Return to search

Lijempf

1912-1995 Reference: 111

View context

Nederland
Tresoar (Fries Historisch en Letterkundig Centrum)

Finding aid sub-groups

Sjoerd de Haan
2021
Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum)
Nederlands

General remarks

#guid

0F1943C2B72140F988CB1DB50853E2D2

Periode

1912-1995

Beschrijving

Inventaris van de archieven van de Leeuwarder IJs- en Melkproductenfabrieken (Lijempf)

Other descriptive information

INLEIDING

TUSSEN COÖPERATIES EN AANDEELHOUDERS
Een beknopte geschiedenis van de Leeuwarder IJs- en Melkproductenfabrieken

‘Zo gaan wij, steunend op wat bereikt is [-] de toekomst tegemoet [-] ons baserend op het stevig fundament van het heden, strevend naar het betere, naar uitbouw waar gewenst, naar hervorming indien noodzakelijk…’ De directie van de Lijempf in 1952 [NOTE ‘De balans na 40 jaren’. In:(november 1952), 170]

Van Lijempf tot Lypack

Op 29 november 1912 werd een bedrijf opgericht dat zich in eerst in de Noord-Nederlandse en later in de landelijke, ja zelfs in de mondiale zuivelindustrie een tamelijk prominente plaats zou weten te verwerven: de Naamloze Vennootschap Leeuwarder IJs- en Melkpoederfabrieken, kortweg de Lijempf. In 1922 werd de naam veranderd in Leeuwarder IJs- en Melkproductenfabrieken.

Om de liefhebber van zevenmijlspassen te gerieven volgt om te beginnen in kort bestek een beeld van de ontwikkelingen die het concern in de volgende decennia doormaakte: in 1952, toen het zijn 40-jarig bestaan herdacht, werkten 19 fabrieken in Lijempfverband. [NOTE Ik vond het niet zinvol alle fabrieken op te sommen die door de oprichters van de vennootschap werden ingebracht. De lezer vindt een volledig overzicht in het gedenkboekje dat in 1937 verscheen. Huttinga, J.F, NV Lijempf 1912-1937 (z.pl. 1937) 7-8. Ik vestig er nu reeds de aandacht op dat ik in deze inleiding evenmin plaats inruim voor beschouwingen over alle fabrieken die in de loop van de jaren door de Lijempf werden aangekocht of van de hand gedaan. Ik volsta met de onderzoeker te verwijzen naar de uitvoerige inhoudsopgave bij de inventaris. In de tekst van deze inleiding zal slechts een enkele fabriek worden genoemd.] Vanzelfsprekend steeg ook het aantal werknemers. In 1919 waren nog geen 500 mensen bij de vennootschap in dienst, in 1952 ruim 2000. Vrij snel na 1952 raakte de Lijempf verzeild in een schier onstuitbaar aftakelingsproces, waarbij de ene reorganisatie op de andere volgde. Ook toen de vennootschap zijn zelfstandigheid had moeten prijsgeven gingen die onverminderd door. Op den duur bleef in Leeuwarden alleen een verpakkingsbedrijf over, dat in 1995 door de eigenaar van de hand werd gedaan en later onder een andere naam voortgezet. En daarmee was de naam Lijempf verdwenen. Uit Fryslân, maar niet uit Nederland. In Kampen bestaat tot op de huidige dag een zuivelbedrijf –eens onderdeel van het Leeuwarder Lijempfconcern- dat de oude naam nog voert.

In het vervolg van deze beschouwing zal de aandacht van de op meer details gespitste lezer hoofdzakelijk worden gevraagd voor de opkomst, de bloei en het verval van de vennootschap die vanuit het hoofdkantoor in de Friese hoofdstad bestuurd werd. Hoofdzakelijk, want het derde hoofdstuk is helemaal gewijd aan het bedrijf in Kampen, dat druk bezig is zijn koers voor de toekomst te bepalen.

Aan de wieg van de Lijempf stond de Groninger industrieel Jan Evert Scholten (1849-1918), die in Friesland en Groningen een aantal zuivelfabrieken bezat. Scholten had aanvankelijk met het plan rondgelopen zijn Friese fabrieken op coöperatieve leest te schoeien en ze onder te brengen bij de Bond van Coöperatieve Zuivelfabrieken in Friesland. Hem was duidelijk te verstaan gegeven dat hij daar niet welkom was omdat zijn motieven niet zouden stroken met de doelstellingen van de coöperatieve beweging. [NOTE Wierma, J.P. en K. Tjepkema,(Drachten 1959) 175.] En dus koos hij voor zijn bedrijven een andere weg. In 1911 kocht hij de gebouwen en terreinen van de opgeheven Leeuwarder Strokartonfabriek [NOTE Schroor, Meindert,(Leeuwarden 2006) 11-12. Zie voor een korte levensbeschrijving van Scholten: Huttinga,, 4.] aan. Vervolgens werd een jaar later de Lijempf opgericht. Scholten en een aantal medeoprichters brachten in de nieuwe vennootschap 8 zuivelfabrieken in, die, behoudens één uitzondering, in de provincies Friesland en Groningen gevestigd waren. [NOTE Deze uitzondering was de zuivelfabriek in Den Burg op Texel. Al tijdens de oprichtingsvergadering werd besloten dat die van de hand zou worden gedaan omdat hij niet paste in het concern dat de oprichters voor ogen stond. Huttinga,, 8.]

Leeuwarden kreeg in de organisatie van de vennootschap een bijzondere en prominente plaats toebedeeld. Op het terrein van de voormalige strokartonfabriek [NOTE De Lijempf was gevestigd aan Achter de Hoven, ongeveer op de plaats waar nu het gebouw van de Leeuwarder Courant staat.] werd een imposant gebouwencomplex uit de grond gestampt. [NOTE Zie voor de financiële aspecten van de sloop van de strokartonfabriek en de nieuwbouw vooral inv. nr. 535.] Daarin vestigde het bedrijf zijn hoofdkantoor met wat men vandaag de dag zou noemen ondersteunende diensten: een smederij, een timmerwerkplaats, een blikassemblagefabriek, in- en verkoopafdelingen en een laboratorium. [NOTE Voor het bouwen van de verschillende bedrijfsonderdelen hadden burgemeester en wethouders van Leeuwarden al in 1911 toestemming gegeven. Zie inv. nr.588.] Voor de opslag van de elders vervaardigde producten bouwde men er tevens een kaaspakhuis met een boterkelder. Er werd nadrukkelijk voor gekozen in Leeuwarden geen zuivelfabriek te bouwen en die is er ook nooit gekomen. In latere jaren werd op het fabrieksterrein weliswaar een melkinrichting gebouwd, maar die kon niet tot de zuivelfabrieken gerekend worden. Ik kom er nog op terug. Tenslotte verrees op het fabrieksterrein een ijsfabriek. Die produceerde geen consumptie-ijs, dat bestond in die dagen nog niet eens, maar ijs voor koelingdoeleinden. Aanvankelijk was dat alleen bestemd voor de tot het concern behorende fabrieken. Maar al snel werden grote hoeveelheden aan derden verkocht. De gemeente Leeuwarden en de Spoorwegen waren belangrijke afnemers.

