5.75 m. meter
INLEIDING
Biografische schets
Jeugd en opleiding
Marie Kamphuis werd in Zwolle geboren op 23 oktober 1907 als helft van een twee-eiige
tweeling. Haar vader was directeur van het familiebedrijf in bouwmaterialen. Het gezin
bestond uit vader, moeder en vijf kinderen: Gerrit (ook deel van een tweeling, het
andere jongetje Herman stierf voor hij één jaar werd), Marie en haar tweelingzus Jo/Jopie,
Herman Gerrit (vernoemd naar de overleden zoon) en Jan Willem. Zij werd door familie
en vrienden Miep genoemd. De familie had veel belangstelling voor cultuur, vooral
voor muziek en boeken. Gerrit, de oudste zoon werd letterkundige en dichter, hij had
een bijzonder hechte band met Marie. Daarnaast werd binnen het gezin sociale hulpvaardigheid
gestimuleerd. Dit laatste gebeurde vanuit een gereformeerd christelijke overtuiging.
Marie Kamphuis schrijft dat ze met gemengde gevoelens terug denkt aan haar jeugd.
Aan de ene kant was haar vader een stabiele en zorgzame factor in het gezin, was haar
moeder zeer gastvrij en waren er altijd mensen over de vloer. Maar aan de andere kant
vindt ze dat haar moeder een zeer labiele vrouw was, humeurig, dominant en vaak ziek.
Hierdoor werd vaak van Marie verwacht dat zij de zorg voor haar jongere broertjes
op zich nam. Zij schrijft hierover een aantekening bij de brieven van haar ouders:
Het grootste deel [van de brieven van ouders] vernietigde ik omdat de meeste brieven
niet relevant voor mijn ontwikkeling en groei waren. In het bijzonder omdat ze een
gezinsleven suggereren zoals mijn moeder dat graag zag, harmonieus en innig verbonden.
Maar hoewel er veel positieve dingen waren (anders had mijn leven zich, na een moeilijke
aanloop, niet kunnen ontwikkelen zoals dat gebeurd is) waren er voor mij zeer veel
negatieve belevingen en in het geheel van de situatie veel onderhuidse spanningen
die ik in die brieven niet terug vond. (Inv.nr 22) Marie was geen sterke baby. Er
werd al jong van haar gezegd dat ze niet oud zou worden. Maar het leven besliste anders,
Marie Kamphuis is 97 jaar geworden. Haar tweelingzusje echter overleed aan de gevolgen
van een zware griep in 1924, slechts 16 jaar oud. Wegens de zwakke gezondheid van
hun moeder werden de meisjes na hun HBS-tijd naar een kostschool gestuurd. Dit was
in het protestante milieu in die tijd absoluut een bijzonderheid. (Inv.nr 148, curriculum
vitae) Daarbij hadden de ouders van Marie besloten om hun tweeling uit elkaar te halen.
Jopie ging naar een meisjesschool in Zetten en Marie ging naar de grote stad, zij
ging naar een meisjespensionaat in Amsterdam, de Opleidingschool voor christelijk-maatschappelijke
arbeid. Op deze school werd veel aandacht gegeven aan ‘christelijke’ maatschappelijk
hulp. De keuze voor deze opleiding, die haar verdere leven vorm zou geven, kwam niet
van Marie zelf, de keuze werd bepaald door haar ouders. Zij startte daar in 1923 en
in het zelfde jaar werd Jopie in Zetten ernstig ziek en overleed op 7 mei 1924 terwijl
Marie in Amsterdam zat. Marie heeft het verdriet van de scheiding en het overlijden
van Jopie zeer moeilijk kunnen verwerken. (Inv.nr 22, brief van 15 januari 1924) Dat
Marie het zo zwaar heeft gehad komt mede omdat zij al snel na het overlijden van haar
zusje weer terug gestuurd werd naar Amsterdam. Op 22 mei schrijft haar moeder haar
alweer een brief. Daarnaast werd er thuis nog weinig over Jopie gepraat, vooral haar
moeder vond dat ze verder moesten gaan met hun leven en dat Jopie bij God was en dat
ze het moesten accepteren als Gods wil. Mevrouw Kamphuis schrijft daarover het volgende
aan Marie: O wat hebben we veel verloren, maar toch liet ons God ook nog veel. En
als ik alles zoo in mijn gedachten naga, wat heeft de Heere Jo een heerlijk ziekbed
gegeven. Wel met veel smart en lijden maar Hij gaf toch ook genade om het geduldig
te dragen. Och we wenschen onze lieveling niet terug, zij heeft het nu oneindig beter.
