Samenvatting
De congregatie van de Zusters van O.L. Vrouw van Liefde van de Goede Herder (of kortweg:
De Goede Herder) vindt zijn oorsprong in 1829, toen zuster Maria Euphrasia Pelletier
van de Zusters van Onze Lieve Vrouw van Liefde in Tours van de bisschop het verzoek
kreeg een dochterklooster te Angers te stichtten. Het klooster, dat zij de “Goede
Herder” noemde, was bedoeld om onfortuinlijke vrouwen en meisjes te helpen.
Klooster “De Goede Herder” was een groot succes en dochterstichtingen verspreidde
zich snel over verschillende bisdommen. Om de eenheid en samenwerking tussen de verschillende
instellingen te behouden, kreeg moeder Euphrasia in 1835 pauselijke toestemming tot
oprichting van een generalaat, waarmee de “Zusters van O.L. Vrouw van Liefde van de
Goede Herder in Angers” een zelfstandige congregatie onder de Regel van Augustinus
werd.
In 1853 volgde de goedkeuring van de constituties door paus Gregorius XVI. De snelle
groei van de congregatie zette zich voort. Bij het overlijden van moeder Euphrasia
in 1868 waren er reeds meer dan honderd huizen van de Goede Herder, waar meer dan
2000 zusters werkten.
Op 30 maart 1860 vestigden de eerste Zusters van de Goede Herder zich op verzoek van
mgr. F.J. van Vree aan de Hoge Rijndijk te Zoeterwoude. In 1879, 1892 en 1902 volgden
kloosterinternaten in Haarlem, Velp en Tilburg. In 1910, bij het 50-jarig jubileum
in Nederland, waren er 175 zusters, 340 ‘meisjes’ (ouder dan veertien jaar) en 235
jongere kinderen (ook wel “préservées” genoemd). De congregatie bouwde een reputatie
op in de opvang van meisjes en werkt steeds nauwer samen met de overheid. Meisjes
en jonge vrouwen kwamen via de voogdijraad, de politie of kerkelijke instanties bij
instellingen van de Goede Herder terecht.
In de oorlog werden de internaten in Velp en Bloemendaal gevorderd door de Duitsers.
In 1945 werd een groot deel van het complex in Velp verwoest. Na de oorlog werd het
werk weer opgestart en werden te Leiden, Leiderdorp en Almelo tehuizen voor werkende
meisjes geopend, onder de naam “Sancta Euphrasia”. Vanaf halverwege de jaren ’60 werd
het internaatswerk wegens het gebrek aan roepingen ingekrompen.
In 2006 werd de Nederlandse Provincie officieel opgeheven en ging over naar een afzonderlijk
huis, klooster Euphrasia, onder auspiciën van het generaal bestuur. Sinds 26 april
2012 maakt klooster Euphrasia deel uit van de BFMN-provincie (België, Frankrijk, Hongarije,
Nederland). Daarmee kwam een einde aan 152 jaar zelfstandigheid en werd de bestuursverantwoordelijkheid
overgedragen aan het provinciaal bestuur te Parijs.
Archiefvormer
Stichting en ontwikkeling
Naam
In Nederland stond de congregatie bekend als: De Zusters van O.L. Vrouw van Liefde
van de Goede Herder; De Zusters van de Goede Herder; Congregatie van O.L. Vrouw van
Liefde des Goeden Herders van Angers; of kortweg: De Goede Herder.
Internationaal heeft de congregatie de volgende namen: Congregationis Sororum a Bono
Pastore; La congrégation de Notre-Dame de Charité du Bon Pasteur; Sœurs du Bon Pasteur
d'Angers; The Congregation of Our Lady of Charity of the Good Shepherd (the Sisters
of the Good Shepherd).
Afkorting R.G.S. (Religious of the Good Shepherd)
Stichting
In 1814 trad Rose Virginie Pelletier toe tot de congregatie van de Zusters van Onze
Lieve Vrouw van Liefde. De Congregatie van O.L. Vrouw van Liefde was in 1641 gesticht
in Caen door de H. Johannes Eudes, met als doel de ‘verheffing’ van meisjes en jonge
vrouwen. Pelletier, kloosternaam Maria Euphrasia, werd in 1825 tot overste van het
klooster in Tours gekozen. In 1829 stichtte Maria Euphrasia op verzoek van de bisschop
van Angers een dochterklooster van O.L. Vrouw van Liefde in Angers. Ze noemde het
klooster “Goede Herder”, ter herinnering aan een instelling die vóór de Franse Revolutie
in Angers vrouwen geholpen had.
Klooster “De Goede Herder” was een groot succes en dochterstichtingen verspreidden
zich snel over verschillende bisdommen. Om de eenheid en samenwerking tussen de verschillende
instellingen te behouden, verzocht moeder Euphrasia, gesteund door de bisschoppen
van Angers, Poitiers, Grenoble en Metz, paus Gregorius XVI tot oprichting van een
generalaat. Die toestemming kwam begin 1835, waarmee de “Zusters van O.L. Vrouw van
Liefde van de Goede Herder in Angers” een zelfstandige congregatie onder de Regel
van Augustinus werd. Moeder Maria Euphrasia Pelletier werd tot eerste Algemene Overste
van de congregatie benoemd.
In 1853 volgde de goedkeuring van de constituties door paus Gregorius XVI. De snelle
groei van de congregatie zette zich voort. Bij het overlijden van moeder Euphrasia
in 1868 waren er reeds meer dan honderd huizen van de Goede Herder, waar meer dan
2000 zusters werkten. In 1933 is Maria Euphrasia zalig verklaard. In 1940 volgde haar
heiligverklaring.
Vandaag de dag telt de congregatie van Onze Lieve Vrouw van Liefde van de Goede Herder
bijna 4000 leden die in meer dan 70 landen actief zijn.
Ontwikkeling internationaal
Het eerste huis van de Goede Herder buiten Frankrijk ontstond in 1838 in Rome. Daarna
volgden Mons en Namur in België, München en Aken in Duitsland, Londen, Bristol en
Glasgow in het Verenigd Koninkrijk en Louisville in de Verenigde Staten. In de negentiende
eeuw volgden de stichtingen elkaar in hoog tempo op: Algiers in 1843, Montreal in
1844, Caïro in 1845, Bangalore in 1854, San Philipe (Chili) in 1855, Leiderdorp als
eerste Nederlandse stichting in 1860, Melbourne in 1863. In 1868 telt de congregatie
al acht provincies, 92 huizen, 1868 zusters en 349 novicen. Een aantal dat zou uitgroeien
tot 390 huizen in 43 provincies in 1953.