Het bedrijf van de door de coöperatieve zuivelindustrie geweerde Scholten was een particuliere onderneming en behoorde als zodanig nadrukkelijk tot een minderheid, zeker in Friesland. De eerste zuivelfabrieken daar mogen dan tot stand zijn gekomen door de inspanningen van ondernemende particulieren [NOTE Bakker, M.S.C,(Zutphen 1991), 50-52.] , ze zijn binnen de kortste keren door de coöperaties overvleugeld. Al in 1896 waren er meer coöperatieve dan particuliere zuivelfabrieken gevestigd. [NOTE Roosenschoon, C.F.,(z.pl. 1972) 11. De eerste particuliere zuivelfabriek in Friesland was ‘Freia’ in Veenwouden, die in 1879 met de productie begon. In 1886 ging in Warga de eerste coöperatieve fabriek van start.] Toen de Lijempf met zijn activiteiten begon telde Friesland inmiddels tientallen zuivelfabrieken, waarvan verreweg de meeste in handen waren van coöperaties. [NOTE Daarvan zijn er door de jaren heen veel meer dan 100 geweest. Zie voor een overzicht: Haan, S. de,(Leeuwarden 1996) 30-33.]

De directie van de Lijempf – die niets van de coöperaties moest hebben, hun doen en laten met argusogen volgde en wanneer het zo uitkwam zelfs voor hun praktijken waarschuwde [NOTE Zo richtte de directie zich omstreeks 1920 –het exacte jaar heb ik niet kunnen vaststellen- met een circulaire tot haar melkleveranciers. Daarin werd er met zo veel woorden, en op tamelijk losse gronden, voor gewaarschuwd dat coöperatieve zuivelfabrieken zich bij het werven van klanten soms van onoorbare praktijken bedienden. Inv. nr. 2155. Hierbij moet men in het oog houden, dat de strijd tussen particuliere en coöperatieve zuivelfabrieken een landelijk fenomeen was, dat zijn oorsprong vond in de principiële verschillen tussen beide bedrijfsvormen. Croesen, V.R.IJ.,(’s-Gravenhage 1932) 93-94.] - realiseerde zich terdege dat haar bedrijven zich alleen een plaats op de markt konden verwerven en die vervolgens ook behouden als ze zich wisten te onderscheiden; als er, met andere woorden, meer uit de fabrieken kwam dan alleen de traditionele boter en kaas. Zo begon in 1914 het bedrijf in Drachten als eerste in Nederland met de fabricage van verstuivingpoeder. [NOTE Bij het verstuivingsprocédé wordt de melk na pasteurisatie ingedikt en daarna verstoven in een toren waar warme melk wordt ingeblazen. ‘Van boer tot klant’. In: <BURS>Inzicht. Maandblad voor de vrije boer</i> (november 1952) 182.] In andere fabrieken werd een begin gemaakt met de productie van chocolademelk en yoghurt.

Toen in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog de prijs van ondermelk [NOTE Dat is melk waarvan de room is afgetapt. Men spreekt dan ook wel van tapte melk.] scherp daalde werd er bij de Lijempf textielcaseïne [NOTE Caseïne, ook wel kaasstof genoemd, is het belangrijkste eiwit in koemelk en tevens het meest gebruikte eiwit in de voedselindustrie. De stof wordt gewonnen door de melk aan te zuren.] uit gefabriceerd. Naar dat product was veel vraag ontstaan toen men er in het buitenland in geslaagd was het als grondstof voor melkwol te gebruiken. In 1938 nam de Lijempf bijna de helft van de Nederlandse caseïneproductie voor zijn rekening. [NOTE ‘Van 1912 naar 1952. Hoe de N.V. Lijempf tot ontwikkeling kwam’. In:(november 1952) 171.]

Naast het fabriceren van nieuwe producten stond bij de Lijempf van meet af aan specialisatie hoog in het vaandel. In de praktijk betekende dit dat niet in alle fabrieken dezelfde producten werden gemaakt. In sommige produceerde men vooral boter en kaas terwijl men zich in andere hoofdzakelijk toelegde op de fabricage van bij voorbeeld gecondenseerde melk of andere producten. Dankzij de efficiënte bedrijfsorganisatie konden die fabrieken zich bijna uitsluitend op de productie richten. De organisatorische en technische ondersteuning, de voor de productie noodzakelijke research mitsgaders de verkoop van de eindproducten kwamen grotendeels voor rekening van het hoofdkantoor en de andere bedrijfsonderdelen in Leeuwarden.

De directie zag er scherp op toe dat de ondernemingen die deel uitmaakten van het concern rendabel waren. Leden ze verlies of werden ze te klein bevonden dan werd niet geschroomd om ze te sluiten of met andere vestigingen samen te voegen. In deze beschouwing kan geen plaats worden ingeruimd voor een complete bedrijfsgenealogie maar enkele voorbeelden van sluiting of concentratie mogen niet ontbreken. Vrijwel direct na de oprichting van de vennootschap verdwenen de fabrieken in Den Burg en Oenkerk van het toneel: ze pasten niet in de toekomstvisie van de bedrijfsleiding. In 1931 werd het bedrijf in Suameer gesloten. De melkontvangst werd overgenomen door de vestiging in Drachten. Of het personeel mee verhuisde of simpelweg aan de dijk werd gezet is mij bij oppervlakkige bestudering van de beschikbare bronnen niet duidelijk geworden. Ondanks sluitingen en fusies vertoonde het totale aantal fabrieken dat onder de paraplu van de Lijempf opereerde een gestage groei. Toen de vennootschap in 1937 zijn 25-jarig bestaan vierde zwaaide de directie de scepter over 13 vestigingen. De fabrieken die werden aangekocht blijven hier grotendeels buiten beschouwing. Ik maak een uitzondering voor de zuivelfabriek in Kuinre, die in 1935 werd verworven. Daarmee was de Lijempf voor de eerste keer in zijn bestaan buiten de grenzen van zijn oorspronkelijke Friese en Groninger werkgebied getreden

De hoeveelheid melk die door de Lijempffabrieken jaarlijks werd verwerkt was tegen die tijd opgelopen tot meer dan 120.000.000 kilo per jaar. [NOTE Huttinga,, 45.] Dit betekende dat het concern afhankelijk was van de medewerking van een groot aantal boeren, die in de bedrijfsterminologie veelal ‘melkleveranciers’ of eenvoudigweg ‘leveranciers’ werden genoemd. De directie hechtte veel waarde aan het onderhouden van goede betrekkingen met deze mensen maar realiseerde zich ook, dat dit een zwaardere opgaaf werd naarmate het werkgebied zich uitbreidde en het aantal leveranciers toenam. Ze probeerde er wat aan te doen. In 1940 verscheen de eerste editie van het Lijempf-Jaarboekje. [NOTE Inv. nr. 2116.] Uit het voorwoord wordt duidelijk dat de directie bevreesd was voor het verwateren van de contacten. Door de uitgave van jaarboekjes hoopte zij de banden wat nauwer aan te halen. [NOTE ‘Aan onze melkleveranciers’. In:(1940) 3.] De artikelen die er in verschenen moesten ertoe bijdragen ‘de ontwikkeling van de lezers op te voeren’ en dit voerde tot de consequentie dat er soms pittige onderwerpen werden behandeld. En dus kwam de redactie in 1947 met een wat paternalistisch aandoend advies: ‘Wij zijn er ons ten volle van bewust, dat er veehouders zijn die een artikel bij de eerste lezing te moeilijk vinden; wij geven U in overweging deze artikelen niet ter zijde te leggen, maar een uurtje uit te trekken om het gelezene nogmaals te bestuderen’. [NOTE (1947), 8-9.]

