerkegoederen, niet zijnde de armengoederen berustte aanvankelijk
bij de kerkmeester (nadere gegevens zie blz.26). Gedurende de Franse tijd werd de
kerkelijke commissie in het leven geroepen om de stoffelijke belangen van de hervormde
gemeente te behartigen (nadere gegevens zie blz.27).
In 1824 werd de kerkelijke commissie ontbonden en kwam de functie van kerkmeester
te vervallen. Het beheer van de kerkegoederen kwam toen in handen van het college
van kerkvoogden en notabelen (nadere informatie zie blz.28)
Het kerkgebouw
De hervormde kerk te Steenderen, oorspronkelijk gewijd aan St.Remigius, is een laat-gotische
pseudo-basiliek.
Al vanaf 1217 zijn archivalia overgeleverd die betrekking hebben op het kerkgebouw.
Kerk en toren zijn uitgevoerd in baksteen met spaarzame toepassing van natuursteen
voor banden, lijsten, gewelfribben e.d. De kerk bestaat uit een schip van drie beuken
waaraan een koor zich aan de oostzijde aansluit. De toren is tegen het west-einde
gebouwd. De in publicaties vermelde dateringen van de verschillende aan te wijzen
bouwperioden lopen uiteen. In zijn publicatie over oud-Steenderen citeert dr.A.ten
Doeschate de pastoor J.H.Hofman, deze wijst het gedeelte tussen de toren en de vijfde
steunbeer aan als oudste deel van het gebouw (ca.1150). Het koor en de toren die uit
dezelfde soort baksteen opgetrokken zijn hebben slankere raamopeningen en hogere spitsboognissen
die 'dateeren uit de bloeitijd der Gothiek'. Een aangetroffen steen in de oostelijke
muur die het jaartal 1440 draagt en die oorspronkelijk als sluitsteen boven in het
gewelf van het koor heeft gezeten, past in de theorie van Hofman. Het middenstuk dateert
naar zijn idee dus van rond 1150, terwijl koor en toren rond 1440 werden gebouwd.
[NOTE Iets uit de geschiedenis van Steenderen en Bronkhorst, door:dr.A.ten Doeschate,
1919, blz.51]
Het middeleeuwse bouwwerk werd op 12 maart 1782 getroffen door een brand tengevolge
van een blikseminslag. De spits en de gehele kapconstructie werden daarbij verwoest.
Bij de daarop volgende restauratie onder leiding van de Zutphense architect T.Wittenberg
werden de gemetselde gewelven vervangen door houten plafonds en kreeg de toren een
lagere spits dan voorheen. Bij het instoten van de gewelven werden de vloerzerken
beschadigd. [NOTE De Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst van het kwartier
van Zutfen, een geillustreerde beschrijving uitgegeven vanwege de rijkscommissie voor
de monumentenbe- schrijving, Deel IV, 1958, door: Dr.E.H.Ter Kuile, blz. 141-145.
Een uitvoerig verslag van de brand van 1782 en gegevens over de herstelwerkzaamheden
zijn te vinden in het oud-archief van de gemeente Steenderen onder inv.nr.46]
Een ooggetuigeverslag, dat bewaard wordt in het oud-archief van de gemeente Steenderen,
onder inv.nr.46, geeft een beeld van de ramp die zich in 1782 voltrok. Onder hetzelfde
inventarisnummer worden stukken bewaard die betrekking hebben op de reparatie van
de kerk.
De toren werd in 1953 door de burgerlijke gemeente Steenderen in eigendom overgedragen
aan de hervormde gemeente.
Gedurende de jaren 1967-1970 werd het kerkgebouw onder toezicht van de rijksdienst
voor de monumentenzorg gerestaureerd. Daarbij werd het kerkorgel vervangen door het
orgel van de in onbruik geraakte Buiten-Amstel-kerk te Amsterdam. [NOTE Semi-statisch
archief gemeente Steenderen 189/5]
Archivalia van de diakonieen van Bronkhorst en van Steenderen
de voormalige bannerij Bronkhorst heeft van oudsher een bijzondere positie gehad ten
opzichte van het vroegere richterambt Steenderen. Pas in 1811, toen het stadje Bronkhorst
en zijn onmiddellijke omgeving met Steenderen in één commune werd verenigd, kwam een
einde aan het bestaan van Bronkhorst als onafhankelijk 'stadstaatje'
In de Hervormde gemeente van Steenderen en Bronkhorst, bleven de interne verhoudingen
onveranderd. Weliswaar bestond er van oudsher één Hervormde gemeente, doch binnen
deze was altijd rekening gehouden met de speciale positie van de in Bronkhorst woonachtige
lidmaten. Dit kwam organisatorisch tot uiting in de benoeming van ambtsdragers onder
wie steeds lidmaten uit het stadje waren.
