Ordening
Het vooroorlogse gedeelte was al grotendeels geordend en beschreven voor 1980 en
de indeling van de stukken is afwijkend van die van het naoorlogse gedeelte. Het vooroorlogse
gedeelte bevat tevens een tweetal archivalia, die resp. tot het jaar 1950 en het jaar
1952 doorlopen. Het betreft delen met ingenaaide katernen, die uiteraard niet gesplitst
kunnen worden
In het tamelijk volledig bewaard gebleven naoorlogse gedeelte, waarin veel duidelijker
een structuur viel te onderkennen, zijn in de hoofdrubriek Algemeen behalve de vergaderstukken
van het Dagelijks Bestuur en het Federatiebestuur ook de vergaderstukken van Rode
Wachten, Trekvogels en Zwaluwen ondergebracht en niet in de hoofdrubriek Activiteiten
omdat deze vergaderingen in de eerste plaats een bestuurlijk en coördinerend karakter
hadden, meer dan een uitvoerend. Vanwege het feit dat het onderhavige archief een
afdelingsarchief is zijn de ingekomen stukken van de landelijke organisatie ondergebracht
in de hoofdrubriek Organisatie. De kwitanties, rekeningen en andere financiële bescheiden
zijn vanwege de onvolledigheid van de jaarstukken zo veel mogelijk bewaard
Hoewel zeker geen chaos was de aangetroffen ordening niet altijd consistent. Niet
alleen bevonden zich meer dan eens verschillende soorten stukken zonder aanwijsbare
redenen bij elkaar, maar ook ontbrak vaak een consequent volgehouden ordening op onderwerp.
Dat doet vermoeden dat de administratie zelf indertijd moeite had systematiek aan
te brengen (en te houden!) in het archief van een organisatie met zoveel verschillende
werksoorten en vertakkingen als de AJC. Om dit probleem het hoofd te bieden heeft
men vanaf 1949 stukken betreffende verschillende activiteiten per jaar bijeen geplaatst.
Het betreft contacten met de gemeentelijke overheid, met verwante sociaal-democratische
organisaties, met andere jeugdorganisaties en met culturele instellingen, maar ook
stukken betreffende een aantal activiteiten die betrekking hebben op werksoorten,
kampen, vieringen en dergelijke.
Als gevolg van deze chronologische ordening staan de stukken betreffende deze onderwerpen
vanaf 1949 niet meer bij elkaar in afzonderlijke rubrieken. Bij de inventarisatie
is besloten om deze aangetroffen ordening te handhaven. Daarbij zijn de stukken vanaf
1949 zo uitgebreid mogelijk beschreven ten faveure van de raadpleger van het archief,
die wel de stukken over een bepaald onderwerp steeds per jaar zal moeten inzien
De stukken die betrekking hebben op de groepen en vluchten zijn ten dele per streek
(en op de naam van de afzonderlijke groepen en vluchten) geordend. Een kleiner gedeelte
echter is in een chronologische serie opgenomen in de rubriek Groepen en vluchten
gezamenlijk. Ook hier lijkt het jaar 1949 de administratieve cesuur te zijn, al is
dat minder duidelijk dan bij de hierboven genoemde ordening op onderwerp en is er
meer dan eens sprake van overlappingen
Het archief van de afdeling Amsterdam heeft na de ordening een omvang van 18,6 meter.
In de bibliotheek van het IISG zijn veel boeken, brochures en periodieken van de AJC
aanwezig. Ook de jaarverslagen van de landelijke AJC en van veel afdelingen van de
AJC zijn in de bibliotheek te vinden. Ter aanvulling op deze collectie is een aantal
in het archief aangetroffen periodieken overgebracht naar de bibliotheek. Maar periodieken
van sommige afdelingen alsmede periodieken die nauw verbonden zijn met zeer specifieke
werksoorten zoals kaderwerk, Rode-Valken-, Rode- Wachten-, Trekvogel- en Zwaluwenwerk,
alsmede de periodieken van de groepen en vluchten per streek zijn bij de desbetreffende
stukken van afdelingen, streken of gewesten bewaard. Het betreft hier interne periodiekjes
die vaak het karakter van een circulaire hebben. De totale omvang van AJC-publicaties
in de bibliotheek van het IISG bedraagt ongeveer 13 meter.