De jaarboekjes zouden - met een onderbreking in het laatste oorlogsjaar- tot 1947 blijven verschijnen. Toen gaf de directie gehoor aan de stemmen die vonden dat met het publiceren van een boekje per jaar niet kon worden volstaan. En zo kwam de eerste aflevering van de pers van het bedrijfsorgaan Inzicht. Maandblad voor de vrije boer. Dit moest de rol overnemen die voorheen door de jaarboekjes was vervuld. [NOTE Onder ‘vrije boeren’ moeten in dit verband worden verstaan boeren die hadden verkozen hun melk aan een particuliere fabriek te leveren en zich niet bij een coöperatie aan te sluiten.] Ten behoeve van de serviceverlening aan de melkleveranciers werd in 1946 een landbouwkundige afdeling in het leven geroepen. De adviezen die deze afdeling aan de melkleveranciers verstrekte waren gratis. [NOTE ‘Van 1912 naar 1952, 174.]

De Lijempfproducten werden al in een vroeg stadium niet uitsluitend in Nederland aan de man gebracht. Aanvankelijk richtte het bedrijf zich vooral op de Engeland, van oudsher een belangrijk afzetgebied voor Nederlandse zuivelproducten in het algemeen en de Friese in het bijzonder. [NOTE Croesen,, 166.] Al in 1914 werd een verkoopkantoor in Londen opgericht, dat later werd verzelfstandigd en Lijempf London ging heten. [NOTE Zie vooral de inv. nrs. 1861-1866.] De handel met het buitenland bleef echter niet beperkt tot het Verenigd Koninkrijk. Al omstreeks 1925 had het bedrijf in meerdere landen binnen en buiten Europa agenten in dienst. [NOTE Zie voor een overzicht de brochure(z.pl. z.j.) 13-14.] Kort na 1926 werd hoofdzakelijk ten behoeve van de buitenlandse relaties een in het Nederlands, Frans, Duits en Engels gestelde brochure uitgegeven. Daarin stelde de directie niet ten onrechte ten aanzien van het door haar geleide bedrijf vast: ‘Op alle markten genieten haar producten een uitstekende reputatie en hebben zich, met behulp van een goed georganiseerde kring van buitenlandsche vertegenwoordigers, een blijvende plaats verworven’. [NOTE (z.pl. z.j.) 4.] Deze woorden werden neergeschreven toen de activiteiten die de vennootschap in het buitenland ontplooide nog maar amper aan de kinderschoenen waren ontgroeid. Vooral in de jaren na de Tweede Wereldoorlog zou de afzet van Lijempfproducten in soms verre buitenlanden een grote vlucht nemen. Maar laat ik niet te veel op de gebeurtenissen vooruitlopen.

Al met al had de Lijempf in een tijdsbestek van een kleine 15 jaar -in weerwil van een moeilijke periode in de jaren van de Eerste Wereldoorlog [NOTE De regering bepaalde de maximumprijzen voor boter en kaas en stelde paal en perk aan de uitvoer van deze producten. Roosenschoon, C.F.,(z.pl. 1975) 25. De regering riep een commissie in het leven die zich moest belasten met de verdeling van de consumptiemelk voor binnenlands gebruik en met de regeling van de uivoer van de schaarse hoeveelheden melk en melkproducten die niet onder het door de regering afgekondigde verbod vielen. Lijempfdirecteur Huttinga was vanaf het begin penningmeester van deze ‘Vereeniging van Fabrieken van Melkproducten’. Zie hierover: Wagenaar Hummelinck, M.G.,(z.pl. 1924) 130. Bovendien moesten de zuivelfabrieken, zoals alle bedrijven, een deel van hun winst aan de staat afstaan, toen die begon met het heffen van de zgn. Oorlogswinstbelasting. Huttinga,, 25.] - de wind behoorlijk in de zeilen gekregen. Maar de problemen bleven niet uit. Vanaf 1926 begonnen de prijzen van boter, tarwe en maïs op de wereldmarkt snel te dalen. Het waren de voortekenen van de economische wereldcrisis, die in 1929 losbrak.

De gevolgen werden aan het einde van 1930 in hun volle omvang voor de Nederlandse melkveehouderij en zuivelbereiding voelbaar. [NOTE (z. pl. 1933) 41.] De handel in landbouw- en zuivelproducten stortte grotendeels in omdat de ene regering na de andere in protectionisme vluchtte. Engeland trof extra maatregelen om de zuivelproducten uit zijn koloniën te beschermen. In 1931 besloot de Britse regering het Pond Sterling te devalueren. Het kabinet in Den Haag daarentegen weigerde halsstarrig de Gouden Standaard los te laten. De consequenties voor de Nederlandse zuivelindustrie logen er niet om: de door haar geproduceerde boter en kaas werden op de internationale markten uitgesproken duur en bij gevolg vertoonden de verkoopcijfers een dramatische daling. [NOTE Roosenschoon,, 49-53. Hoe het wel moest bewees de Deense regering, die het Engelse voorbeeld vrijwel onmiddellijk volgde en overging tot devaluatie van de Kroon. Het gevolg was dat de Deense landbouw- en zuivelproducten op de internationale markten niet te duur werden en de export niet noemenswaardig stagneerde.]