(inv.nr 22, brief 5 mei 1925)
Marie schrijft over deze periode: ’17 jaar waren wij een wij geweest. Na overlijden
zusje, ik voor het eerst ik. Overlijden tweelingzusje voor mij zeer traumatisch, te
meer daar ik verwacht werd moeder te troosten die haar lievelingsdochter verloren
had.’ (Inv.nr 148, curriculum vitae, (z.j.) p. 4) Ondanks deze periode heeft Marie
Kamphuis het in Amsterdam goed gehad. Het pensionaat paste bij haar wens van huis
weg te zijn, uit het verstikkende milieu zoals ze het zelf beschreef. Op het pensionaat
werd haar liefde voor lezen en toneelspel gestimuleerd en in Amsterdam kreeg ze toegang
tot veel culturele activiteiten. Na het pensionaat (1928) ging Marie Kamphuis terug
naar haar ouderlijk huis, zoals dat in de tijd in haar milieu gewoon was. In afwachting
van het huwelijk. Thuis zorgde zij voor haar twee jongere broertjes omdat haar moeder
daar bijna niet toe in staat was vanwege haar ‘zwakke gezondheid’. Marie werd verwacht
de plaats in te nemen van haar gestorven zusje. De spanningen tussen Marie en haar
strikt godsdienstige moeder hoog op liepen en Marie ‘vluchtte in een verloving met
een theoloog die na enkele jaren bijtijds verbroken werd’. (idem) Dit zijn de woorden
van Marie Kamphuis, meer dan deze woorden heeft zij niet vuil gemaakt aan de periode
van haar verloving. Uit brieven van Marie aan haar broer Gerrit uit die tijd kunnen
we opmaken dat zij mogelijk verloofd is geweest met Jo(hannes) Kapteyn. (Inv.nr 29,
brief van 17 oktober en 8 december 1928) In 1932 werd de verloving verbroken. Na het
verbreken van haar verloving moest Marie Kamphuis een keuze maken wat zij wilde gaan
doen. In die tijd zag zij twee mogelijkheden. Literatuur of de ‘sociale richting’.
Zij koos voor de laatste. Haar keus viel op de Opleiding voor Maatschappelijk Werk
aan de CICSA, Centraal Instituut voor Christelijk Sociale Arbeid in Amsterdam, en
school op protestants-christelijke grondslag. Marie Kamphuis zat van 1923 tot 1935
op de CICSA. Behalve lessen moesten de meisjes ook buurtwerk doen en stages lopen.
Marie Kamphuis liep stages in een meisjeshuis in Hamburg (1932), een kinderhuis in
Zwitserland (1933) en bij Opbouw Drenthe (1934). Voor haar opleiding vertrok Marie
Kamphuis dus opnieuw naar Amsterdam om daar haar nieuwe leven op te pakken. In het
archief zijn aanwijzingen te vinden over een onmogelijke liefde die in deze periode
zijn oorsprong vond. Een ongepubliceerd gedicht uit 1958 van haar hand zegt:
Ik ben 50 jaar, ik heb liefgehad
Met hart en zinnen
Ik heb verloren
Maar misschien was er niets te winnen
Dan het groen en het blauw van de morgen
Het kleine meer en de sloten
En de grote bedwelmende vreugde
Van leven en lied
Anders niet (inv.nr 145)
Werk voor de oorlog
Na het afronden van de CICSA in 1935 kreeg Marie Kamphuis via Justina Bakker, directrice
van de CICSA Amsterdam, een aanbod om naar Nederlands-Indië te gaan als Indisch Secretaresse
voor de Federatie van Christelijke Vereenigingen van en voor Vrouwen en Meisjes. Zij
had op deze functie gesolliciteerd en werd aangenomen. Gelijktijdig kreeg zij ook
een aanbod van de Centrale Vereniging voor de Opbouw van Drenthe. Uiteindelijk besloot
Marie Kamphuis om niet naar Indië te gaan en te kiezen voor het werk in Drenthe. (Inv.nr
481) Van 1935 tot 1937 was zij medewerkster van het Instituut voor Jeugd en Ontwikkelingswerk
bij de Centrale Vereniging voor de Opbouw van Drenthe te Assen. Daar werkte ze met
de armste groep van de bevolking. Ondanks het goede gevoel dat zij bij dit werk had
kon zij de vraag van de CICSA Amsterdam in 1937, om daar te komen werken niet negeren
en trok zij weer naar Amsterdam om voor 125 gulden in de maand leidster praktisch
werk te worden. Na anderhalf jaar werd haar functie omgezet in adjunct-directrice.