In de collectie Beeld en Geluid van het IISG is een grote hoeveelheid materiaal van
en betreffende de AJC opgenomen. Het gaat hierbij om foto's, glasnegatieven, dia's,
video's en geluidsbanden, vlaggen, trommels, totempalen, wandkranten, insignes en
objecten. Dit materiaal is te vinden via de on-line publiekscatalogus en middels lijsten
op de website van het IISG. Van de collectie foto-albums is in deze publicatie een
afzonderlijke lijst opgenomen. De omvang van deze collectie bedraagt ongeveer 9 m
Verder is het Audiovisueel Archief in Hilversum, tegenwoordig Nederlands Instituut
voor Beeld en Geluid geheten, de bewaarplaats voor de collectie films van de Stichting
Onderzoek AJC. Een overzicht van het daar aanwezige materiaal is aanwezig in de collectie
(zie archief AJC inv. nr. 1677) en op de studiezaal van het IISG.
18.6 m. meter
Geschiedenis
De Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) werd op 18 maart 1918 opgericht. Het doel dat de
AJC zich stelde was jongeren uit de arbeidersklasse op te voeden en te ontwikkelen,
zowel lichamelijk als geestelijk, en hen voor te bereiden op deelname aan de strijd
voor het socialisme van de arbeidersbeweging, een strijd die bepalend zou zijn voor
de vorming van hun verdere leven. Daarbij diende de AJC de jeugdorganisatie te zijn
van zowel de vakbeweging, in dit geval van de bij het Nederlands Verbond van Vakverenigingen
(NVV) aangesloten vakbonden, als van de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP).
In dat laatste opzicht was de AJC de opvolger van het Centraal Komitee voor Jeugdorganisaties,
dat een landelijk kader vormde voor de sinds 1911 opgerichte Jongelieden Organisaties
van de SDAP. Deze Jongelieden Organisaties waren vanuit de SDAP tot stand gekomen,
nadat een eerdere sociaal-democratische jeugdorganisatie, de in 1901 opgerichte Bond
van Jonge Arbeiders(sters) in Nederland ‘De Zaaier', een volgens de partij te onafhankelijke
koers was gaan varen en zich op de in 1909 van de SDAP afgescheiden Sociaal-Democratische
Partij (SDP) was gaan richten
De AJC werd vanaf haar oprichting bezield door een sterk idealisme, waarin het gemeenschapsbesef
centraal stond. Zij zette zich met nadruk af tegen het individualistische egoïsme,
dat als kenmerkend gold voor de burgerlijke, kapitalistische maatschappij en dat door
de arbeidersjeugd reeds binnen de kapitalistische verhoudingen overwonnen moest worden.
De AJC wilde de klassenstrijd, die tot dan toe vooral op economisch en politiek niveau
gevoerd was, verbinden met de strijd voor een socialistisch cultuurideaal. En als
opvoedingsorganisatie wilde de AJC zich met name op dit laatste strijdterrein begeven.
Op 11 oktober 1920 benoemde de door SDAP en NVV samengestelde Jeugdraad Koos Vorrink
als bezoldigd secretaris-redacteur van de AJC en het was vooral hij, die bovengenoemde
idealen op uiterst krachtige en bezielende wijze wist te verwoorden. Op 11 mei 1924
werd Koos Vorrink door het AJC-Hoofdbestuur tot voorzitter benoemd
Uit haar opstelling vloeide voort, dat de AJC ernaar streefde om het socialistische
cultuurideaal in de eigen gelederen te realiseren. Zo ontwikkelde zich de manier van
samenleven die men later als ‘typische AJC-stijl' meende te herkennen, maar waarvan
de basiselementen zich reeds aan het eind van de negentiende eeuw in verschillende
kringen duidelijk hadden gemanifesteerd: karakteristieke omgangsvormen - zonder alcohol
en tabak- met een eigen manier van kleden, feestvieren en vrijetijdsbesteding. Wandelen
en kamperen hoorden daarbij en zingen, volksdansen, muziek en lekenspel
In de AJC werd geheel overeenkomstig de ideeën die eind negentiende eeuw opkwamen
gezocht naar een samenhangend geheel van culturele uitingen, normen, waarden en rituelen,
van waaruit men de jeugd wilde vormen voor hun leven en voor de vrijheidsstrijd van
de arbeidersbeweging. Het culturele werk van de AJC en de achtergronden hiervan worden
verder uitvoerig belicht in de studie van Jan Meilof, Een wereld licht en vrij. Het
culturele werk van de AJC 1918-1959 (Amsterdam, 1999)
Op de vakbondsjongeren bleek dit alles echter onvoldoende aantrekkingskracht te hebben.