De Lijempf bleef bij dit alles bepaald niet buiten schot. Toen de directie in 1952 –ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van het concern- een korte terugblik formuleerde maakte ze vooral gewag van betalingsmoeilijkheden met Duitsland en het teloor gaan van de zo zorgvuldig opgebouwde afzetmogelijkheden in Engeland. [NOTE ‘De Balans’, 168.] In een poging de verkoop enigszins op peil te houden richtte het bedrijf zich nu intensiever op de binnenlandse markt en dat bleef niet zonder resultaat. [NOTE Huttinga,, 41-42.] In 1928 werd bovendien een begin gemaakt met de handel in zuivelproducten die niet door de eigen fabrieken waren vervaardigd. Met de oprichting van het Lijempf Exportbureau probeerde het concern zich een plaats te veroveren in de commissiehandel in zuivelproducten. [NOTE Inv. nr. 172.] Na het midden van de jaren ’30 kroop de zuivelindustrie langzaam weer uit het dal en daar profiteerde de Lijempf van. Bij de viering van het 25-jarig bestaan in 1937 was er weer ruimte voor een gematigd optimisme. [NOTE Niet onvermeld mag blijven dat tijdens de jubileumreceptie de voorzitter van de afdeling Leeuwarden van de Maatschappij voor Nijverheid en Handel zei wel eens bang te zijn geweest dat de hoofdzetel van het bedrijf naar Groningen zou worden verplaatst. De president-commissaris stelde hem gerust. De gedachte daaraan was nog nooit bij de directie opgekomen. ‘De Lijempf is Friesch en blijft Friesch’. Deze mededeling werd met applaus ontvangen. Aldus de Leeuwarder Courant van 3 november 1937.] Dat klonk ook door in ’t Lied van de Lijempf, dat tijdens de jubileumrevue werd aangeheven:

Zoo werd door werkkracht en organisatie Wetenschap, handelsgeest en fantasie, ’t Oude product een moderne creatie ’t Zuivelbereiden een landsindustrie. En ’t Friesche Meisje gaat over de grenzen, Als het symbool van wat fijn is en goed, In alle landen bewijst het de mensen Wat hier de Lijempf in Nederland doet. [NOTE Inv. nr. 1453. De teksten voor deze revue waren van de hand van niemand minder dan Jacques van Tol.]

Maar de optimistische klanken verstomden snel. In 1940 werd Nederland door de Duitsers bezet en terstond brak voor de Lijempf een moeilijke tijd aan omdat de export naar het buitenland in het algemeen grotendeels en die naar Engeland helemaal werd lamgelegd. De producten moesten nu weer, net zoals dat in de crisisjaren het geval was geweest, hoofdzakelijk binnen de landsgrenzen worden afgezet. [NOTE Er konden natuurlijk nog wel zaken gedaan worden met landen die Duitsland wel gezind waren. Zo ging de export van caseïne naar Italië onverminderd door.] Maar dat was bij lange na niet alles. In de bezettingsjaren werd de Nederlandse zuivelindustrie, om met Roosenschoon te spreken, bedolven onder ‘een hagelbui van regelingen’, waarvan hij vervolgens een beknopt maar treffend overzicht geeft. [NOTE Roosenschoon,, 65-66.] Het waren stuk voor stuk maatregelen die het zuivelleven er niet makkelijker op maakten zoals ook de Lijempf tot zijn schade en schande zou ervaren. Met welke moeilijkheden de vennootschap zoal te maken kreeg komt zo meteen aan de orde.

Het mag opvallend genoemd worden dat het bedrijf –ondanks alle moeilijkheden die de bezettingsjaren met zich sleepten - er toch nog in slaagde uit te breiden. In 1941 werd een samenwerkingsverband aangegaan met het bedrijf ‘Crema’ in Haringhuizen en daarmee betrad het concern voor de eerste keer in zijn bestaan de Noord-Hollandse bodem. De aanleiding vloeide overigens rechtstreeks voort uit de tijdsomstandigheden: er was een verbod op het vervoeren van melk over de Afsluitdijk afgekondigd. In 1943 volgde een belangrijke overname: Lijempf kwam in het bezit van alle aandelen van Van Heels Holding Company in Amsterdam. Een onderdeel van deze holding was Van Heels Gecondenseerde Melkmaatschappij. Deze naam bleef bestaan maar de door de maatschappij beheerde zuivelfabrieken in Kampen en Oldebroek gingen feitelijk deel uitmaken van de Lijempf.

Het concern mocht er dan in slagen af een toe een fabriek over te nemen, daar stond tegenover dat andere de poorten moesten sluiten, ‘al dan niet op aandringen van profiteurs en collaborateurs’ herinnerde de directie zich in 1952. [NOTE ‘De Balans’, 168.] En daarmee zijn we bij de bezettingsperikelen aangeland. Daarvan kan ik er in het bestek van deze inleiding vanzelfsprekend slechts enkele memoreren. In het in 1946 verschenen jaarboekje schreef de directeur dat verschillende fabrieken waren stilgelegd ‘zoogenaamd noodzakelijk wegens kolenbesparing, doch in feite niets anders beoogende dan wegvoering van onze menschen en machines naar Duitschland’. [NOTE ‘Aan onze melkleveranciers’. In:(1946) 8-9. Het is opvallend dat in dit stuk bij het wedervaren van het bedrijf gedurende de bezettingsjaren uitvoerig wordt stilgestaan en dat aan de lotgevallen van de medewerkers niet meer dan een zijdelingse opmerking wordt gewijd.] Naarmate de oorlog langer duurde trad een steeds grotere stagnatie in de melkaanvoer op. Boeren leverden in veel gevallen melk rechtstreeks aan particulieren. Een omvangrijk deel van de productie moest aan de Duitse Wehrmacht worden afgestaan, die bovendien beslag legde op een deel van de vervoermiddelen. [NOTE Zie voor het afstaan van vervoermiddelen aan het Duitse leger de inv. nrs. 764 en 765.] Een deel van de machines en werktuigen viel ten prooi aan Duitse roofzucht. [NOTE Inv. nr. 705.]

Om de fabrieken zo goed en zo kwaad als dat ging draaiende te houden zag het concern zich genoodzaakt zijn aandacht te richten op de fabricage van allerlei nieuwe producten, zoals daar waren: kunsthoning, karamel en kunsteiwit. Ten behoeve van het vervaardigen en verkopen van het laatstgenoemde product werd in nauwe samenwerking met de in Stuttgart gevestigde Milei-GmbH een speciaal bedrijf in het leven geroepen: de NV Milijempf, die Den Haag als statutaire vestigingsplaats kreeg. [NOTE Milijempf NV bleef na de oorlog, althans in naam, nog een paar jaar voortbestaan. Pas in 1952 werd het aandelenbezit geliquideerd en de vennootschap ontbonden. De afkorting GmbH staat voor ‘Gesellschaft mit beschränkter Haftung’, in het Nederlands: vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Deze bedrijfsvorm is in Nederland onbekend.]