De voormalige bannerij Bronkhorst heeft van oudsher een bijzondere positie gehad ten
opzichte van het vroegere richterambt Steenderen. Pas in 1811, toen het stadje Bronkhorst
en zijn onmiddellijke omgeving met Steenderen in één commune werd verenigd, kwam een
einde aan het bestaan van Bronkhorst als onafhankelijk 'stadstaatje'. Duidelijk komt
één en ander tot uiting in de diakonale zorg. Voorzover uit de thans aanwezige archivalia
kan worden opgemaakt, bestonden er reeds in het laatste kwart van de 17e eeuw twee
diakonieën met geheel eigen middelen. Hoewel dit niet duidelijk blijkt uit de archivalia,
mag worden aangenomen, dat bij de stichting der fondsen werd vastgesteld voor welke
diakonie deze bestemd waren. Beide diakonieën zijn in het bezit van een aantal gronden
en huizen.
Ten aanzien van de voor de diakonale zorg bestemde gecollecteerde gelden, werd een
verdeling toegepast volgens een vaste verhouding, gebaseerd op het inwonertal van
Steenderen (met Baak en de buurtschappen) en Bronkhorst. Tot 1833 ontving de diakonie
van Steenderen tweederde der gecollecteerde gelden en die van Bronkhorst eenderde.
Op 29 januari van dat jaar werd door een gecombineerde vergadering van predikant,
ouderlingen, oud-ouderlingen, diakenen, de administrateur van het gasthuisboek van
Bronkhorst en een notabel uit die plaats, besloten een andere verdeling toe te passen.
Van de gecollecteerde gelden werd voortaan 77, 5% bestemd voor Steenderen en 22, 5%
voor Bronkhorst. (zie inv.nr.1)
In 1909 werden deze percentages door de kerkeraad vastgesteld op respectievelijk 85%
en 15%. Bovendien werd bepaald dat Bronkhorst geheel afgescheiden zou worden wat de
collecte voor de jaarlijkse spekuitdeling betrof. Tegen beide besluiten werd door
een vergadering van stemgerechtigde lidmaten te Bronkhorst protest aangetekend bij
het classikaal bestuur van Zutphen. Dit college stelde echter de kerkeraad in het
gelijk. De verdelingspercentages bedroegen in 1961 respectievelijk 90% en 10%.
Lotgevallen van het archief en toelichting op de inventarisatie
Het archief van de N.H.gemeente Steenderen en Bronkhorst werd in 1961 voor de eerste
maal geordend en geinventariseerd door de heer E.J. van Ebbenhorst Tengbergen, medewerker
van de provinciale archiefinspectie. Dit gebeurde nadat het kerkarchief in datzelfde
jaar overgebracht was naar de archiefbewaarplaats ter secretarie van de gemeente Steenderen.
Voorheen berustte dit archief voor een groot deel in de toren van het kerkgebouw te
Steenderen.
In 1979 werd het beheer van de in de gemeentelijke archiefbewaarplaats berustende
archieven in handen gesteld van het Streekarchivariaat Oost-Gelderland. Op de zolder
van het gemeentehuis werd nog een grote hoeveelheid ongeinventariseerd archief van
de hervormde gemeente aangetroffen. Het historische belang van deze archivalia en
de omvang (1 meter) leidden tot het besluit tot een nieuwe inventarisatie van het
gehele archief (2+1 meter). De door Van Ebbenhorst Tengbergen aangebrachte orde werd
daarbij gewijzigd. Hierdoor kwam ook de nummering der archiefstukken zoals deze in
1961 was bepaald te vervallen. De als bijlage 4 aan deze inventaris toegevoegde concordantie-lijst
toont de oude nummering tegenover de nieuwe. De door Van Ebbenhorst Tengbergen in
de inventaris van 1961 in de 'N.B.'s' gegeven toelichtingen op bepaalde bestanden
en archivalia werden vrijwel ongewijzigd in deze inventaris overgenomen. Datzelfde
geldt voor een groot deel van de inleiding [NOTE zie noten-apparaat] .
De inventaris van 1961 is als dokumentatie aan het archief toegevoegd [NOTE inv.nr.223]
.
De herinventarisatie door een medewerker van het Streekarchivariaat Oost-Gelderland
had plaats in de jaren 1990-1992. In oktober 1991 werd het kerkarchief samen met het
oud-archief van de gemeente Steenderen voor een tijdelijke huisvesting overgebracht
naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Zelhem alwaar de inventarisatie werd afgerond.