Die stonden met hun benen wat meer in de maatschappelijke werkelijkheid en hadden
moeite met de strenge normen van de AJC, vooral wat betreft het gebruik van tabak
en alcoholische dranken. Het wegblijven van veel jeugdige vakbondsleden leidde er
in 1926 toe dat de band tussen AJC en NVV losser gemaakt werd en dat sindsdien een
aantal bij het NVV aangesloten bonden hun eigen jeugdwerk ging opzetten
Toen de Duitse troepen Nederland in mei 1940 hadden bezet, nam het Hoofdbestuur van
de AJC, na samenspraak met de gewestelijke bestuurders en na de daarop volgende gesprekken
met Rost van Tonningen, op 13 augustus 1940 het besluit de AJC op te heffen. Dit in
tegenstelling tot een aantal andere telgen van ‘De Rode Familie', zoals het NVV, de
Arbeiderspers, de VARA, de Nederlandse Arbeiders Sportbond (NASB) en het Instituut
voor Arbeidersontwikkeling (IvAO). Over de wijze waarop veel AJC'ers op eigen initiatief
tijdens de bezettingsjaren actief bleven, zij verwezen naar het boek van Geertje Marianne
Naarden, Onze jeugd behoort de morgen... De geschiedenis van de AJC in oorlogstijd
(Amsterdam, 1989)
Na de bevrijding in 1945 werd de AJC snel heropgericht. Samenwerking met andere jeugdorganisaties
stond van meet af aan hoog in het vaandel. In december 1945, tijdens het eerste na-oorlogse
congres van de AJC, werd besloten toe te treden tot de Nederlandse Jeugd Gemeenschap
(NJG). Verder werd een poging ondernomen een fusie met de Jeugdbond voor Onthouding
(JVO) aan te gaan, maar ideologische tegenstellingen en ook praktische bezwaren verhinderden
dit. In 1948 werd de Moderne Jeugdraad (MJR) opgericht, waar naast de AJC ook de JVO
(die haar naam had veranderd in Vrije Jeugd Beweging), de NVV-jongeren, de Nederlandse
Culturele Sportbond (de vroegere NASB) en de jongerengroepen uit het Humanistisch
Verbond zich bij aansloten.
Hoewel de eerste naoorlogse jaren een grote toestroom van leden te zien gaven, zette
vanaf 1949 een daling van het ledental in. De typische AJC-stijl, voor de oorlog zo
succesvol, bleek de na-oorlogse jeugd steeds minder aan te spreken. De diverse factoren
die uiteindelijk het proces van ontzuiling in beweging brachten, eisten ook hun tol
binnen de socialistische jeugdbeweging. Tijdens het Buitengewoon Congres van de AJC
op 24 mei 1958 werd het principe-besluit genomen de AJC op te heffen en over te gaan
op de nieuwe fase ‘Werkplaats'. Vervolgens werd op 28 februari 1959 tijdens het laatste
congres van de AJC in Vierhouten besloten de AJC op te heffen. Op 1 maart 1959 werd
in Amsterdam het Jeugd- en Jongerencentrum ‘Ruimte' opgericht.
Organisatie
De AJC was een landelijke organisatie gevestigd te Amsterdam: voor de oorlog aan
de Reguliersgracht en daarna aan de Keizersgracht. Het Congres was het hoogste orgaan
waar het beleid van het Hoofdbestuur (HB) werd besproken en waar de belangrijkste
beslissingen werden genomen
De bezittingen van het Kampfonds, dat door middel van kampfondszegels geld onder
de AJC'ers inzamelde voor de aankoop en het beheer van terreinen en gebouwen, waren
ondergebracht bij de in 1934 daartoe in het leven geroepen Stichting Voor Zon en Vrijheid.