Onder inv. nr. 1279 in het archief is een overzicht van de verschillende provincies
en regionale spreiding te vinden. Inv. nr. 94 bevat statistieken per jaar, tot 2012.
Op de website van de congregatie (http://www.bonpasteur.com/ en http://rgs.gssweb.org/en)
is een actueel overzicht te vinden.
Ontwikkeling in Nederland
Op 30 maart 1860 vestigden de eerste Zusters van de Goede Herder zich op verzoek van
mgr. F.J. van Vree aan de Hoge Rijndijk te Zoeterwoude. Van Vree maakte zich zorgen
over een groeiende groep kinderen uit arme gezinnen, die ten tijde van de industrialisatie
zonder toezicht op straat zwierven. Huis "De Goede Herder" moest de opvoeding van
deze 'verwaarloosde kinderen' verzorgen. In de praktijk waren de meeste pupillen van
de zusters voornamelijk meisjes in hun latere tienerjaren. Om financieel rond te komen
werd er borduurwerk aangenomen en een wasserij geopend bij het klooster. Op 5 september
1860 trad de eerste novice in, Alida Vlasveld (zuster M. Liwina). In november 1864
werd zuster M. Jozef-Everard als overste geïnstalleerd en werden de kloosterboeken
van het Frans naar het Nederlands vertaald. Tien jaar na de opening woonden er circa
70 pupillen in Zoeterwoude.
In 1879, 1892 en 1902 volgden kloosterinternaten in Haarlem, Velp en Tilburg. In 1910,
bij het 50-jarig jubileum in Nederland, waren er 175 zusters, 340 ‘meisjes’ (ouder
dan veertien jaar) en 235 jongere kinderen (ook wel “préservées” genoemd). De congregatie
bouwde een reputatie op in de opvang van meisjes en werkte steeds nauwer samen met
de overheid. Meisjes en jonge vrouwen kwamen via de voogdijraad, de politie of kerkelijke
instanties bij de Goede Herder terecht. In 1927 richtten de zusters in Bloemendaal
het eerste katholieke observatiehuis voor meisjes op, Maria Immaculata. Veel kinderen
werden eerst hier naartoe gebracht, zodat op basis van hun achtergrond en problematiek
bepaald kon worden welk internaat het meest geschikt was.
Op 15 maart 1927 vertrokken zes Nederlandse zusters naar Jakarta om daar een ‘heropvoedingshuis’
te stichten. In de oorlog werden de internaten in Velp en Bloemendaal gevorderd door
de Duitsers. In 1945 werd een groot deel van het complex te Velp verwoest. Na de oorlog
werd het werk weer opgestart en werden te Leiden, Leiderdorp en Almelo tehuizen voor
werkende meisjes geopend, onder de naam “Sancta Euphrasia”. In 1953 kwam de Nederlandse
stichting in Indonesië onder de provincie Colombo te vallen. Vanaf halverwege de jaren
’60 werd het internaatswerk wegens het gebrek aan roepingen ingekrompen. Sancta Euphrasia
te Almelo werd overgedragen aan leken, het internaat voor jonge kinderen te Bloemendaal
sloot, net als de stichtingen te Leiderdorp. In 1974 werd Larenstein gesloten, in
1982 voldgen het observatiehuis te Bloemendaal en “Sancta Euphrasia” te Velp. In 1983
verhuisden de zusters en 'dames' (oud-pupillen die bij de zusters zijn gebleven) naar
de nieuwbouw “Euphrasia” te Bloemdaal, waardoor het grootste deel van de congregatie
of daar, of in kloosterbejaardenoord Witven te Someren woont.
In 2006 werd de Nederlandse Provincie officieel opgeheven en overgegaan naar een afzonderlijk
huis, klooster Euphrasia, onder auspiciën van het generaal bestuur. Sinds 26 april
2012 maakt klooster Euphrasia deel uit van de BFMN-provincie (België, Frankrijk, Hongarije,
Nederland). Daarmee kwam een einde aan 152 jaar zelfstandigheid en werd bestuursverantwoordelijkheid
overgedragen aan het provinciaal bestuur te Parijs.
Huizen in Nederland
Almelo, Vriezenveenseweg 207. Huize Alexandra, 1953-1983. Tehuis voor werkende meisjes
in de stad. “Voor meisjes boven de jaren van de leerplicht, wier opvoeding gevaar
loopt of verwaarloosd werd.” Geopend door de Duitse provincie van De Goede Herder
in 1876, in 1949 aan de Nederlandse provincie overgedragen. In 1966 overgenomen door
een stichting voor kinderbescherming, in 1983 werd ook het werk overgenomen door leken.
Tot de sluiting in 2000 werkten nog drie zusters in Huize Alexandra.
Almelo, Ootmarsumsestraat 82. Sancta Euphrasia. 1953-1966. Tehuis voor werkende meisjes.
Bloemendaal, Krullenlaan 15. 1975-2010. Provincialaat.
Haarlem, Spaarne/Bloemendaal, Dennenweg 6. Huize Sint Jozef, 1879-2017. Internaat
voor meisjes van 4 tot 14 jaar uit de burgerlijke stand. Vanuit Leiderdorp werd in
1879 in Haarlem een tweede huis geopend. In 1924 werd dit huis verplaatst naar de
Dennenheuvel te Bloemendaal. In Bloemendaal werd een school gebouwd voor kinderen
uit het internaat en het dorp. In 1927 werd ook een observatiehuis voor meisjes geopend,
huize “Maria Immaculata” aan de Krommenlaan 2. In 1967 werd het St. Jozefinternaat
gesloten en in 1982 het observatiehuis. In 1982/1983 werd het internaat afgebroken
en vervangen door een kloosterbejaardenoord.