De oorlogsjaren
Marie Kamphuis was in Amsterdam toen de tweede wereldoorlog uitbrak. Over haar activiteiten
(buiten werk om) in de oorlog is niet veel bekend. Wel blijkt uit brieven dat zij
in 1940 de moeilijke beslissing heeft genomen om de ariërverklaring, die door de bezetters
verplicht gesteld werd, niet te tekenen. Van de consequenties van deze beslissing
is niets bekend. Marie werkte in de oorlogsjaren voor zover dat kon gewoon door. Samen
met enkele leerkrachten en leerlingen probeerde zij getroffen slachtoffers te helpen.
Zo ging een delegatie van de CICSA in 1940 naar het gebombardeerde Rotterdam om de
Rotterdamse bevolking bij te staan. (Inv.nrs 159-161) In de oorlog liet Marie Kamphuis
haar mening horen door het schrijven van een anoniem pamflet over de ‘Winterhulp’
in het voorjaar 1941. Dit pamflet stelde deze winterhulp aan de kaak en zij verstuurde
hem aan maatschappelijk werk instellingen en individuele sociaal werkers in Nederland.
(Inv.nr 362) In 1941 kwam het verzoek uit Groningen om daar een opleiding Wijkverpleging
in het leven te roepen. Deze cursus begon in september 1941 als onderafdeling van
de CICSA Amsterdam. Na in 1942 ook avondcursussen georganiseerd te hebben leek het
niet meer dan een logisch gevolg om ook een dagopleiding in Groningen op te zetten.
Maar omdat de bezetter geen nieuwe opleidingen wenste kon dit niet officieel. Toch
vertrok Marie in 1943 naar Groningen om daar, ondergronds en zonder financiële steun
van de overheid, een dependance van de CICSA op te richten. (Kamphuis, Kijken in de
spiegel van het verleden; veertig jaar avonturen in en om welzijnsland (Deventer 1986)
p. 42-44)
Na de oorlog
Direct na de oorlog werd Marie Kamphuis door het Militair Gezag ingezet bij het opvangen
van gerepatrieerden in Groningen. Het ging vooral om zoekgeraakte kinderen en kinderen
van geïnterneerde NSB-ers. Zij kreeg daarvoor de functie van reserve-tweede-luitenant
voor speciale diensten bij het Vrijwillig Vrouwen Hulp Korps. (Inv.nr 162) Vijf maanden
deed zij dit toen al omstreden werk, waarbij zij kinderen onderbracht in pleeggezinnen
en tehuizen. Daarna ging zij weer verder met haar werk op de CISCA Groningen. De start
van de CICSA Groningen was primitief. De lessen werden gegeven in een oud café met
de geur van verschraald bier. (Kijken in de spiegel van het verleden p. 64) Het personeel
bestond uit Marie Kamphuis als directrice en Anne Mattau als medewerkster. De docenten
werden voor de duur van de cursus ingehuurd. Marie vond het belangrijk om ondanks
dat de opleiding een protestantse achtergrond had, de leerlingen zo breed mogelijk,
zonder hokjes op te leiden. (idem p. 65) Langzaam veranderde de situatie van de CICSA
Groningen. In 1947 verhuisde de school naar een oude lagere school en in 1949 ging
een grote wens van Marie in vervulling toen de CICSA Groningen los kwam van de CISCA
Amsterdam. (idem p. 78) In de jaren vijftig werd gestart met de bouw van een nieuw,
eigen pand dat in 1954 gereed kwam. Weer vier jaar later, in 1958 veranderde de naam
van de opleiding naar ASCA: Academie voor Sociale en Culturele Arbeid. Marie Kamphuis
heeft de hele opleiding vorm gegeven vanuit haar eigen visie op het maatschappelijk
en sociaal werk. Zij haalde docenten van de universiteiten om lessen te geven in psychologie,
kunst, geschiedenis en sociologie. Haar doel was de opleiding en daarmee ook het vak
naar een hoger, zelfstandig niveau te sturen en het werk te professionaliseren. Toen
zij begon werd maatschappelijk werk gezien als een vorm van zending, geïnitieerd vanuit
een geloofsovertuiging. Marie vertelde in interviews graag over het ‘pannetje soep
syndroom’, waar het maatschappelijk werk onder leed. Maatschappelijk werk werd gezien
als een manier om mensen en hun situatie, vanuit de overtuiging van de maatschappelijk
werker te veranderen door de morele waarden van de hulpverlener op te dringen aan
de hulpbehoeftige. Marie had andere ideeën over hoe het moest. Haar ideeën kwamen
voor een groot deel uit Amerika, waar zij tweemaal een aantal maanden verbleef.