De N.V. Verkoop-Centrale ‘De Brug' was de winkel waar AJC'ers jeugdwerk-, kampeer-
en sportartikelen, kleding, muziekinstrumenten, boeken, brochures, kunstnijverheidsartikelen,
plaatwerken en administratie- en kantoorbenodigdheden en dergelijke konden aanschaffen
Voor de oorlog kende de AJC een aantal leeftijdscategorieën. Bij de oprichting in
1918 waren er A-leden (13- tot 16-jarigen) en B-leden (16- tot 18-jarigen, later tot
20 jaar). In 1928 werd het werk met de A-leden omgevormd tot het Rode-Valkenwerk (12-
tot 16-jarigen). In 1932 werden de B-leden Rode-Wachten (16- tot 21-jarigen) en werd
gestart met de Jong Socialisten (boven 21 jaar). Deze laatsten dienden tevens lid
van de SDAP of van één van de bij het NVV aangesloten vakbonden te zijn. In 1937 werd
gestart met het Trekvogelwerk voor de 8- tot 12-jarigen
Tien of meer personen van 12 tot 21 jaar in dezelfde plaats woonachtig konden een
afdeling vormen, bestaande uit Rode Valken en Rode Wachten. De Rode Valken werkten
in kleine gemeenschappen, de zogenaamde horden met meisjes en jongens apart. De horden
tezamen vormden een troep. Waren er meer dan 16 horden in een troep dan werd de troep
te groot en moest deze worden gesplitst. Meerdere troepen in eenzelfde afdeling vormden
samen een stam
De Rode Valken en de naoorlogse Trekvogels hadden hun eigen wet, groet, uniform,
totems en vlaggen. Jaarlijks kwamen zij in de zomer samen in hun grote kamp, de Rode
Nederzetting (RNZ) aan de voet van het Rode-Valkennest in Vierhouten op de Veluwe.
De Rode Wachten hielden hun jaarlijkse Pinksterfeest rond De Paasheuvel in Vierhouten.
Voor een heldere weergave van het werk met de 8- tot 16-jarigen raadplege men het
boek van Nelleke van Eerde-Kooy, De Wereld omspannen met Vriendschap. Rode Valken,
Trekvogels en Zwaluwen in de AJC . Amsterdam 2002.
Ook bij de naoorlogse AJC kon men al op achtjarige leeftijd lid worden. Er waren
drie leeftijdscategorieën: de Zwaluwen (8- tot 12-jarigen), de Trekvogels (12- tot
16-jarigen) en de Rode Wachten (16- tot 23-jarigen). Daarnaast was er het kader dat
ook ouder dan 23 jaar kon zijn
De Zwaluwen en de Trekvogels werkten in koppels, vluchten en zwermen. De koppels
(voor de oorlog: horden) waren kleine gemeenschappen van ongeveer 14 jongens of 14
meisjes. Een aantal koppels vormde een vlucht (voor de oorlog: troep) en een aantal
vluchten een zwerm (voor de oorlog: stam). Alle zwermen tezamen vormden de Nederlandse
Trekvogelbeweging. De leiding berustte bij koppel-, vlucht- en zwermleiders. De Rode
Wachten vormden kernen, groepen en afdelingen. De kernen waren kleine gemeenschappen
van ca. 15 jongens en meisjes.
De afdelingsbesturen gaven leiding aan het plaatselijk werk. Meerdere afdelingen
vormden een gewest, waarvan de grenzen meestal samenvielen met die van een provincie.
Vanwege zijn grote omvang was de afdeling Amsterdam, die in 1918 was opgericht, verdeeld
in groepen die tezamen een federatie vormden met een Federatiebestuur. De federatie
was onderverdeeld in districten (na de oorlog streken genoemd) Noord, Oost, Zuid en
West. Het kantoor van de afdeling Amsterdam was gevestigd in gebouw ‘Het Anker' aan
de Prins Hendrikkade, in het centrum van Amsterdam. Na de oorlog had de afdeling Amsterdam
een eigen Verkoop-Centrale ‘De Parlevinker'. Ook in Den Haag en Rotterdam waren federaties.
De archieven
In 1939 ontving het IISG de eerste stukken van de Haagse AJC-bestuurder Henri Rietstap,
later gevolgd door enkele aanvullingen.