Behalve voor het bedrijf waren de bezettingsjaren ook voor het personeel verre van gemakkelijk. Het kreeg te maken met gedwongen tewerkstelling in Duitsland. Wie zich daar niet voor wilde lenen moest onderduiken. [NOTE Inv. nrs. 307 en 308.] De salarissen van de medewerkers die ten gevolge van de oorlogsomstandigheden niet op hun werk konden verschijnen werden doorbetaald. De directeur, ir. Cats, telg uit een Joods geslacht, werd door de bezetters gedwongen zijn functie neer te leggen. Korte tijd later dook hij onder. [NOTE Na het ontslag van Cats en zijn daarop volgende onderduik bleef het bedrijf contact met hem onderhouden. De Duitsers, die in de door hem verlaten woning klaarblijkelijk huiszoeking hadden gedaan, lieten er geen misverstand over bestaan dat zulks niet de bedoeling was: ‘Aus dem bei dem geflüchteten Juden Cats vorgefundenen Briefwechsel habe ich ersehen, dass Cats noch am 7.10 Post von ihrer Firma erhalten hat. Ich ersuche Sie, jegliche Beziehungen zu Cats abzubrechen’. In inv. nr. 147.] Hij overleefde de bezettingsjaren en kon in 1945 de leiding van het concern weer op zich nemen. Al met al werd, vooral in de twee laatste jaren van de bezetting, het in stand houden van een normale bedrijfsvoering steeds moeilijker, zij het niet helemaal onmogelijk. Toen in 1945 de bevrijding kwam kon de directie opgelucht vaststellen, dat ze in weerwil van alle problemen het concern betrekkelijk ongeschonden door de donkere jaren had geloodst.

Ik mag de aantekeningen over de lotgevallen van het bedrijf in bezettingstijd niet afsluiten zonder gewag te maken van het feit dat in de Hongerwinter voedselpakketten naar relaties in het westen van Nederland werden gestuurd en aan dat aan de bedrijfspoort geregeld zuivelproducten werden uitgedeeld aan mensen die op ‘hongertocht’ waren. Toen de toeloop te groot werd moesten deze verstrekkingen noodgedwongen worden ingeperkt.

Na de Duitse capitulatie moest de draad van de productie weer worden opgevat. Daarbij was het van eminent belang dat de melktoevoer naar de fabrieken zo snel als maar enigszins mogelijk was op gang kwam. Op 17 april 1945, dat wil zeggen: twee dagen na de bevrijding van de provincie, kregen de Friese melkleveranciers een circulaire in huis met de mededeling dat ze met de rechtstreekse melkverkoop aan particulieren moesten stoppen. [NOTE Inv. nr. 776.] De meeste fabrieken die in de bezettingsjaren de productie hadden moeten staken, werden geleidelijk aan weer in gebruik gesteld. Bij de zuivelfabriek op het Kampereiland lukte dat niet omdat de gemeente Kampen op grond van nogal formalistisch aandoende argumenten dwars ging liggen. [NOTE Zie inv. nr. 1684 en de uitvoerige annotatie daarbij.] Langzaam maar zeker wist het bedrijf de moeilijkheden van de eerste naoorlogse jaren te overwinnen en kon er weer aan expansie worden gedacht. Daarbij wist het vooral zijn positie in Noord-Holland aanzienlijk te versterken. Opvallend was in dit verband het besluit om een samenwerkingsverband aan te gaan met de in Stompetoren gevestigde zuivelfabriek ‘De Eendracht’, die deel uitmaakte van een coöperatieve vereniging. De oude afkeer van de coöperaties was klaarblijkelijk danig bekoeld! Sterker: met het zetten van deze stap schreef de Leeuwarder onderneming zuivelgeschiedenis. Een samenwerkingscontract tussen een particuliere en een coöperatieve zuivelfabriek was een novum. [NOTE Inv. nrs. 475 en 476.]

Onder de bedrijven die de Lijempf in Noord-Holland verwierf bevonden zich een tweetal melkinrichtingen. Het is hier de plaats om aan die onderdelen van het bedrijf een enkel woord te wijden. Een melkinrichting, ik vestigde daar hierboven al de aandacht op, is geen zuivelfabriek. Wat het wel is vermeldde ik daarbij niet. Welnu, het is een onderneming die zich bezig houdt met de distributie van consumptiemelk en zuivelproducten. Al voor de oorlog bezat de Lijempf een dergelijke inrichting in Leeuwarden en daar werden op den duur die in Groningen, Sappemeer, Hoorn en Alkmaar aan toegevoegd. In de meeste van deze plaatsen was een belangrijk deel van de consumptiemelkvoorziening in handen van de Lijempf. Bovendien was ook aan sommige zuivelfabrieken een melkinrichting verbonden. De consumptiemelk en de melkproducten werden zowel door de zelfstandige melkhandel aan de man gebracht als door venters die in dienst waren van het bedrijf. [NOTE ‘Van boer tot klant’, 183. Zie voor de praktijk van consumptiemelk- en zuivelproductenvoorziening in de Friese hoofdstad inv. nr. 1031.]

In 1947 werd begonnen met de fabricage en verkoop van producten die de naam van het bedrijf over de hele wereld zouden vestigen: kindervoeding, babyvoeding ten behoeve van consumptie in de tropen en ijsmix. [NOTE IJsmix was een poeder dat, vermengd met water en vervolgens ingevroren, in roomijs werd omgezet. Dit product, dat van de Amerikanen was afgekeken, werd door de Lijempf in Nederland geïntroduceerd.] De verkoop naar het buitenland nam nu grote vormen aan. Ter illustratie een beknopt overzicht van het boekjaar 1951:

Boter: naar 21 buitenlandse markten
Kaas: naar 28 buitenlandse markten
Gecondenseerde melk: naar 39 buitenlandse markten
Melkpoeder: naar 18 buitenlandse markten [NOTE Blink, G.J., ‘Melk en zuivel als bestaansbron’. In:(november 1952) 189.]

Ten behoeve van de afzet werd een indrukwekkend nationaal en internationaal netwerk van agentschappen opgebouwd. [NOTE Zie de inv. nrs. 908-1024.] En daar bleef het niet bij. Het concern verkreeg een meerderheidsbelang in een aantal buitenlandse bedrijven die zich op dezelfde markt richtten. In dit verband moet de naam genoemd worden van het bedrijf Bebelac in Athene [NOTE Van dit bedrijf had de Lijempf 70% van de aandelen in handen.] , waarmee de samenwerking soms overigens verre van vlekkeloos verliep. In het bijzonder op financieel gebied waren er de nodige strubbelingen. [NOTE Zie vooral inv. nrs. 1536-1548.]

Door alle nationale en internationale activiteiten, waarvan er op deze plaats slechts enkele aan de vergetelheid konden worden ontrukt, ontwikkelde de Lijempf zich in het begin van de 50’er jaren van de 20ste eeuw in een vrij hoog tempo tot een van de grootste particuliere zuivelondernemingen van Nederland. Desondanks werd in 1952 het 40-jarig bestaan van het concern op zeer bescheiden wijze gevierd. Deze keer geen revue met hooggestemde gezangen. Het bleef bij een jubileumnummer van het maandblad Inzicht. Daarin publiceerde de Leeuwarder burgemeester Van der Meulen een korte beschouwing waarin hij de vennootschap een zonnige toekomst wenste. [NOTE Meulen, A.A.M van der, ‘Leeuwarden en de Lijempf’. In:(november 1952) 166.] Echter: in de balans die de directie bij die gelegenheid in dezelfde periodiek opmaakte mocht dan niet verzuimd worden de zegeningen te tellen, de ondertoon was onmiskenbaar somber: ‘Noch de aard van dit jubileum, noch de tijdsomstandigheden’ gaven aanleiding tot het vieren van ‘grote feesten en festijnen’. [NOTE ‘De Balans’, 167.] Wilde de bedrijfsleiding met deze constatering wellicht duidelijk maken dat er voor de onderneming moeizame tijden in het verschiet lagen? Het zou best kunnen, want om en nabij deze van alle uitbundigheid gespeende jubileumviering was het hoogtepunt bereikt. Niet lang daarna begon een nauwelijks te stuiten verval en men kan zich amper voorstellen dat de directie dat niet heeft voorzien.