Amerika
Op 25 december 1946 vertrok Marie Kamphuis naar Amerika voor een fellowship aan de
New York School of Social Work. Ze volgde er lessen en bezocht instellingen op het
gebied van social work. In Amerika leerde zij het, toen voor Nederland nieuwe idee,
om uit te gaan van de mens en zijn/haar probleem en niet vanuit een getheoriseerde
versie van een probleem (zoals armoede en hulpverlening). In Amerika ging men uit
van cases, casussen of te wel van individuele situaties (social casework). Daarbij
leerde ze dat het gesprek het belangrijkste wapen van de maatschappelijk werker was.
Vanuit deze visie is de persoonlijkheid van de hulpverlener een belangrijk instrument.
De opleiding moest dus aandacht besteden aan het ontdekken van die eigen persoonlijkheid
van de hulpverlener. (Kijken in de spiegel van het verleden, p. 90) Marie Kamphuis
probeerde bij terugkomst deze ideeën in de opleiding in te voeren. Het ging om twee
belangrijke principes. Ten eerste het social casework. Dit riep naast enthousiasme
ook veel tegenwerking op. Aan het invoeren van deze nieuwe denkwijze van hulpverlenen
heeft ze veel tijd en energie besteed. Mensen moesten anders opgeleid worden, maar
daarvoor moesten de opleiders anders geschoold worden. Dit kostte tijd. Ten tweede
moest men leren om professioneel gesprekken te voeren. Men was dat niet gewend, maar
het was een wezenlijk onderdeel van het casework. Vanaf de jaren vijftig ging het
beter met casework in Nederland. In 1951 startte een aantal hogescholen gezamenlijk
een voorgezette opleiding. Deze opleiding was bedoeld om een selecte groep maatschappelijke
werkers op te leiden tot supervisoren die dan weer andere maatschappelijk werkers
kon begeleiden in het casework. (idem, p. 117) In 1954 ging Marie Kamphuis nogmaals
naar Amerika. Ditmaal met een fellowship van de Verenigde Naties. Haar standplaats
was Chicago, maar ook deze keer reisde zij veel rond naar aan aantal universiteiten
en instellingen om hun programma’s en werkwijzen te bestuderen. Het ging tijdens deze
periode om het verdiepen van haar kennis over casework en het zoeken naar manieren
om de Amerikaanse werkwijze te vertalen naar een werkwijze die voor Nederland geschikt
zou zijn.
Afscheid van het vak
In de jaren zestig begon het klimaat op de sociale academies te veranderen. Marie
Kamphuis kon zich in veel van de nieuwe inzichten best vinden, maar in veel ervan
ook niet. Zij had het er soms moeilijk mee. Daarbij kwam dat haar gezondheid haar
in de steek begon te laten. Het werk werd haar te zwaar. In 1970 besloot ze daarom,
vervroegd, met pensioen te gaan en haar levenswerk achter te laten. Dit betekende
niet dat ze daarna niets meer deed voor het maatschappelijk werk. Marie Kamphuis bleef
lesgeven, lezingen houden, congressen bijwonen en in commissies plaatsnemen.
Nevenactiviteiten
Naast haar werk als directrice van de CICSA/ASCA ontplooide Marie Kamphuis nog vele
andere activiteiten op het gebied van het maatschappelijk werk. De lijst is lang en
waarschijnlijk niet compleet:
- bestuurslid Stichting Politieke Delinquenten, Groningen
- bestuurslid Volksuniversiteit Groningen
- bestuurslid Stichting Opbouw Groningen (provinciaal).
- voorzitter en bestuurslid Stichting Hervormd Kerkelijk Sociale Arbeid
- voorzitter Stedelijke Raad voor Maatschappelijk Werk Groningen (1965-1973)
- voorzitter Stedelijke Welzijnsraad Groningen
- voorzitter Commissie Toezicht op T.B.S. voor de Mesdagkliniek.
- voorzitter Stichting voor Maatschappelijk Werk Groningen.
- adviserend lid Nationale Raad voor Maatschappelijk Werk
- adviserend bestuurslid Diabetes Vereniging Nederland
- lid van de redactie van de Sociale Bibliotheek Serie
- voorzitter vereniging van Directies van Scholen voor Maatschappelijk Werk
- lid Landelijk Hervormde Jeugdraad
- lid Onderwijsraad.
- lid Commissie Onderzoek Maatschappelijk Werk (onder auspiciën van het ministerie
van Maatschappelijk Werk en de Nationale Raad voor Maatschappelijk Werk) 1959-1966
- lid redactie Tijdschrift voor Maatschappelijk Werk
- medewerkster Winkler Prins Encyclopedie
- lid van de commissie Ketelaar (1972)
Naast al deze bestuurlijke en adviserende functies was Marie ook actief met congressen
en het geven van lezingen en lessen. Zij bezocht hiervoor vaak het buitenland. Vooral
in Duitsland en Zuid-Afrika bracht zij veel tijd door. In deze landen werd zij ook
gezien als een pionier en autoriteit op het gebied van het social casework en werden
haar theorieën op de scholen voor maatschappelijk werk ingevoerd. Naast alle werkzaamheden
heeft Marie ook altijd veel gepubliceerd op het gebied van het maatschappelijk werk.