Kort voor de officiële opheffing van de AJC is in 1958 een omvangrijke collectie
archiefmateriaal aan het IISG overgedragen. Hiertoe behoorde onder meer het archief
van de afdeling Amsterdam. Waarschijnlijk zijn toen ook al stukken overgedragen die
nu in de landelijke AJC-collectie zijn opgenomen. In de jaren die volgden, zijn geregeld
AJC-archivalia overgedragen, o.a. door Wim Thomassen, die in de tweede helft van de
jaren dertig secretaris van de AJC was. Deze regelmatige overdracht raakte in een
stroomversnelling nadat op 10 september 1980 de Stichting Onderzoek AJC was opgericht.
Oud-leden werden geïnterviewd, er werd onderzoek gedaan met het oog op de diverse
publicaties over de AJC en de oud-leden werd gevraagd om datgene wat ze aan AJC-stukken
bewaard hadden, af te staan aan de Stichting Onderzoek AJC. Zo werd er vrij systematisch
verzameld. Mede dankzij het enthousiasme van bestuursleden van deze Stichting en andere
oud-AJC'ers werden heel veel documenten voor het nageslacht veilig gesteld. In de
loop der jaren werden al deze documenten door de Stichting in bewaring gegeven aan
het IISG
Voor zover bekend is het oorspronkelijke archief van de landelijke AJC (secretariaat
en Hoofdbestuur) tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren gegaan. Ook het landelijke
archief van de AJC van na 1945 is niet als zodanig bewaard gebleven. Het materiaal
dat in deze inventaris is beschreven, moet dan ook beschouwd worden als een collectie,
een later samengestelde verzameling van archivalia van de landelijke AJC. In deze
verzameling werden opgenomen archivalia uit afdelingen, groepen, stichtingen, andere
geledingen en van leden en bestuursleden
Vooral van de afdeling Amsterdam zijn veel stukken bewaard gebleven, zowel van vóór
1940 als van na 1945. De stukken van vóór 1940 vormen echter niet het oorspronkelijke
afdelingsarchief maar zijn door oud-(bestuurs)leden verzameld. De stukken van na 1945
zijn wel het eigenlijke afdelingsarchief. Dit archief bevat ook veel stukken van het
landelijk bestuur, die bij de afdeling waren binnengekomen. Deze stukken zijn belangrijk
omdat ze in het overgebleven landelijk archief veelal verloren zijn gegaan
Van de afdeling Den Haag zijn relatief veel stukken bewaard gebleven van vóór 1940.
Deze zijn voor het overgrote deel afkomstig van Henri Rietstap, die in de jaren twintig
en dertig bestuurder was van de afdeling Den Haag en van het gewest Zuid-Holland van
de AJC. Bij de afdeling Den Haag zijn derhalve ook veel vóóroorlogse stukken te vinden,
ingekomen van het gewest Zuid-Holland en van het landelijk bestuur
Enkele archieven en archivalia, die verworven werden met behulp van de Stichting
Onderzoek AJC, zijn niet in deze inventaris opgenomen, maar zijn als zelfstandig archief
behandeld. Dat geldt o.a. voor het archief van de Jongelieden Geheelonthoudersbond
(JGOB). Stukken afkomstig van Henri Rietstap zonder relatie met de AJC zijn opgenomen
in een afzonderlijk persoonsarchief van deze bestuurder
Bovendien zijn op het IISG verschillende andere archieven aanwezig waarin zich materiaal
met betrekking tot de AJC bevindt. Daarbij kan gedacht worden aan persoonsarchieven,
o.a. van Piet Tiggers, maar ook aan organisatiearchieven, o.a. de SDAP, het NVV en
De Centrale Arbeiders- Verzekerings- en Depositobank
Tenslotte moet gewezen worden op de aanwezigheid van archieven van of over de AJC
bij andere archiefinstellingen. In het overzicht van Mies Campfens en Gerrit Voerman,
Archieven van de Rode Familie (Amsterdam, 1994, pp. 34-35) wordt een aantal vindplaatsen
genoemd en sindsdien is onder meer aan het Gemeentearchief van Enschede een grote
collectie AJC-materiaal overgedragen.
Ordening
Nadat de Stichting Onderzoek AJC vanaf midden jaren tachtig een groot aantal publicaties
het licht deed zien over de verschillende aspecten van de geschiedenis van de AJC,
zette de Stichting zich ook in voor een goede inventarisatie van de landelijke AJC-collectie.