Someren, Beuvenlaan 5-7. Zorgcentrum Witven, 1963-1989. Het huis was bedoeld voor
de opvang van vrouwen en meisjes, veelal via de Voogdijraad. In 1972 werd Witven een
kloosterbejaardenoord en verzorgingshuis voor zusters van diverse congregaties. In
1989 is het gebouw overgedragen aan groepen Monialen.
Tilburg, Bredaseweg 375b. 1902-1962. Internaat voor weesmeisjes. De zusters stichtten
een tehuis om 'gevallen meisjes en dezulke, wier zedelijk heil gevaar loopt, op te
nemen en tot deugdelijke Christenen en nuttige leden der maatschappij te vormen'.
Wegens ruimtegebrek verhuisden de zusters in 1962 naar Someren.
Velp, Laarweg 10. Huize Larenstein, 1892-1974. Tehuis voor voogdijkinderen van 15-21
jaar.
Velp, Laarweg 26. Sancta Maria (later: De Terp), 1932-1982. Tehuis voor werkende meisjes,
overgangshuis (van gesticht naar maatschappij).
Zoeterwoude-Leiderdorp, Hoge Rijndijk 86. De Goede Herder, 1860-1972. Provincialaat,
opvang voor vrouwen en meisjes. Het huis werd gesticht in 1860 door de eerste Zusters
van de Goede Herder die vanuit Frankrijk naar Nederland kwamen. Sinds de stichting
was het provincialaat en noviciaat hier gevestigd. De zusters verzorgden in dit huis
meisjes en jonge vrouwen ouder dan veertien jaar “wier opvoeding gevaar loopt of wier
karakter verbetering behoeft”. De Pius Almanak van 1935 vermeldt als doel: "Terugvoeren
van meisjes die van het rechte pad zijn afgedwaald, opvoeding van verwaarloosde kinderen,
of hen wier jeugd gevaar loopt. Observatiehuis voor meisjes te Bloemendaal." In 1978
werd het complex verkocht en afgebroken.
Zoeterwoude-Leiderdorp, Hoge Rijndijk 98. Sancta Euphrasia. Tehuis voor werkende meisjes.
Werkzaamheden
Het "eerste en voornaamste werk van de Congregatie van O.L. Vrouw van Liefde van de
Goede Herder is de zedelijke opheffing van het jonge meisje en van de vrouw" (constituties
1956). Dit werk kon uitgevoerd worden in internaten en tehuizen voor minderjarigen,
huizen voor ongehuwde moeders, vrouwengevangenissen en in missiescholen. In Nederland
waren de zusters vooral werkzaam in verschillende gestichten en instellingen voor
minderjarigen zonder voogd.
Missie
In maart 1927 vertrokken de eerste Zusters van de Goede Herder naar Batavia (nu Jakarta)
in Indonesië om op verzoek van de plaatselijke burgerlijke autoriteiten een huis van
de Goede Herder te openen. Na twee maanden bij de Ursulinen in Batavia om de taal
te leren betrokken de zusters hun eerste huis, "Mater Dolorosa". Eind december 1927
was het huis met 24 pupillen al te klein. In 1931 werd een nieuw huis gebouwd te Meester
Cornelis (nu Jatinegara; een stadsdeel van Jakarta), met plaats voor 100 internen.
Het heropvoedingsgesticht nam meisjes van elke nationaliteit aan. Tijdens de oorlog
werden de zusters geïnterneerd. Een deel van de pupillen bleef achter bij één zuster
van Duitse origine, een ander deel werd ondergebracht bij de zusters Ursulinen. Pas
in oktober 1947 kregen de zusters "Mater Dolorosa" weer terug. Om ook ongehuwde moeders
op te kunnen nemen werd huize "Maris Stella" opgericht. In 1951 kwam het huis in
Indonesië onder de provincie Colombo te vallen. Dit op verzoek van de Nederlandse
provinciale raad: Nederland kon geen missionarissen meer sturen en die waren hard
nodig. De Nederlandse zusters kwamen daarna terug naar Nederland. Op 22 mei 1991 werd
Indonesië een zelfstandige provincie van de Goede Herder. Zie ook inv. nr. 1553 in
het archief.
Vanaf 1994 waren de Zusters van de Goede Herder nauw betrokken bij missie en ontwikkelingsprojecten
in Azië. Dit begon via zuster Mary Hayden, een Ierse zuster van de Goede Herder die
als missionaris in Thailand werkzaam was. Zuster Hayden was op doorreis in Nederland
en bracht zoals gebruikelijk in de congregatie, een bezoek aan de provinciaal overste,
zuster Alphonsa Donders. Haar verhaal over de missie in Thailand was het begin van
vele inzamelingsacties onder het uitgebreide netwerk van de Zusters van de Goede Herder,
waar onder andere de zusters Ursulinen van Bergen deel van uitmaken. Voor de projecten
van de Zusters van de Goede Herder in Thailand en omringende landen is in 2001 de
stichting 'Fountain of Life' opgericht. Meer informatie is te vinden in het archief,
rubriek 1.5.3, en in de publicatie 'Zusters van de Goede Herder in Nederland 1860-2007',
te vinden in de leeszaal van het Erfgoedcentrum Lz-Z141.
Structuur en bestuur
Pauselijk of bisschoppelijk recht
De congregatie van de Zusters van O.L. Vrouw van Liefde van de Goede Herder in Angers
is een congregatie van pauselijk recht. In 1853 zijn de constituties voor de eerste
maal goedgekeurd door paus Gregorius XVI.
Rechtspersoon in Nederland
Stichting “De Goede Herder” was de rechtspersoon van de congregatie.
De Zusters van de Goede Herder hebben in Nederland veel verschillende stichtingen
opgericht. Vaak waren er zelfs meerdere stichtingen actief in een enkel tehuis. Zo
is stichting “Euphrasia” opgericht voor de oudere zusters in Bloemendaal, stichting
“St. Jozef” voor de oudere dames in Bloemendaal, stichting “Witven” voor zusters en
dames in Witven. Op basis van het archief is het moeilijk wijs te worden uit dit complexe
verband aan stichtingen, door de slechte ordening maar ook omdat er meerdere huizen
en stichtingen waren met de naam “Goede Herder” of “Euphrasia”. Veel stichtingen lijken
maar korte tijd actief te zijn geweest, zoals stichting "Rosaire Fonds" voor financieel
beheer, of fuseerden met andere stichtingen en kregen een nieuwe naam, zoals stichting
Sint Jacob (fusie van stichting Euphrasia en stichting Sint Jozef) en stichting “De
Goede Herder”, dat in 1973 werd opgericht als een overkoepelende stichting voor de
verschillende internaten. Onder deze stichting vielen “Alexandra” in Almelo, het observatiehuis
in Bloemendaal, “Larenstein” en “de Terp” in Velp.