De begin-datum van het geinventariseerde archief, 1671, is afgeleid van het oudste
archiefstuk, een koopacte van een woonhuis dat bestemd werd tot school [NOTE inv.nr.118]
.
De afsluitingsdatum van het geïnventariseerde archief is bepaald op 1961. De in de
inventaris beschreven serie notulen van de kerkeraad eindigt in september van dat
jaar.
Het archief werd geordend aan de hand van het organisatieschema van de N.H.gemeente,
hetgeen geleid heeft tot een indeling in 3 hoofdstukken:
Hoofdstuk I omvat de beschrijvingen van de archivalia van de kerkeraad en van het
bestuur dat tot 1817 aan de oprichting van de kerkeraad voorafging.
Hoofdstuk II omvat de archivalia van de fondsen tot ondersteuning van de hulpbehoevenden,
de diakonieën van Bronkhorst en van Steenderen [NOTE twee aparte administraties, zie
toelichting blz.18] en van het bejaardentehuis 'Elim', onderdeel van de diakonie van
Steenderen.
Hoofdstuk III omvat de archivalia van de achtereenvolgende instanties die belast waren
met het beheer van de kerkegoederen, niet zijnde de armengoederen. Dus van de kerkvoogdij
(ingesteld in 1824) en de daaraan voorafgaande administrerende instanties (kerkmeester
en de kerkelijke commissie).
Binnen deze hoofdstukken zijn de archivalia naar hun inhoud uitgesplitst van algemeen
naar bijzonder.
Van een aantal 'onbenoembare' en veelomvattende registers [NOTE o.a. inv.nrs.119 en
121] werden uitvoeringe beschrijvingen (inhoudsopgaven) vervaardigd. Waar nodig wordt
elders in de inventaris naar deze archivalia verwezen.
Bijlage 1. Lijst van predikanten
Johannes Weete
Johannes Tremotiensis
Vincentius Schultgen
Albertus Brelius
Rogerius Bronkhorst
Gosuinus Martini à Kerkelink
Hendrik Johan Lulofs
Gerhard Adolph Olivier
Jacobus van der Spijck
Matheus Hartog
Cornelis Planten
Willem Gabriël Simon Lix-Raaven
Willem Hendrik Linze
Jean Gerard Blaauw
Cornelis Clant
Jacob Roelof van Kooij
Jorden Marinus Elias Steenbeek
Adriaan Johannes Wartena
Pieter Nicolaas Pikaar
Johannes Okke Norel
Arnoldus Marius Nortier
Aart Mol
Bijlage 5. Lijst van nummers van bij de inventarisatie van 1992 aan het archief toegevoegde
archivalia
3
74
92
107-109
115
124
132
133
135-137
139-141
144-148
152
156
158-160
162
163
166-170
173-182
184
186-193
200
201
203
206-208
210-219
221-223
Bijlage 6. Verklarende lijst van in de inventaris gebruikte archivistische terminologie
Acte-een geschrift opgemaakt om als rechtsgeldig bewijs van het daarin vermelde te
dienen.
Authentiek uittreksel, afschrift-een door de bevoegde autoriteit afgegeven uittreksel
of afschrift.
Begroting-geschrift houdende de raming van de kosten van een uit te voeren werk of
van over een bepaalde periode te verwachten inkomsten en uitgaven.
Bestek-een geschrift houdende een beschrijving van een uit te voeren werk, de daarbij
te gebruiken materialen en de regeling der werkzaamheden.
Circulaire-een aan meer dan aan één geadresseerde gerichte brief van dezelfde inhoud.
Dossier-een reeks archiefbescheiden, die door een bestuur of functionaris zijn ontvangen
en opgemaakt in de behandeling van een bepaalde zaak.
Kohier-een staat van in een bepaalde periode te innen belastingaanslagen.
Kwitantie-een door de ontvanger van een geldsom afgegeven bewijs van betaling.
Legger/ligger-a. een staat van te ontvangen inkomsten.
Legger/ligger b. een staat van voor onbepaalde tijd vastgestelde gegevens betreffende
onroerende goederen.
Notulen-het officiële verslag van het verhandelde in een vergadering.
Onderhandse acte-een acte opgemaakt door een particulier en niet door een bevoegde
autoriteit.
Proces-verbaal-een ambtshalve opgemaakt verslag van een handeling of bevinding.
Rekening-een geschrift waarin inkomsten en/of uitgaven over een bepaalde periode of
wegens een bepaalde zaak worden verantwoord.
Staat-een geschrift waarin de gegevens in kolommen zijn gerangschikt.