Met succes werd een beroep gedaan op een aantal fondsen om in de kosten van dit ordeningsproject
bij te dragen. In de kosten, verbonden aan de ordening van de landelijke AJC-collectie,
werd bijgedragen door het Prins Bernhard Cultuurfonds, de Stichting VSB fonds, de
VARA, Dé Stoop en een groot aantal oud-AJC'ers. Dit ordeningsproject kreeg een voorlopige
afronding in het voorjaar van 2002. Vervolgens heeft de Stichting Onderzoek AJC zich
samen met het IISG ingespannen om ervoor te zorgen dat deze inventaris samen met de
eerder gemaakte inventaris van het archief van de afdeling Amsterdam van de AJC en
de lijst van fotoalbums in de reeks ‘Werkuitgaven' van het IISG in druk zou verschijnen.
Deze uitgave is het resultaat. Ook tijdens en na de ordening van het archief zijn
nog substantiële aanvullingen op het archief ontvangen. De laatste aanvullingen kwamen
binnen, nadat de definitieve nummering van het archief was vastgesteld. Dit is de
reden waarom in de inventaris af en toe A, B en C nummers voorkomen
Ook het archief van de Stichting Onderzoek AJC, die per 31 december 2002 haar werkzaamheden
beëindigde, is in deze inventaris opgenomen
Bij de ordening van de stukken is een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het landelijke
deel en anderzijds de stukken van afdelingen en gewesten. De archivalia afkomstig
van personen zijn zoveel mogelijk in overeenstemming met hun functies of activiteiten
ondergebracht bij de rubrieken in het landelijke deel of bij de afdelingen en gewesten
In de inventaris van de landelijke AJC-collectie vindt men eerst de vergaderstukken
en de correspondentie. Daarna komen organisatorische aspecten zoals de huisvesting
aan de orde maar ook de AJC in de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens de activiteiten,
zoals Pinksterfeesten, Rode Nederzettingen en het Rode-Valken-, Trekvogel- en Zwaluwenwerk.
In de daaropvolgende rubrieken komen de afdelingen en gewesten en de Stichting Voor
Zon en Vrijheid aan de beurt en geëindigd wordt met de stukken die betrekking hebben
op de Stichting Onderzoek AJC, de Stichting Oud-AJC Kontakten en op plaatselijke verenigingen
van oud-AJC'ers
Een zuivere scheiding tussen het landelijke en Amsterdamse deel is bij deze ordening
niet aangebracht. Dit zou zeer tijdrovend zijn geweest omdat dan het archief van de
afdeling Amsterdam opnieuw geordend zou moeten worden. Bovendien zou gezien de geschiedenis
van de archieven het resultaat nog steeds tot op zekere hoogte arbitrair zijn. De
inventaris van de afdeling Amsterdam uit 1994 is daarom, behoudens het invoegen van
losse stukken en het aanbrengen van enkele correcties, gehandhaafd. Na 1994 aangetroffen
of overgedragen archivalia van Amsterdam zijn in de inventaris van de landelijke AJC-collectie
beschreven
De omvang van de landelijke AJC-collectie bedraagt na de ordening 24,12 meter.
Ordening afdeling Amsterdam
Het vooroorlogse gedeelte was al grotendeels geordend en beschreven voor 1980 en
de indeling van de stukken is afwijkend van die van het naoorlogse gedeelte. Het vooroorlogse
gedeelte bevat tevens een tweetal archivalia, die resp. tot het jaar 1950 en het jaar
1952 doorlopen. Het betreft delen met ingenaaide katernen, die uiteraard niet gesplitst
kunnen worden
In het tamelijk volledig bewaard gebleven naoorlogse gedeelte, waarin veel duidelijker
een structuur viel te onderkennen, zijn in de hoofdrubriek Algemeen behalve de vergaderstukken
van het Dagelijks Bestuur en het Federatiebestuur ook de vergaderstukken van Rode
Wachten, Trekvogels en Zwaluwen ondergebracht en niet in de hoofdrubriek Activiteiten
omdat deze vergaderingen in de eerste plaats een bestuurlijk en coördinerend karakter
hadden, meer dan een uitvoerend. Vanwege het feit dat het onderhavige archief een
afdelingsarchief is zijn de ingekomen stukken van de landelijke organisatie ondergebracht
in de hoofdrubriek Organisatie. De kwitanties, rekeningen en andere financiële bescheiden
zijn vanwege de onvolledigheid van de jaarstukken zo veel mogelijk bewaard
Hoewel zeker geen chaos was de aangetroffen ordening niet altijd consistent. Niet
alleen bevonden zich meer dan eens verschillende soorten stukken zonder aanwijsbare
redenen bij elkaar, maar ook ontbrak vaak een consequent volgehouden ordening op onderwerp.