Aan het einde van deze inleiding staat een lijst van de belangrijkste publicaties
van Marie Kamphuis. Haar belangrijkste werk Wat is social casework? heeft in Nederland
elf (herziene) drukken gekend en was standaardwerk voor de opleidingen. Dit boek is
ook in het Duits vertaald. Verder schreef Marie columns, artikelen en recensies in
diverse tijdschriften. Zij heeft grote invloed uitgeoefend. De betekenis van haar
werk werd in etappes “herontdekt”. Rond 1985 haalde Herman Nijenhuis haar over om
voor het Tijdschrift voor Agologie haar herinneringen op schrift te zetten. In 1989
werd haar naam verbonden aan de Marie Kamphuis Stichting die zich inzette voor de
vestiging van een bijzondere leerstoel ‘Grondslagen van het Maatschappelijk werk’.
Interesses
Naast haar werk had Marie Kamphuis een aantal persoonlijke interesses. Zij hield veel
van kunst, poëzie en toneel. Zij schreef vanaf haar jeugd gedichten en later als volwassene
ook nog onder de naam Frederike van der Vegte. Haar werk is nooit gepubliceerd, op
een enkel gedicht in een tijdschrift na. (Inv.nrs 51 en 118) Daarnaast schreef ze
teksten voor het liedboek Eva waar ben je? Een liedboek met liederen voor religieus
gebruik. Religie was haar tweede passie. Na een streng gereformeerde jeugd maakte
Marie Kamphuis in 1945 bewust de keuze om over te stappen naar de Hervormde Kerk.
Zij publiceerde een aantal artikelen over het geloof en werd zeer actief in het kerkelijk
leven in Groningen. Dit deed zij door lid te worden van de Stichting Kring Heilige
Geestkapel, een stichting met als doel de bevordering en ondersteuning van, onder
toezicht van de Hervormde Gemeente Groningen, te houden godsdienstoefeningen met een
bijzonder liturgisch karakter. Binnen deze stichting was er speciale aandacht voor
feministische theologie. En daar ging Marie’s aandacht naar uit. Onderdeel van de
stichting was de werkgroep Feministische Theologie Groningen, een oecumenische werkgroep
die de opdracht had met liturgievernieuwing bezig te zijn; het doel was om nieuw inzicht
te krijgen op veel wat in de Bijbel staat, een boek dat in een patriarchale wereld
ontstond, altijd door mannen is uitgelegd en waarin vrouwen meestal een afgeleid bestaan
hadden. De werkgroep ging op zoek naar een nieuwe verhouding tussen man en vrouw en
probeerde toe te leven naar een samenleving waarin vrouwen en mannen, gelijkwaardig,
het beeld van God weerspiegelen. Dit kwam tot uiting in diensten en vieringen in Feministisch
Theologisch Perspectief in de Martinikapel in Groningen. Marie Kamphuis was daar tot
1996 actief. In het kader van deze feministische inslag van de theologie voelden vier
dames de behoefte om samen een groep te vormen: ‘de damesbende’ ook wel ‘bende van
vier’. Deze groep Groningse vrouwen, bestaande uit Aleid van Hasselt, Bertje Jens,
Marijke Koijck-de Bruijn en Marie Kamphuis schreven samen artikelen over allerlei
onderwerpen uit de feministische theologie. Na de publicatie van een artikel over
de positie van de vrouw in de Bijbelse en kerkelijke teksten, onder andere in de teksten
van de kerkliederen, in Hervormd Nederland, februari 1981: ‘Het liedboek der kerken
blijft steken in mannelijke sfeer’ (oorspronkelijke titel: De vrouw en het liedboek)
werd dat hun belangrijkste richtpunt. Dit artikel riep veel en vooral heftige reacties
op. In Hervormd Nederland werd deze discussie in de vorm van ingezonden brieven uitgevochten.
Uit de reacties bleek dat ze een controversieel punt aangesneden hadden. Ze besloten
om op het onderwerp door te gaan en vrouwen op te roepen om hun eigen kerkliederen
te schrijven vanuit een vrouwelijk perspectief. Dit leidde tot de publicatie van het
liedboek Eva’s lied, samengesteld door Marijke Koijck-de Bruijne (deel 1 Kampen 1984,
deel 2 1988), met daarin het lied ‘Eva, waar ben je?’ dat is geschreven door Marie
Kamphuis.