Organisatiestructuur
De congregatie van de Goede Herder is een congregatie van pauselijk recht en erkent
de paus als hoogste kerkelijke overheid. Daarnaast staat de congregatie ook onder
de jurisdictie van de bisschop van het diocees. Van oudsher staat de congregatie onder
bescherming van een kardinaal van de Romeinse curie, om de lijn met Rome kort te houden.
Het generaal bestuur kon de hulp van de kardinaal-beschermer inroepen bij ernstige
en belangrijke zaken.
De Generale Raad, bestaande uit de Generale Overste en de zes generale assistenten,
is het belangrijkste bestuurlijke orgaan. Het generaal bestuur wordt gekozen door
het generaal kapittel, dat elke zes jaar bijeen komt. Het generaal kapittel bestaat
uit de generale overste, haar assistenten, secretaresse, en econome, de generale procuratrice
te Rome, de provinciale oversten, de prieure (priores) van het moederhuis, een afgevaardigde
van elke provincie, en een afgevaardigde van de huizen die rechtstreeks onder het
moederhuis staan. De afgevaardigden werden gekozen op het provinciaal kapittel, bestaande
uit de provinciale raad, de novicenmeesteres, de meesteres van het junioraat, de plaatselijke
oversten en afgevaardigden, gekozen in de huiselijke kapittels.
De provinciale overste wordt benoemd door de Generale Raad voor een periode van zes
jaar en maximaal twee termijnen. De provinciale overste wordt in het bestuur bijgestaan
door de provinciale raad, bestaande uit de provinciale overste, (eventueel) de plaatselijke
overste, de plaatselijke assistente en twee raadzusters. De provinciale raadzusters
worden benoemd door de generale raad, op voorstel van de provinciale overste.
Elk huis wordt bestuurd door een plaatselijke overste, benoemd door de generale raad,
op voorstel van de provinciale overste. De plaatselijke overste wordt benoemd voor
drie jaar en maximaal twee opeenvolgende termijnen. De plaatselijke overste wordt
bijgestaan door een assistent en een of twee raadzusters.
In 1892 werd Nederland een zelfstandige provincie van de congregatie. Het provincialaat
was gevestigd te Leiderdorp. In 1972 werd het provincialaat naar Huize Pelletier in
Bloemendaal verplaatst, om in 1975 te verhuizen naar Krullenlaan 15 te Bloemendaal.
In 2006 is de Nederlandse provincie opgegeven en kwam klooster Euphrasia direct onder
het generaal bestuur te vallen. In 2012 zijn de Nederlandse, Belgische, Franse en
Hongaarse communiteiten samengevoegd tot provincie “BFMN”.
Oversten
Overste Zoeterwoude-Leiderdorp: zr. M. Josef Everard 21.11.1864-mei 1892.
Provinciaal oversten: zr. M. Josef Everard mei 1892-3.7.1892; zr. M. Augustinus van
Dijk 7.7.1892-30.5.1898; zr. M. Angelica Stoffels 7.6.1898-1.5.1905; zr. M du Rosulaire
Bots 1.5.1905-9.6.1911; zr. M. Joh. Berchmans Kabel 9.6.1911-15.5.1918; zr. M. Cecilia
Faase 18.5.1918-19.5.1924; zr. M. Immelda Oortmeyer 19.5.1924-15.3.1929; zr. M. Cecilia
Faase 18.4.1929-29.3.1936; zr. M. van het H. Hart de Haan 24.4.1936-29.9.1953; zr.
M. Bonaventura Erkamp 29.9.1953-22.11.1965; zr. M. du Rosaire Boin 29.11.1965-19.02.1975;
zr. M. Josefa Hemmer 20.02.1975-1984; zr. M. Benedict Looman 1984-? ; zr. Alphonsa
Donders (…)
Overste klooster Euphrasia: Alphonsa Donders (2006-?)
Provinciaal oversten “BFMN”: zr. Magdalena Franciscus (2012-2017); sr. Patricia Diet
(2017-heden, anno 2018).
Generale oversten: Maria Euphrasia Pelletier 1835-1868; M. Peter de Coudehoven 1868-1892;
M. Marine Verger 1892-1905; M. Domitilla Larose 1905-1928; M. John de la Croix Balzer
1928-1940; M. Ursula Jung 1940-1960; M. Thomas Aquino Lee 1960-1973; M. Bernadette
Fox 1973-1985; M. Gema Cadena 1985-1991; Liliane Tauvette 1991-2003; Brigid Lawlor
2003-2009; Ellen Kelly 2009-2021.
Gelieerde organisaties
Zusters Ursulinen van Bergen waren betrokken bij het werk van de Goede Herder in Thailand.
In 1999 hebben de Ursulinen en de Goede Herder ook mogelijkheden verkend om samen
te werken in een nieuw initiatief gericht op het werven van jongeren voor het religieuze
leven. Zie ook inv. nr. 1524.
De besturen van de Goede Herder en de zusters van “De Voorzienigheid” hebben op 1
november 1994 een intentieverklaring ondertekend waarin werd uitgesproken te streven
naar samenwerking op het gebied van verzorging en vervolgens op het gebied van beleidsterreinen
van de instituten zelf. Na twee jaar is besloten om de voorgenomen samenwerking op
het gebied van verzorging en verpleging te concretiseren en het streven naar samenwerking
tussen de congregaties onderling is beëindigd. Zie ook inv. nr. 592.
In 2014 is de Congregatie van Onze Lieve Vrouw van Liefde van de Goede Herder weer
herenigd met de orde waar zij oorspronkelijk van af stammen, namelijk L'ordre de Notre-Dame
de Charité, of ordre de Notre-Dame de Charité du Refuge, in 1641 door Johannes Eudes
gesticht. Vanaf 27 juni 2014 is de naam van beide Congregaties "Onze Lieve Vrouw van
Liefde van de Goede Herder". Moeder Euphrasia trad in bij de L'ordre de Notre-Dame
de Charité te Tours.