Dat doet vermoeden dat de administratie zelf indertijd moeite had systematiek aan
te brengen (en te houden!) in het archief van een organisatie met zoveel verschillende
werksoorten en vertakkingen als de AJC. Om dit probleem het hoofd te bieden heeft
men vanaf 1949 stukken betreffende verschillende activiteiten per jaar bijeen geplaatst.
Het betreft contacten met de gemeentelijke overheid, met verwante sociaal-democratische
organisaties, met andere jeugdorganisaties en met culturele instellingen, maar ook
stukken betreffende een aantal activiteiten die betrekking hebben op werksoorten,
kampen, vieringen en dergelijke.
Als gevolg van deze chronologische ordening staan de stukken betreffende deze onderwerpen
vanaf 1949 niet meer bij elkaar in afzonderlijke rubrieken. Bij de inventarisatie
is besloten om deze aangetroffen ordening te handhaven. Daarbij zijn de stukken vanaf
1949 zo uitgebreid mogelijk beschreven ten faveure van de raadpleger van het archief,
die wel de stukken over een bepaald onderwerp steeds per jaar zal moeten inzien
De stukken die betrekking hebben op de groepen en vluchten zijn ten dele per streek
(en op de naam van de afzonderlijke groepen en vluchten) geordend. Een kleiner gedeelte
echter is in een chronologische serie opgenomen in de rubriek Groepen en vluchten
gezamenlijk. Ook hier lijkt het jaar 1949 de administratieve cesuur te zijn, al is
dat minder duidelijk dan bij de hierboven genoemde ordening op onderwerp en is er
meer dan eens sprake van overlappingen
Het archief van de afdeling Amsterdam heeft na de ordening een omvang van 18,6 meter.
Bibliotheek
In de bibliotheek van het IISG zijn veel boeken, brochures en periodieken van de
AJC aanwezig. Ook de jaarverslagen van de landelijke AJC en van veel afdelingen van
de AJC zijn in de bibliotheek te vinden. Ter aanvulling op deze collectie is een aantal
in het archief aangetroffen periodieken overgebracht naar de bibliotheek. Maar periodieken
van sommige afdelingen alsmede periodieken die nauw verbonden zijn met zeer specifieke
werksoorten zoals kaderwerk, Rode-Valken-, Rode- Wachten-, Trekvogel- en Zwaluwenwerk,
alsmede de periodieken van de groepen en vluchten per streek zijn bij de desbetreffende
stukken van afdelingen, streken of gewesten bewaard. Het betreft hier interne periodiekjes
die vaak het karakter van een circulaire hebben. De totale omvang van AJC-publicaties
in de bibliotheek van het IISG bedraagt ongeveer 13 meter.
Beeld en Geluid
In de collectie Beeld en Geluid van het IISG is een grote hoeveelheid materiaal van
en betreffende de AJC opgenomen. Het gaat hierbij om foto's, glasnegatieven, dia's,
video's en geluidsbanden, vlaggen, trommels, totempalen, wandkranten, insignes en
objecten. Dit materiaal is te vinden via de on-line publiekscatalogus en middels lijsten
op de website van het IISG. Van de collectie foto-albums is in deze publicatie een
afzonderlijke lijst opgenomen. De omvang van deze collectie bedraagt ongeveer 9 m
Verder is het Audiovisueel Archief in Hilversum, tegenwoordig Nederlands Instituut
voor Beeld en Geluid geheten, de bewaarplaats voor de collectie films van de Stichting
Onderzoek AJC. Een overzicht van het daar aanwezige materiaal is aanwezig in de collectie
(zie archief AJC inv. nr. 1677) en op de studiezaal van het IISG.