Voor deze neergang kunnen verschillende redenen worden aangevoerd. In de eerste plaats was het bedrijf niet bij machte de explosieve groei van de coöperatieve zuivelbedrijven het hoofd te bieden. Maar er waren ook interne factoren. De bedrijfsleiding kreeg te maken met speculerende aandeelhouders die alleen hun eigen belang zorgvuldig in het oog hielden en haar beletten noodzakelijke investeringen te doen. Het was toen wel beschouwd nog niet eens zo lang geleden dat in de eerste editie van het Lijempfjaarboekjeeen artikel was verschenen, waarin, nadat eerst over de prestaties en de idealen van de particuliere zuivelindustrie uitbundig de loftrompet was gestoken, de Lijempf zelve als volgt werd gekenschetst:

‘De Lijempf heeft zeer modern ingerichte bedrijven, welke met de nieuwste machinerieën en volgens de laatste bevindingen zijn geoutilleerd. Dit is van veel belang, omdat in zulke bedrijven het werk vlotter kan verloopen en men tot betere prestaties komt. Ook de invloed op de kwaliteit der producten is een zeer gunstige, wanneer, zooals in de Lijempf-fabrieken het geval is, de mogelijkheden door moderne uitrusting gegeven, ten volle worden benut’. [NOTE ‘Groei en beteekenis van de Particuliere Zuivelindustrie’. In:(1940) 95-96.]

Door het vooral op eigenbaat gerichte gedrag van de aandeelhouders bleven de fabrieken te klein en de ‘nieuwste machinerieën’ van weleer raakten hopeloos verouderd. Het gevolg was dat de Lijempf zijn sterke positie rap verloor. En dus moesten er maatregelen genomen worden. In het citaat dat ik boven deze beschouwing plaatste maakt de directie gewag van ‘hervorming indien noodzakelijk’. Die woorden werden in 1952 neergeschreven. Welnu, de hervormingen die spoedig daarna moesten worden doorgevoerd om te redden wat er nog te redden was waren bittere noodzaak en ze logen er niet om. Al in 1955 werd een grootscheepse reorganisatie op touw gezet. Een aanzienlijk aantal bedrijven werd van de hand gedaan. De kopers waren stuk voor stuk coöperaties: de Condensfabriek in Leeuwarden, de DOMO in Beilen en de Melco in Alkmaar. [NOTE Zie de inv. nrs. 344-351.] Bijna alle verkochte fabrieken werden vrij snel daarna door de nieuwe eigenaren aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken. Ze werden voor andere doeleinden ingericht en soms afgebroken. In 1956 werden de werkzaamheden van de kantoorafdeling in Kampen overgenomen door die in Leeuwarden, waar nog wel een nieuw hoofdkantoor werd gebouwd. In sterk gereduceerde vorm probeerde het concern er vervolgens het beste van te maken. Dat lukte, zij het maar zeer ten dele. Er kon weliswaar op bescheiden schaal worden geïnvesteerd en de verkoop van zuivelproducten in poedervorm groeide gestaag. Maar de financiële positie van het bedrijf bleef zorgelijk. Dat bleek duidelijk in 1962. Aan het 50-jarig bestaan van het concern –toch een mijlpaal, zou men denken- werd in het geheel geen aandacht besteed omdat aan de aandeelhouders al enkele jaren geen dividend was uitgekeerd.

Verdere maatregelen konden niet uitblijven. In 1970 werd een reorganisatie doorgevoerd waarbij de contacten met de melkleveranciers in Friesland en Groningen werden beëindigd. In een brief aan de <BURS>NV Plattelands Post</i> in Den Haag repte directeur Rutgers in dit verband van ‘een maatregel op weg naar een rendementsverbetering waarbij de melkverwerking, laat staan de melkontvangst, geen primaire rol meer speelt’. [NOTE Brief van 16 april 1970. In inv. nr. 1432.] De inkrimping van de vennootschap ging intussen onverminderd door. In 1970 werden de fabrieken in Winsum, Briltil, Doezum, Tolbert en Drachten overgedragen aan de DOMO in Beilen. In hetzelfde jaar werden de aandelen in NV ‘De Prinses’ te Ursem verkocht aan de coöperatieve vereniging ‘Noord-Holland’. [NOTE Inv. nr. 355.] Op den duur was Van Heels Gecondenseerde Melkmaatschappij in Kampen het enige bedrijf dat nog deel uitmaakte van een concern dat in zijn bloeitijd uit 19 fabrieken had bestaan en waar meer dan 2000 mensen emplooi vonden. Daarvan waren er een schamele 300 overgebleven.

De bedrijfsleiding kwam tot het inzicht dat er voor een zelfstandige Lijempf geen plaats meer was en ging naarstig op zoek naar fusiepartners. In juli 1973 werd de NV Lijempf overgenomen door de Koninklijke Wessanen NV in Wormerveer en onder de naam Lijempf BV als werkmaatschappij ondergebracht in de Wessanen Lactosector BV. De vestiging in Kampen kreeg dezelfde status. De nieuwe eigenaar besloot flink in het bedrijf te investeren. Maar investeren betekende ook: reorganiseren. De gevolgen voor Leeuwarden logen er niet om. De hele productieafdeling werd in Kampen geconcentreerd. In Leeuwarden verrees in 1978 een nieuw bedrijf, waar de in Kampen vervaardigde producten werden verpakt en dat bovendien verpakkingswerkzaamheden ten behoeve van derden verrichte. De vestiging in Leeuwarden voerde aanvankelijk nog wel haar eigen administratie. Maar in het kader van de door Wessanen gewenste integratie van de ondernemingen in Kampen en Leeuwarden kwam ook daar een einde aan. In 1987 werden de administraties samengevoegd. [NOTE Inv. nr. 224] De vestigingsplaats werd Kampen. In 1989 werd de naam van het bedrijf veranderd in Lyempf BV. Zo resteerde, 75 jaar na de oprichting, van de trotse schepping van Jan Evert Scholten en de zijnen alleen nog een verpakkingsbedrijf. In 1993 werd Lyempf BV overgenomen door Nutricia, het huidige Koninklijke Numico. En dat concern besloot in 1995 de Leeuwarder afdeling van de hand te doen. Dat betekende overigens niet dat ze werd opgeheven. De verpakkingswerkzaamheden werden voortgezet door een zelfstandige onderneming die in 1997 een andere naam kreeg: Lypack. [NOTE Vriendelijke mededeling van de heer Johan van Dijk van Lyempf BV in Kampen.] De twee eerste letters van de nieuwe bedrijfsnaam herinneren onmiskenbaar nog aan de Lijempf van weleer.