Opleiding
Het postulaat duurde ten minste zes maanden en vond plaats in het huis waar het noviciaat
gevestigd was. Geprofeste zusters mochten niet met de postulante spreken. Voor de
inkleding maakte de postulante een retraite van minimaal acht dagen. Het noviciaat
duurde twee jaar. De novicen genoten dezelfde geestelijke voorrechten als geprofeste
zusters. Na twee jaar legde de novice tijdelijke geloften van een jaar af, die gedurende
drie jaar jaarlijks werd vernieuwd, waarna eeuwige professie volgde.
Iedere provincie had een eigen noviciaat, gevestigd in het huis waar ook het provincialaat
gevestigd was. Het was beleid om in hetzelfde huis ook een junioraat te vestigen,
waar de zusters met tijdelijke geloften hun geestelijke vorming voortzetten om ‘haar
paedagogische, verstandelijke en technische vorming te voltooien’.
In Nederland was het noviciaat tussen 1892 en 1972 gevestigd te Leiderdorp, en vanaf
1972 te Bloemendaal.
Regel en spiritualiteit
Regel en constituties
De congregatie van Zusters van O.L. Vrouw van Liefde van de Goede Herder volgt de
regel van Augustinus. De constituties zijn gebaseerd op de congregatie van O.L. Vrouw
van Liefde, met als belangrijkste verschil dat de Zusters van de Goede Herder een
generalaat oprichtten, waar de congregatie van O.L. Vrouw van Liefde slechts plaatselijke
oversten kende, die direct onder de lokale bisschop vielen.
De eerste constituties werden in 1836 goedgekeurd. Naar aanleiding van de uitbreiding
van de congregatie, het ontstaan van meerdere provincies, en het decreet Quemadmodum
Deus werden de constituties aan het eind van de negentiende eeuw gewijzigd. De wijzigingen
werden op 22 mei 1897 goedgekeurd door de Congregatie van de Bisschoppen en Regulieren,
en de nieuwe versie gedrukt op last van kardinaal Camillus Mazzella, beschermheer
van de congregatie. In 1924 werden de constituties gedeeltelijk herzien en in 1945
en 1948 werden respectievelijk de rang van witte en buitenzuster afgeschaft. Naar
aanleiding van het generaal kapittel van 1953 werden de constituties aangepast aan
de tijd en het canoniek wetboek, en in 1955 goedgekeurd door de Congregatie voor Religieuzen.
Naar aanleiding van het Tweede Vaticaans Concilie volgt eind jaren ’80 een nieuwe
versie.
Sociëteiten
Tot 2003 bestond de Congregatie van de Zusters van Liefde van de Goede Herder uit
drie sociëteiten: 1) de zusters van de Goede Herder, actieve religieuzen (verschil
tussen koor- en lekenzusters in 1945 afgeschaft); 2) de contemplatieve zusters, tot
1964 zusters Magdalena’s en tussen 1964-1984 kruiszusters genoemd, voornamelijk voormalige
pupillen die intraden en zich wijdden aan het gebed; 3) de zusters auxiliaires of
oblaten, voormalige voormalige pupillen die intraden en zich wijdden aan het werkzaam
apostolaat. Auxiliaires legden de gelofte van armoede af, de oblaten niet. Vanaf 2003
dragen alle zusters, actief apostolisch of contemplatief, ongeacht hun achtergrond,
de naam ‘Zusters van de Goede Herder’.
Meer informatie over de zusters Auxiliaires is te vinden onder inv. nr. 118.
Reeds in 1831 stichtte Maria Euphrasia een contemplatieve gemeenschap voor enkele
van de vrouwen onder haar bescherming die zich volledig aan god en het gebed wilden
wijden. In Maria Euphrasia’s ogen waren beide levenswijzen op het hetzelfde doel gericht:
het heil van de zielen. De contemplatieve zusters kregen Maria Magdalena als patrones
en stonden lange tijd bekend als de zusters Magdalena’s, later als kruiszusters of
zusters van het kruis. De regel van de zusters Magdalena’s was gebaseerd op die van
de Karmelietessen, en stond in het teken van afzondering, beschouwing, stilte, werk
en boete. Ook de kleding was tot 1969 gebaseerd op die van de Karmelietessen: een
bruin habijt met zwarte sluiter, wit koord en zwarte koormantel. In Nederland was
van 1955 tot 1985 een communiteit van ‘Magdalena’s’.
Meer informatie over de zusters Magdalena’s is te vinden onder inv. nr. 1305.
Spiritualiteit
Naast de verering van de Goede Herder hebben stichters Jean Eudes en Marie-Euphrasie
een belangrijke plek in de spiritualiteit van de zusters. In navolging van Eudes is
er een sterk geloof in de kracht van de doop en boetedoening, en zetten zij zich in
voor zogenaamde 'gevallen vrouwen'. De geloofsbeleving van Marie-Euphrasie was nog
sterker gericht op het navolgen van de Goede Herder in het offer, de naastenliefde
en de ijver in het apostolaat.
Iedere zuster had een discipline, die gebruikt werd op vrijdag, de dag van de dood
van Christus aan het kruis. Men sloeg zichzelf ermee, terwijl men bad 'Ave Maris Stella'.
Dat gebeurde in de cellengang, niet op de chambrettes, want dan zou je het van elkaar
horen. Het verhaal is dat Mère Misericorde vanuit België dit gebruik heeft ingesteld.
In de cellengang gingen de lichten uit, men deed de oefening en daarna gingen de lichten
weer aan. Als je het vanwege drukke werkzaamheden noodgedwongen had overgeslagen,
telde je de lettergrepen van het 'Ave Maris Stella', en deed je het later alsnog zoveel
maal. Novicen wisten niet van het bestaan van de discipline. Die werd pas uitgereikt
na de professie. Achtergrond: boete doen voor eigen - en wereldzonden. Ook werd de
discipline gebruikt als straf in de observances. Praten in het voorkoor betekende
bijvoorbeeld een aantal maal de discipline gebruiken. Tijdens de menstruatieperiode
mocht de discipline niet gebruikt worden. Zeker is dat de discipline tot en met 1958
gebruikt is. Waarschijnlijk in onbruik geraakt met het Tweede Vaticaans Concilie.