Verantwoording
De inventaris van het archief van de afdeling Amsterdam van de AJC is in de eerste
helft van de jaren negentig van de twintigste eeuw gemaakt door de IISG-medewerkers
Jaap Haag en Henk Hondius en was in 1994 klaar. De inventaris van de landelijke AJC-collectie
is evenals de lijst van de fotoalbums van de AJC gemaakt door Bouwe Hijma in de periode
2000-2002
Naar de bestuursleden van de Stichting Onderzoek AJC en in het bijzonder naar Ad
van Moock en Joost de Moor gaat veel dank uit voor het bijeenbrengen van de grote
hoeveelheid archiefstukken. Joost de Moor verstrekte veel informatie en leverde commentaar
op de conceptteksten. Naast laatstgenoemde hebben Nora Meilof-Witte en Jan Meilof
vooral veel aanvullende informatie verstrekt voor de rubriek over lekenspel, dans,
zang en muziek.
Literatuur
Eerde-Kooy, Nelleke van, De Wereld omspannen met Vriendschap. Rode Valken, Trekvogels
en Zwaluwen in de AJC . Amsterdam 2002.
Groot, Jan de, Joost de Moor en Cok Pels, ‘En nooit groeien de einders dicht'. Ad
van Moock, 1915-1996, een levensschets . Amsterdam 1999.
Hartveld, Leo, Frits de Jong Edz., Dries Kuperus, De Arbeiders Jeugd Centrale AJC
. Amsterdam, 1982.
Louw, A. van der, Rood als je hart. 'n Geschiedenis van de AJC . Amsterdam, 1974.
Meilof, Jan, Jan de Groot en Rie Spanjer-de Ruijter, De AJC... dat waren wij. Herinneringen
van oud-leden . Amsterdam 1985.
Meilof, Jan, Een wereld licht en vrij. Het culturele werk van de AJC 1918-1959 .
Amsterdam 1999.
Meilof-Witte, Noor, Jan Meilof, Joost de Moor, Achter onze bonte vaan. Een beeld
van de Arbeiders Jeugd Centrale 1918-1959 . Amsterdam 2000.
Naarden, Geertje Marianne, Onze jeugd behoort de morgen... De geschiedenis van de
AJC in oorlogstijd . Amsterdam, 1989.
Praag, Philip van, Herinneringen aan Koos Vorrink . Amsterdam 1985.
Praag, Philip van, De AJC belicht. Een bundel opstellen . Amsterdam 1990.
Sligte, Ger, Mieke Meier en Bertje Branie - striptekeningen van Ger Sligte . Redactie:
Toon van der Erve, Joost de Moor en Cok Pels. Amsterdam 1992.
Valk, Aad, Een lichtend Baken - 70 jaar kamperen bij ‘Voor Zon en Vrijheid' en met
de AJC . Amsterdam 1997.
Wiedijk, C.H., Koos Vorrink: gezindheid, veralgemening, integratie. Een biografische
studie (1891-1940) . Groningen, 1986.
LIJST VAN NAAR DE BIBLIOTHEEK OVERGEBRACHTE BROCHURES EN PERIODIEKEN
Brochures:
'Een kistje met juwelen' (1946).
'Onze Apparatuur' (1948).
'Jeugd in de Wereld' (1949).
'Dagen van Vriendschap' (1946).
Periodieken:
exemplaren van de troepkrant Valkoog (jrg. 1, nr. 1 en jrg. ... nr. 6);
exemplaren van Vrijheid, De Beiaard, Wij bouwen en Vriendschap.
exemplaren van De Kargadoor, Maandblad van de Federatie Amsterdam der AJC. 1953-1956.
enkele exemplaren van De Trekvogelvriend. Uitgave van de Zwerm Amsterdam. 1e jrg.
1949.
exemplaar van Het Poetsvod, nieuwspapier van de voorlopige kern van Vooruitstrevende
Studerenden. Mei 1949. 1e editie;
enkele exemplaren van De Paashaas, uitgave van het Gewest Noord-Holland, Zwerm Amsterdam.
1949;
enkele exemplaren van Iris, natuurhistorisch orgaan van de AJC. 1950-1951;
enkele exemplaren van Van de Kaai, maandelijkse uitgave van de AJC-afdeling Amsterdam.
1950-1952.