Laatste levensjaren
Voor haar zeer actieve leven en al haar verdiensten kreeg Marie Kamphuis twee onderscheidingen.
Als eerst werd zij in 1960 benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau en in
1975 kreeg zij de erepenning van de stad Groningen. Vanaf 1990 liet haar gezondheid
haar steeds meer in de steek. Zij trok zich wat meer terug uit het actieve leven.
In januari 2001 werd de situatie zo slecht dat zij moest verhuizen naar Huize Westerholm,
een zorgcentrum in Haren, waar zij op 9 januari 2004 stierf. Marie Kamphuis heeft
een zeer actief professioneel leven geleden, haar privé-leven was minder gelukkig
al heeft ze daar heel weinig mensen ooit iets van laten zien of weten. Zij leefde
haar leven als een vrouw met ambitie en met een missie.
Chronologie
23-10-1907 Geboren als deel van een tweeling
1917-1920 Christelijke Mulo Zwolle
1920-1923 Christelijke HBS Zwolle
1923-1926 Meisjespensionaat te Amsterdam, Opleidingsschool voor christelijk-maatschappelijke
arbeid (Diakonessenschool)
1926-1932 Thuiswonend, zorg voor het huishouden
1928-1932 Verloofd
1932-1935 Opleiding voor maatschappelijk werk aan de CICSA (Centraal instituut voor
Christelijk en Sociale Arbeid) te Amsterdam
1935 Aanbod om naar Indië te gaan als Indisch Secretaresse voor de Federatie van Christelijke
Vereenigingen van en voor Vrouwen en meisjes. Afgeslagen.
1935-1937 Medewerkster Instituut voor Jeugd en Ontwikkelingswerk bij de Centrale Vereniging
voor de Opbouw van Drenthe te Assen
1937-1943 Leidster praktisch werk, na anderhalf jaar adjunct-directrice CICSA
1945 Tweede luitenant militair gezag bij het Vrijwillig Vrouwen Hulp Korps
1943-1970 Directrice CICSA/ASCA Groningen
1946-1947 Studieperiode aan de New York School of Social Work (later Columbia University
NY) – fellowship
1947-1972 Meermalen lid van de officiële delegatie naar de congressen van de IASW
en IASSW (Parijs, Rome, Athene, Washington, Helsinki etc.)
Vanaf 1950 Verschillende gastdocentschappen in Duitsland. O.a. 1953 (5 weken) Bremen
Vanaf 1950 Diverse lezingen in Duitsland (Bremen, Burgsteinfurt 1950, Stuttgart 1951,
Heidelberg 1955, Bad Honnef 1956, Würzburg 1957, Bad Königstein, Berlijn 1972, Hamburg,
Ludwigsbrug etc.)
1950-1970 Deelname aan seminars UN (Wenen, Edinburgh, Amersfoort)
1954-1955 Studieperiode School of Social Service Administration, University of Chicago,
fellowship United Nations met studiebezoeken aan Washington D.C., Nashville, Denver,
Salt Lake City, Los Angeles, San Francisco, Berkley, Seattle, Minneapolis, St Paul
1955 Nationale conferentie van Social Work, San Francisco (voordracht)
29-4-1960 Benoemd tot officier in de Orde van Oranje Nassau
Jaren 60 Docent speciale cursus International Institute Social Studies Den Haag, onderwerp:
Interviewing en Community Development
1962 Gastdocente en voordrachten – Universiteiten Pretoria, Stellenbosch, Kaapstad
Zuid-Afrika. (juli tot september)
1970 Op medische gronden gepensioneerd
1973-1974 Buitendocent/supervisor van de Voortgezette opleiding voor beroepen op sociaal-pedagogisch
terrein, Groningen
1975 Erepenning van de stad Groningen
1978-1981Docente/supervisor van de Academie voor Gezondheidszorg Noord Nederland,
Groningen.
Het archief
Marie Kamphuis heeft tijdens haar leven besloten haar persoonlijk archief aan het
IIAV te schenken. Zij maakte zelf al een schifting van haar persoonlijke documenten.
Zo heeft zij bij een aantal archiefstukken briefjes geschreven met daarop aanwijzingen
over de inhoud of het belang van de stukken. Daarbij heeft zij ook aangegeven dat
zij een aantal stukken bewust heeft vernietigd. Het gaat hierbij om brieven van haar
ouders. Zij vond deze niet van belang. Het grootste deel van het archief kwam in 2001
(ca. 6 meter). De rest kwam na haar dood in 2004 (1,5 meter). Los van de aantekeningen
was er geen chronologie of indeling in de stukken aan te treffen. De indeling is gemaakt
door de archiefbeschrijver. Tijdens het beschrijven zijn enkele dubbele exemplaren
van stukken uit het archief gehaald en vernietigd. Het archief bevat naast geschreven
en gedrukte stukken ook veel foto’s en enkele geluids- en beeldbanden. Na bewerking
is de omvang van het archief 5,75 m.