Kleding en beeldmerken
De zusters van de Goede Herder behielden in eerste instantie de kleding van de Congregatie
van O.L. Van Liefde, bestaande uit een wit habijt met wit scapulier en zwarte sluier.
Op de borst droegen ze een zilver hart. Ter ere van Maria droegen de Zusters van de
Goede Herder een blauw in plaats van een wit koord, en op het zilveren hart was een
afbeelding van de Goede Herder gegraveerd. Aan de uiteinden van het koord hingen oorspronkelijk
twee kwasten, die later zijn vervangen door vier knopen voor de vier kloostergeloften
(de vierde is de gelofte van het apostolaat) die de zusters aflegden.
Het zilveren hart kreeg een zuster bij haar eerste professie. Na het Tweede Vaticaans
Concilie is het dragen van het hart in onbruik geraakt. Aan de ene zijde was Maria
met kind afgebeeld, omringd door een bloemguirlande van rozen en lelies, die van oudsher
staan voor maagdelijkheid. Aan de andere zijde was de Goede Herder afgebeeld met de
spreuk 'Vive Jesus et Marie'. Alle zusters droegen het hart aan een ketting; het hart
kwam net uit onder de guimpe. In het hart zat een in hartvorm (voorgeknipt) papier,
waarop iedere zuster de avond vóór haar geloften de eeuwige gelofte, geënt op de regel
van de H. Augustinus, met eigen hand schreef. Sommige zusters droegen in het hart
ook een of meer relikwieën die iets voor haar betekende(n). Bij de intrede van de
laatste twee zusters was het mogelijk om zelf de geloftetekst te schrijven; deze moest
wel voor correctheid aan de overste worden voorgelegd. De avond voor oudjaar, of op
oudejaarsavond zelf, werden alle harten ingenomen (inhoud eruit) en naar de 'roberie'
gebracht. Daar werden ze gepoetst en gereinigd en op Nieuwjaarsdag kreeg iedere zuster
een ander hart terug. Achtergrond was dat men zich niet aan dingen hoorde te hechten.
Naast het zilveren hart kregen de zusters bij de professie ook een professiekruis,
meestal van het klooster waar ze intraden; soms kregen ze het van hun ouders. 'Gewone'
zusters droegen het onzichtbaar aan een katoenen koordje, weggestoken in de gordel
onder het habijt. Dat betekende ook dat het gaandeweg het lopen en werken voortdurend
gepoetst werd en nooit dof werd. Oversten droegen het zichtbaar uitstekend aan de
linkerkant van haar guimpe. Bij het uitreiken van het professiekruis hoorden de zusters
dat dit 'het enige is dat uw eigendom is'.
Koorzusters droegen een wit habijt met zwarte sluier, werkzusters een wit habijt en
witte sluier. Buitenzusters waren meestal in het zwart gekleed. Meer specificaties
over de kledingvoorschriften zijn te vinden in het coutumier, inv. nrs. 863, 912 en
1445 in het archief, en in de regel, rubriek 1.3 van het archief.
Bijzonderheden
Het was lange tijd beleid van de congregatie om zo min mogelijk van elkaar te weten.
Dit gold voor de achtergrond van de 'meisjes' onder hun hoede, als voor de zusters
zelf. Dat zit ook in de aard van de congregatie als door de stichteres bepaald: je
kon immers ook vanuit een 'zondig' leven toetreden.
Archiefvorming
Bewaarbeleid
De congregatie heeft lange tijd geen actief archiefbeleid gevoerd. Het provincialaat
had een lopend archief en verschillende huizen bewaarden historische documenten, maar
van een centraal beleid was geen sprake. Het huidige archief vindt zijn oorsprong
in 1990, toen zr. Leocadie, toentertijd huisoverste, begon met het verzamelen van
archiefstukken in de kelder van klooster Dennenheuvel.
De Nederlandse provincie van de Goede Herder is in 1996 lid geworden van het Dienstencentrum
Kloosterarchieven in Nederland (KAN). Sinds die tijd hebben medewerkers van het KAN
samen met leden van congregatie aan het archief gewerkt. Vanuit de congregatie waren
dat zr. Angeline Delfgaauw en mw. Gentila Bruyns. Circa zes keer per jaar kwam een
archivaris van het KAN naar Bloemendaal en werd er gezamenlijk archiefmateriaal beschreven.
In 1996 is begonnen met het beschrijven van de huisarchieven van de opgeheven en op
te heffen huizen. Daarnaast werd het archiefmateriaal dat het provinciaal archief
niet meer nodig had overgebracht naar Dennenheuvel en toegankelijk gemaakt.
Het archief in de kelder van klooster Dennenheuvel bestond in 1996 uit zeven kasten,
grotendeels thematisch geordend. Kast 1 bevatte stukken betreffende de regelgeving,
spiritualiteit en geschiedenis van de congregatie; kast 2 brochures, prospectussen,
het congregatietijdschrift, rondzendbrieven van het generalaat en stukken betreffende
Indonesië; kast 3 betrof Almelo, Stichting de Goede Herder, gebedenboeken; kast 4
werd voor andere doeleinden gebruikt; kast vijf betrof de huizen in Velp en Dennenheuvel
(Bloemendaal); kast 6 Someren en Leiderdorp/Haarlem; en kast 7 deels Leiderdorp, deels
het provincialaat.
De thematische indeling van de kasten is nu nog terug te zien in de rubricering van
de inventaris. Het provinciaal archief en de archieven van de afzonderlijke huizen
zijn zo veel mogelijk in aparte rubrieken ondergebracht. Toch lijkt die indeling niet
consequent doorgevoerd. Sommige stukken lijken uit het provinciaal archief te ontbreken
(het congregatietijdschrift bijvoorbeeld), en van andere stukken is niet duidelijk
of ze wel in de huisarchieven thuishoren. Dat de huisarchieven nauwelijks zijn geordend,
in combinatie met het feit dat een deel van het archief nog niet is overgebracht naar
Sint Agatha, maakt het moeilijk om een goed overzicht van de inhoud van het archief
te krijgen.