Het personeel

Tot dusverre zijn de personeelsleden die bij het concern in dienst zijn geweest slechts in zeer algemene termen aan de orde geweest. Ik volstond met het noemen van een paar getallen en met een enkele opmerking over hun lotgevallen ten tijde van de Duitse bezetting. Ik zou onbillijk zijn als ik het daarbij liet. In dit hoofdstuk komen ze wat uitgebreider aan bod, zij het dat ik allesbehalve naar volledigheid streef. Zo blijven zaken als salariëring en arbeidsomstandigheden hier nadrukkelijk buiten beschouwing.

Zeker is dat de bedrijfsleiding van meet af aan heeft begrepen dat ze voor het opbouwen van het concern dat haar voor ogen stond niet buiten haar medewerkers kon en ze was hen erkentelijk voor hun inzet. Aan het slot van het eerste jaarverslag dat aan de commissarissen werd uitgebracht werd die dank aldus onder woorden gebracht:

‘Bij het eindigen van ons verslag rest ons nog een aangename taak, n.l. het geheele personeel, zoowel van de buitenfabrieken als van de Centrale te Leeuwarden hartelijk dank te zeggen voor hare vele en goede arbeid en prettige samenwerking. Allen hebben naar verhouding hunner krachten medegewerkt om in het eerste jaar zooveel tot stand te brengen als is geschied’. [NOTE Verslag over de jaren 1912-1913. In inv. nr. 109.]

Toen in 1952 het 40-jarig bestaan van het concern werd herdacht betuigde de directie opnieuw haar dank ‘aan de vele medewerkers [-] die steeds het hunne (hadden) bijgedragen tot het welslagen van onze pogingen’. [NOTE ‘De Balans’, 169. Bij deze gelegenheid werd ‘een speciaal woord van hulde’ gericht tot 3 werknemers ‘die deze veertig jaar onze vennootschap onafgebroken (hadden) gediend.] Personeelsleden die een jubileum te vieren hadden kregen van directiewege een diploma uitgereikt. Of bij dergelijke gelegenheden ook gratificaties werden uitgekeerd vermelden de door mij geraadpleegde bronnen niet.

Het is opvallend dat aan het personeel al vroeg de gelegenheid werd geboden zich te ontspannen. Al in 1918 werd de Lijempf muziekvereniging opgericht, in 1929 gevolgd door de toneelvereniging. Beide wisten zich een behoorlijke reputatie te verwerven. In latere jaren konden de werknemers nog deelnemen aan activiteiten van een personeelsvereniging, een sportvereniging, een zangvereniging en een autohobbyclub. Van alle hier genoemde ontspanningsverenigingen zijn de archieven bewaard gebleven, zij het meestal in fragmentarische vorm. Ze zijn beschreven in de op deze inleiding volgende inventaris.

Als men personeelsleden bij een onderneming betrokken wil houden is het zaak dat ze op de hoogte gehouden worden van haar reilen en zeilen. Hoe de bedrijfsleiding aanvankelijk met de medewerkers communiceerde kan bij gebrek aan bronnen niet meer worden nagegaan. Het kan natuurlijk zijn dat vooral in het begin veel boodschappen eenvoudigweg mondeling werden doorgegeven. In 1942 werd een begin gemaakt met het verspreiden van schriftelijke mededelingen, waarvan een aanzienlijke hoeveelheid bewaard is gebleven. [NOTE Inv. nrs. 235-255.] Van geregeld overleg van de directie met het personeel was al in een tamelijk vroeg stadium sprake. In 1930 werd met het oog daarop de zgn. fabriekscommissie in het leven geroepen. [NOTE Inv. nr. 1886.] In 1954 werd deze commissie vervangen door een ondernemingsraad. [NOTE Inv. nr. 1887.]

Er konden zich natuurlijk gevallen voordoen waarin personeelsleden behoefte hadden aan extra financiële ondersteuning. Daarin werd in 1941 voorzien. Toen werd uit de nalatenschap van de oud-directeur Jan Frederik Huttinga het naar hem genoemde fonds gevormd. [NOTE Zie voor een korte levensbeschrijving van de naamgever: Huttinga,, 11-12.] Dat werd nog uitgebreid door geregelde financiële bijdragen van het concern en van de werknemers. Het fonds, dat eigendom was van het concern, stelde zich, volgens zijn reglement, ten doel ‘de behartiging en verzorging der sociale belangen van het personeel der N.V. Lijempf, voorzoover hierin niet of niet in voldoende mate bij de wet of op andere wijze is voorzien. Ook de sociale belangen van het personeel van door de N.V. Lijempf gecontroleerde vennootschappen, firma’s of instellingen, kunnen bij besluit van het bestuur van het Fonds, op denzelfden voet worden behartigd en verzorgd als die van het sub 1 genoemde personeel’. [NOTE In inv. nr. 2096.]

Uit de bewaard gebleven archiefstukken kan worden opgemaakt dat veel personeelsleden uit het fonds bijstand hebben genoten. In 1968 werd het opgeheven. De sterk verbeterde sociale wetgeving zal daar een belangrijk motief voor zijn geweest. Het saldo, dat grotendeels uit effecten bestond, werd overgedragen aan het pensioenfonds dat in 1919 door het bedrijf was opgericht [NOTE Huttinga,, 28.] en in 1953 door de aandeelhouders was omgezet in een afzonderlijke stichting. De werkzaamheden van het pensioenfonds liggen zo zeer voor de hand dat ze op deze plaats geen tekst en uitleg behoeven. Ik meen daarom te kunnen volstaan met de onderzoeker te verwijzen naar het archief. [NOTE De bewaard gebleven stukken van het Pensioenfonds zijn beschreven in de inv. nrs. 1895-1022.]

Aan het slot van dit hoofdstuk een enkel woord over de huisvesting van personeelsleden. Zeker in Leeuwarden heeft het bedrijf zich daar altijd voor ingespannen. Het bezat zelf een aantal woningen in de stad die aan medewerkers werden verhuurd. Daarnaast werden woningen gehuurd van de gemeente Leeuwarden, die vervolgens aan personeelsleden werden doorverhuurd. Ook in plaatsen waar zgn. ‘buitenfabrieken’ gevestigd waren beschikte de vennootschap over woningen waarin personeelsleden gehuisvest konden worden. [NOTE Huttinga,, 21.] Al met al lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de directie van de Lijempf door de jaren heen een verantwoord personeelsbeleid heeft gevoerd.

Lyempf nu en in de toekomst

(De informatie waarop ik dit hoofdstuk baseerde werd bereidwillig ter beschikking gesteld door de directie van Lyempf BV in Kampen.)