Bibliografie Marie Kamphuis
- Luyken, Jan, Een bloemlezing uit zijn gedichten (Baarn [1934]). Samengesteld en ingeleid
door Marie Kamphuis, Libellen-serie 43.
- Kamphuis, Marie, ‘Hebben wij van het Amerikaansche maatschappelijk werk te leren?’
in: Wending 2 (1947) 3, p. 189-194.
- Kamphuis, Marie en Martin M. Gleisner, ‘Social work in Postwar Holland’ in: Journal
of social casework 28 (1947) afl 7 p. 249.
- Boer, Jo, Marie Kamphuis en A.C.C. Nijhoff, Maatschappelijk werk op het platteland.
Enkele aspecten van taak en functie der plaatselijke maatschappelijk werkster ten
plattelande (Alphen aan den Rijn 1949).
- Kamphuis, Marie, Wat is social casework? (Alphen aan den Rijn 1950).
- Kamphuis, Marie e.a., Helpen als Ambacht (Baarn 1953).
- Kamphuis, Marie, Studie verricht van 12 augustus tot 22 juli 1955 in de United States
of America in het kader van het "United Nations Social Welfare and Scholarships Programme"
over het onderwerp "Methods of teaching and training for social casework”: eind-rapport
(Den Haag 1955). Ministerie van Maatschappelijk Werk.
- Kamphuis, Marie, ‘Verkenning op een vertrouwd, onbekend terrein’, in: Wending 11
no 10/11 (Den Haag december 1956-januari 1957).
- Kamphuis, Marie, ‘Sozialschwierige Familien’ in: Soziale Arbeit: Deutsche Zeitschrift
für soziale und sozialverwandte Gebiete 6 (1957) afl. 3 p. 97.
- Kamphuis, Marie, P.C. Kuiper, P.E. Boeke en W. Goudsmit, Schuldgevoelens (Lochem
1958).
- Kamphuis, Marie, Vaart en tucht ( Lochem 1958).
- Kamphuis, Marie, ‘Ruimtevaart: vijftien jaar opleiding en werk’ in: M. Kamphuis e.a.,
Om de leefbaarheid van het bestaan (Lochem 1959), p. 11-47.
- Kamphuis, Marie, W. Goudsmit, A. Kadushin e.a., ‘Om de leefbaarheid van het bestaan’
(Lochem 1959).
- Kamphuis, Marie, Onmaatschappelijkheid als menselijke en maatschappelijke “minus-variatie”.
Voordracht ter gelegenheid van derde lustrum van de CICSA te Groningen (Groningen
1959).
- Social work in a changing world: tenth international conference of Social Work (Rome
1961) met bijdrage van Marie Kamphuis.
- Kamphuis, Marie, Responsibilities and problems of social work today (Groningen, 1962).
Paper presented at a conference held at the Ecumenical Institute Bossey July 1962
and at a meeting of the Association of Social Workers in the Cape Province (S.A.)
at Capetown, August 1962.
- Kamphuis, Marie, Die personliche Hilfe in der Socialarbeit unserer Zeit. Eine Einfuhrung
in die Methode der Einzelfalhilfe fur Praxis und Ausbildung (Stuttgart; eerste druk,
1963).
- Kamphuis, Marie, Nieuwe wegen in het werk met probleemgezinnen. Het casework-experiment
in het Family Centered Project in St. Paul (Alphen aan den Rijn 1963).
- Kamphuis, Marie, Het avontuur in St. Paul naar het Casework Notebook (Alphen aan
den Rijn 1963).
- Kamphuis, Marie, ‘Beroepscode en methode’ in: Tijdschrift voor Maatschappelijk Werk
(1965) p. 422-425.
- Kamphuis, Marie, ‘Functies en verantwoordelijkheden van het maatschappelijk werk
vandaag’ in: Professionele Maatskaplike werk, red. G. Cronjé (Pretoria 1965).
- Kamphuis, Marie, ‘Arbeit mit Problemfamilien’ in: Soziale Arbeit: Deutsche Zeitschrift
für soziale und sozialverwandte Gebiete 15 (1966) afl. 6 p. 260.
- Kamphuis, Marie, Methodische perspectieven in het werk met geestelijk gehandicapte
jongeren (Groningen 1969).
- Kamphuis, Marie, Sociale actie nu?! (Lochem 1970).