De hoofdarchivaris in Sint Agatha heeft nog een inventaris uit 2005; van voor die
tijd zijn er geen inventarissen beschikbaar. Delen van het archief bevinden zich anno
2018 nog bij de zusters, andere delen zijn al eerder overgebracht naar het archief
van het generalaat in Rome. Een overzicht van de stukken die niet naar het Erfgoedcentrum
zijn overgebracht is hieronder te vinden. Er zijn geen digitaliseringprojecten geweest.
Inv. nrs. 70, 87, 130, 164, 169, 285, 349, 359, 362, 381, 390, 393, 395, 401, 403,
408, 539, 597, 654, 768, 779, 878, 933, 965, 1092, 1099, 1110, 1113-1114, 1188, 1198,
1202, 1207, 1235, 1236, 1266, 1285, 1299, 1301, 1324, 1337, 1341, 1369, 1375, 1379,
1426, 1462, 1497, 1519, 1557, 1582, 1623, 1642, 1652-1653, 1687-1688, 1693-1694, 1697-1698,
1701-1702, 1716, 1719, 1729-1730, 1736, 1746, 1762, 1764-1765, 1767, 1772, 1781, 1792-1793,
1796, 1804-1805, 1815, 1858-1859, 1882, 1884, 1900, 1916, 1921, 1934, 1946-1947, 1951,
1955, 1962, 1976, 1980, 1983, 1987-1988, 1990, 1993-1994, 1996-2001, 2007-2013, 2015-2018
zijn in 2018 niet mee verhuisd naar het Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven.
Bewaarplaatsen
Er werd op twee plaatsen archief gehouden: de kelder van klooster Dennenheuvel (1990-2017)
en het provincialaatsgebouw aan Krullenlaan 15 (1975-2010). In januari 2018 is het
archief grotendeels overgebracht naar het Erfgoedcentrum voor Nederlands Kloosterleven
in Sint Agatha.
Relevante archiefstukken elders
In 1982 is een deel van het archief van de Zusters van de Goede Herder in Nederland
overgebracht naar het generaal archief in Rome. Een lijst is te vinden onder inv.
nr. 1092. Bij het moederhuis in Angers is ook een omvangrijk archief gevestigd, waar
mogelijk nog stukken met betrekking tot de Nederlandse provincie bewaard worden.
Het bisdomarchief Haarlem heeft verschillende stukken met betrekking tot de vroegste
periode in Nederland. Zie ook de aantekening door Dom Beekman osb, inv. nr. 91.
Informatie over het archief
Typerend voor dit archief
Het archief bevat betrekkelijk weinig informatie over de werkzaamheden van de zusters.
De nadruk ligt op spiritualiteit en de bestuurlijke kant van de congregatie. Het archief
is vrij omvangrijk en op onoverzichtelijke wijze geordend. De oorspronkelijke thematische
indeling van het archief is nu nog terug te zien in de rubricering van de inventaris.
Het provinciaal archief en de archieven van de afzonderlijke huizen zijn zo veel mogelijk
in aparte rubrieken ondergebracht. Toch lijkt die indeling niet consequent doorgevoerd.
Sommige stukken lijken uit het provinciaal archief te ontbreken, en van andere stukken
is niet duidelijk of ze wel in de huisarchieven thuishoren. Dat de huisarchieven nauwelijks
zijn geordend, in combinatie met het feit dat een deel van het archief nog niet is
overgebracht naar Sint Agatha, maakt het moeilijk om een goed overzicht van de inhoud
van het archief te krijgen.
Archiefstukken met algemene informatie
Geschiedschrijving
Er is geen officiële geschiedschrijving van de Goede Herder in Nederland verschenen,
noch hebben zij meegedaan aan andere erfgoedprojecten.
Kronieken
Elk klooster van de Goede Herder hield kronieken bij, die zij 'annalen' noemden. Van
de meeste klooster zijn de annalen in het archief aanwezig. Hoewel niet allemaal gelijk
van vorm en opzet, lijken de annalen vooral als een soort geschiedschrijving te hebben
gefunctioneerd. De beschrijvingen zijn per jaar, soms met bijlagen als foto's en uitnodigingen.
(Interne) contactbladen of rondzendbrieven
Tussen 1979 en 2001 verscheen met enige regelmaat de nieuwsbrief 'Weet u', die intern
door de Nederlandse provincie werd verspreid. De nieuwsbrief was een opsomming van
nieuwtjes, in de vorm van een soort journaal/agenda. Zie inv. nr.183 in het archief.
De Goede Herder in Almelo gaf tussen 1928 en 1985 de nieuwsbrief 'Euphrasia-klokje'
uit voor oud-leerlingen. Zie inv. nrs. 277 en 278 in het archief.
Klooster Euphrasia had van 2010 tot 2015 een (digitale) nieuwsbrief. Deze is niet
in het archief opgenomen.
Archiefstukken met betrekking tot de leden
Overzichten
Er zijn verschillende registers met namen en andere gegevens van de zusters, zowel
per huis als van de Nederlandse provincie als geheel. De lijsten en registers zijn
te vinden onder rubrieken 1.6.1 en 1.6.2 van het archief.
Persoonsdossiers
Alle dossiers zijn beschreven, maar (nog) niet alle persoonsdossiers zijn overgebracht
naar het Erfgoedcentrum (juli 2018). De persoonsdossiers bevatten zowel officiële
documenten als testamenten, eigendomsbewijzen en diploma's, als stukken van meer persoonlijke
aard als enkele foto's, in memoriams, scripta en correspondentie.
Ander relevant materiaal
Het archief bevat geen persoonsarchieven, maar wel enkele stukken betreffende individuele
zusters (rubriek 1.6.5), een namenlijst met pasfoto's (inv. nr. 888), en verschillende
statistische rapporten en vragenlijsten (inv. nrs. 1752, 492, 532).
Audiovisueel materiaal
Fotocollectie
Het archief bevat een uitgebreide fotocollectie, onderbracht onder inv. nr. 5000 en
verder. De foto's en dia's zijn in 2004 uitgezocht door de toenmalige archiefcommissie,
waarna natuuropnamen e.d. naar zusters zijn gegaan. In het archief is opgenomen wat
van belang is voor de geschiedenis: waar huizen op staan, belangrijke personen, bijzondere
gelegenheden en officiële momenten. De rubriek “audiovisueel” materiaal in de inventaris
is nog niet verder geordend.