- Kamphuis, Marie, Tegen de draad in: opstellen over de ontwikkelingen in de jaren
zestig en perspectieven voor de jaren zeventig in sociale dienstverlening en opleiding
(Lochem 1972).
- Reid, J. en H. ten Holt, Het taakgerichte systeem: theorie en praktijk van de taakgerichte
benadering in de sociale dienstverlening (Deventer 1982). Voorwoord van Marie Kamphuis.
- Perlman, Helen Harris en H.G. Nijk, De relatie (Deventer 1982). Voorwoord van Marie
Kamphuis.
- Kamphuis, Marie, ‘Kijken in de spiegel van het verleden’ 1 t/m 10, in: Tijdschrift
voor agologie 84-4, 84-5, 84-6, 85-1, 85-2 85-3 85-6, 86-1, 86-2 en 86-3 (1984-1986).
- Kamphuis, Marie, Kijken in de spiegel van het verleden: veertig jaar avonturen in
en om welzijnsland (Groningen 1986).
- Kamphuis, Marie, ‘Licht en liefde op het platteland’ in: Tijdschrift voor huishoudkunde
9 (1988), 3 en 4, p. 81-90.
- Kamphuis, Marie, ‘Persoonlijk commentaar’ [op een artikel van Peter Heeman] in: Tijdschrift
voor Agologie 89-2 (1989) p. 154-158.
- Kamphuis, Marie, ‘Leerstoel maatschappelijk werk?!’ in : Tijdschrift voor Agologie
90-4 (1990), p. 349-352.
- Jagt, Nel en Marie Kamphuis. Interview met een pionier van het maatschappelijk werk
(Utrecht 1990).
- Kamphuis, Marie. ‘Ingezonden brief over column van J.A.A. van Doorn 21-6-1990’ in:
NRC-Handelsblad 28-6-1990.
- Kamphuis, Marie, Avondrood (Groningen 1999).
- Kamphuis, Marie, De “eigen identiteit” van het maatschappelijk werk (Groningen z.j.).
- Kamphuis, Marie, Neue Perspektive in der Arbeit mit Problemfamilien (Groningen z.j.).
- Kamphuis, Marie en S. de Blaauw, ‘Paastijd in Martinikerk’ in: Groninger Kerkblad
(z.j.).
Publicaties over Marie Kamphuis
- Nel Jagt, Marie Kamphuis. Interview met een pionier van het maatschappelijk werk
(Utrecht: SWP, 1990).
- Radboud Engbersen en Thijs Jansen, Armoede in de maatschappelijke verbeelding (1945-190)
Een retorische studie. (Leiden/Antwerpen: Stenfert Kroese Uitgevers, 1991).
- ‘Ischa Meijer interviewt Marie Kamphuis. Verkorte bewerking van een interview op
de VPRO-radio uitgezonden op 6 en 13 oktover 1993.’ Tijdschrift voor de Sociale Sector
(November 1993) 47.11, 8-15.
- Berteke Waaldijk, Het Amerika der Vrouw. Sekse en de geschiedenis van het maatschappelijk
werk in Nederland en de verenigde Staten (Groningen: Wolters Noordhoff, 1996).
- Berteke Waaldijk, ‘Marie Kamphuis en de wijde wereld van het maatschappelijk werk’
in: Berteke Waaldijk, Jaap van der Stel en Geert van der Laan, eds. Honderd jaar Sociale
Arbeid. Portretten en praktijken uit de geschiedenis van het maatschappelijk werk
(Assen: Van Gorcum, 1999).
- Anoushka Boet en Berteke Waaldijk, ‘”Dort ansetzen wo der Klient ist.” Marie Kamphuis
und die Professionalisieriung der Socialen Arbeit in Holland (Niederlande)’ in: Sabien
Hering & Berteke Waaldijk, eds. Die Geschichte der Socialen Arbeit in Europa. Wichtige
Pionierinnen und ihr Einfluss auf die Entwicklung internationaler Organisationen.
(Opladen: Leske & Budrich, 2002) 43-50.
- Jan Willem Duyvendak, Maatschappelijk (opbouw)werk? De actualiteit van Marie Kamphuis
en Jo Boer. Marie Kamphuis Lezing 2001 (Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2002).
Afkortingen
CICSA AmsterdamCentraal Instituut voor Christelijk Sociale Arbeid Amsterdam
CICSA GroningenCentraal Instituut voor Christelijk Sociale Arbeid Groningen, werd
later ASCA
ASCAAcademie voor Sociale en Culturele Arbeid
SSRMWStichting Stedelijke Raad voor Maatschappelijk Welzijn Groningen
NVMWNederlandse Vereniging voor Maatschappelijk Werkers