In 2013 is in Zoeterwoude een tentoonstelling georganiseerd met foto’s van het in
1978 afgebroken klooster “De Goede Herder”. Zie ook inv. nr. 1932.
Audiovisueel materiaal
De collectie van de Goede Herder bevat 16 films die in de jaren 1950 zijn gemaakt.
De films dienden zowel om belangrijke momenten vast te leggen als voor propagandadoeleinden.
De inhoud is beschreven, maar er zijn nog geen digitale zichtkopieën gemaakt (augustus
2018). Ook bevat de collectie een afscheidsfilm gemaakt ter gelegenheid van het vertrek
van de zusters naar Bosbeek in Heemstede en opnamen gemaakt bij de 100ste verjaardag
van Zuster M. Agnes Beekman op 11 juli 1997.
Informatie over niet-archivalische bronnen
Bibliotheek
Congregatiegebonden bibliotheek
De congregatie beschikte niet over een bibliotheek van betekenis. Het merendeel van
de boeken had betrekking op de spiritualiteit en de stichters van de congregatie.
In 2005 bevonden zich op drie plekken boeken in klooster Dennenheuvel: in de archiefruimte,
in de bibliotheek en in het museum. Een beknopte lijst met boeken in het archief van
de zusters is te vinden onder inv. nr. 1478.
(Belangrijkste) periodieken uitgegeven door o/c
"Als de hei bloeit" / "de Goede Herder" (1947-1968). Tweemaandelijks tijdschrift,
bedoeld om contact te onderhouden met oud-pupillen, familieleden en belangstellenden.
Daarnaast diende het blad om de congregatie en haar werkzaamheden meer bekend te maken
in Nederland. In het blad zijn bijdragen opgenomen over de pedagogische en psychologische
aanpak en praktische vorming en er is aandacht voor actuele ontwikkelingen in kerk
en maatschappij, zoals lekenspiritualiteit, het Tweede Vaticaans concilie, de vrouwenbeweging
en moederschap. De uitgave bevatte ook informatie over contactweken en de oprichting
van nieuwe huizen, gedichten, portretten van oud-pupillen, verhalen en korte anekdotes.
In 1968 wordt het tijdschrift te veel werk voor het verminderd aantal krachten. Aanwezig
in het archief, inv. nrs. 988-1007. Zie ook Vefie Poels en Zjuul van den Elsen, Bibliografie
van Katholieke Nederlandse Periodieken: 3. Godsdienstig en kerkelijk leven (2012),
p. 234.
"Bulletin Bi-mensual de la Congregation de Bon Pasteur". Tweemaandelijks tijdschrift
van het moederhuis, met daarin ook enkele artikelen over de Goede Herder in Nederland.
Jaargangen 1885-1938, 1940 aanwezig in het archief, inv. nrs. 298-345.
Belangrijkste werken over de congregatie
H.A. Pel, 'Het Liefdewerk van den Goeden Herder hier te lande: na veertig jaren' (Amersfoort,
1901)
P.J. Nierman, '"De Goede Herder": naar aanleiding van het 50-jarig bestaan van het
gesticht te Zoeterwoude' (Leiden, 1910)
Andreas Beekman osb, 'De Goede Herder in Nederland' (Nijmegen, 1932)
'Zusters van de Goede Herder in Nederland 1860-2007' (2007)
Annelies van Heijst, Marjet Derks, M. E. Monteiro, 'Ex caritate: kloosterleven, apostolaat
en nieuwe spirit van actieve vrouwelijke religieuzen in Nederland in de 19e en 20e
eeuw' (2010)
Hubertine van den Biggelaar en Wim Maas, 'Geloof in zorg: vijftig jaar Witven Someren,
1963-2013' (Someren, 2013)
Voorwerpen
De collectie voorwerpen met betrekking tot de Goede Herder in het Erfgoedcentrum voor
Nederlands Kloosterleven bestaat uit circa 70 voorwerpen, vrijwel allen afkomstig
uit het voormalige museum in Bloemendaal. In de eerste helft van 2014 zijn alle religieuze
kunst en waardevolle voorwerpen geïnventariseerd door Museum Catharijneconvent. Bij
verhuizing van Klooster Euphrasia in Bloemendaal naar Heemstede in 2016 is het grootste
deel van de inventaris van het klooster verkocht. De opbrengst ging naar het werk
van de zusters wereldwijd.
Onder inv. nr. 1910 zijn de inventarissen van de kapel en het klooster bij het begin
van de stichting in Nederland te vinden, evenals een inventaris van de sieraden en
gewaden van de kapel. Stukken met betrekking tot de inventarisatie in 2014, een lijst
met geschonken voorwerpen, en een omschrijving van het museum in Bloemendaal zijn
in het bezit van de hoofdarchivaris van het Erfgoedcentrum voor Nederlands Kloosterleven.
Toegankelijkheid
Inventaris
Het archief was oorspronkelijk thematische opgeborgen in zeven kasten. Deze indeling
is nu nog terug te zien in de rubricering van de inventaris. Het provinciaal archief
en de archieven van de afzonderlijke huizen zijn zo veel mogelijk in aparte rubrieken
ondergebracht. Toch lijkt die indeling niet consequent doorgevoerd. Sommige stukken
lijken uit het provinciaal archief te ontbreken, en van andere stukken is niet duidelijk
of ze wel in de huisarchieven thuishoren. Dat de huisarchieven nauwelijks zijn geordend,
in combinatie met het feit dat een deel van het archief nog niet is overgebracht naar
Sint Agatha, maakt het moeilijk om een goed overzicht van de inhoud van het archief
te krijgen. Men zal soms goed moeten zoeken en veel beschrijvingen door moeten lezen
om relevante of de juiste stukken te vinden.
Toegankelijkheid van de stukken
Het archief is in bewaring gegeven aan het Erfgoedcentrum in Sint Agatha, het eigendomsrecht
ligt bij de congregatie. Op alle stukken rust een embargo. Voor het inzien van archiefmateriaal
is toestemming nodig van het bestuur. Deze toestemming kan via het Erfgoedcentrum
Nederlands Kloosterleven worden aangevraagd door een e-mail te sturen naar studiezaal@erfgoedkloosterleven.nl.