Toen Numico in 1995 het verpakkingsbedrijf in Leeuwarden van de hand had gedaan was van het eens zo imposante zuivelconcern alleen de vestiging in Kampen overgebleven. Hoewel dat een winstgevende onderneming was wilde Numico er wel vanaf. In 2004 werd een koper gevonden: ALSI Beheer BV, een in Raalte gevestigde beheersmaatschappij met een dochteronderneming genaamd Frésena-Salland, een handelsmaatschappij in industriële zuivelproducten. De nieuwe bedrijfsleiding heeft er bewust voor gekozen de fabriek in Kampen onder de naam Lyempf te laten werken. Hoe is het momenteel met dit bedrijf gesteld en wat zijn de toekomstplannen? Aan die twee vragen zal in dit hoofdstuk een korte beschouwing worden gewijd. Naar volledigheid wordt daarbij zeer beslist niet gestreefd.

Aangezien Numico al langere tijd van plan was geweest het Kamper bedrijf in de verkoop te doen waren noodzakelijke investeringen achterwege gebleven en aan technisch onderhoud was bar weinig gedaan. Tot op de huidige dag wordt hard gewerkt aan het wegwerken van de imposante achterstand bij het groot onderhoud.

De overname in 2004 betekende voor de Lyempf niet in de laatste plaats dat er een cultuuromslag moest plaatsvinden. Het productiebedrijf van weleer werd getransformeerd in een commerciële onderneming, Voor alle medewerkers was het zaak dat ze ervan doordrongen raakten dat termen als ‘markt’ en ‘klant’ belangrijk waren geworden. Om het gebrek aan commerciële kennis en slagkracht te compenseren werd een commercieel medewerker in dienst genomen met veel kennis van (levensmiddelen)producten, trends en ontwikkelingen bij de consumenten. Met het oog op de representatie moest het oude bedrijfsgebouw een meer aansprekend karakter krijgen. Het werd aan de buitenkant geverfd, de entree is geheel vernieuwd en de kantoren werden voorzien van nieuwe vloerbedekking en modern meubilair. Om de concurrentiepositie van het bedrijf te versterken moest fors geïnvesteerd worden in techniek en informatievoorziening. Daarmee waren vele miljoenen gemoeid. Maar het resultaat van alle inspanningen is wel dat de Lyempf aan het einde van 2007 klaar is voor de toekomst.

Die toekomst ligt niet op het gebied van de productie van de zgn. enkelvoudige melkpoeders. Lyempf heeft zich al een stevige positie op de markt voor kindervoeding weten te veroveren. In het ondernemingsplan wordt ernaar gestreefd om daarnaast diverse complexe speciale producten te ontwikkelen en te fabriceren. Omdat daarbij de wensen van de klant centraal zullen staan zijn een hoge mate van flexibiliteit, het vermogen om te vernieuwen en goede ontwikkelingsfaciliteiten belangrijke vereisten. In het kader van de productontwikkeling heeft Lyempf de beschikking over een eigen proeffabriek.

Natuurlijk moet het bedrijf ten behoeve van de productie te allen tijde over grondstoffen kunnen beschikken. Nauwe samenwerking en goede relaties met de leveranciers van producten als eiwit, glucose, vetten, oliën en melk zijn geboden. Een enkel woord over de aanvoer van melk in het bijzonder want dat is een van de belangrijkste grondstoffen die in de Lyempfproducten worden verwerkt. Het bedrijf is in staat verse koemelk rechtstreeks van de boerenbedrijven te ontvangen en vervolgens te ontromen en in te dikken. Daarmee onderscheidt het zich van en heeft het een voorsprong op veel andere bedrijven die in dezelfde sector werkzaam zijn.

In de komende jaren is het bedrijf van plan zijn producten hoofdzakelijk in Europa aan de man te brengen. Als men dichter bij huis blijft zijn de communicatielijnen korter en de cultuurverschillen kleiner. Bovendien is door de recente uitbreidingen van de EU de markt aanzienlijk gegroeid en beter benaderbaar geworden. Bovendien heeft de commerciële afdeling een grote kennis van de Europese markt. Ten behoeve van de verkoop is het gewenst dat in de belangrijkste Europese landen een netwerk van betrouwbare en competente agenten wordt opgebouwd. De keuze voor Europa betekent overigens niet, dat de activiteiten altijd tot dit continent beperkt zullen blijven. Het moet zeker niet uitgesloten worden geacht dat op den duur zaken zullen worden gedaan met Japan en China maar ook andere landen komen op den duur wellicht in beeld. Derhalve is het van belang de ontwikkelingen op de wereldmarkt niet uit het oog te verliezen. Het bedrijf streeft er naar niet te veel afhankelijk te worden van enkele grote afnemers; het is verstandiger de risico’s te spreiden.

Uiteraard is het noodzakelijk dat de Lyempf bij al zijn activiteiten een gezonde financiële basis heeft. Daarom zal het beleid in de komende jaren meer gericht zijn op het vergroten van de winstmarges dan van de omzetverhoging. Voor wat betreft de bedrijfsorganisatie wordt er naar gestreefd zo veel mogelijk verantwoordelijkheid aan de werknemers toe te vertrouwen. Die moeten bereid zijn zelf initiatieven te ontplooien en hun kennis, met name van de productieprocessen, voortdurend bij te spijkeren.

Zonder marketing vaart geen bedrijf wel. In de geschiedenis van de Nederlandse zuivel is Lyempf een naam met een lange en rijke traditie, die tot op de huidige dag een emotionele waarde vertegenwoordigt. Bij de marketingactiviteiten kan daarvan profijt worden getrokken. Met andere woorden: de grote reputatie die in de bloeitijd van de oude Leeuwarder IJs- en Melkproductenfabrieken werd opgebouwd kan bij het verder uitbouwen van de ‘nieuwe’ Lyempf nog steeds goede diensten bewijzen.

Beknopte verantwoording van de inventarisatie en een enkele aanwijzing voor de onderzoeker

De archieven van de Lijempf werden in 2006 bij Tresoar in bewaring gegeven en nog in hetzelfde jaar kon met de inventarisatie een begin worden gemaakt. Ik ga de lezer op deze plaats niet vermoeien met een omstandig exposé van alle beschrijvings- en ordeningsbelissingen die ik tijdens het werk aan de inventaris heb genomen. Ik beperk mij tot een aantal opmerkingen die hem bij het raadplegen van de inventaris van pas kunnen komen.

De stukken die in Leeuwarden arriveerden maakten een wat rommelige indruk. Weliswaar waren de meeste dozen voorzien van opschriften maar die soms fraai ogende vlaggen dekten lang niet altijd de lading. De meeste dossiers, bundels en delen moesten van nieuwe beschrijvingen voorzien worden. Aan die beschrijvingen ga ik stilzwijgend voorbij, met één uitzondering: de verzamel- en de deelbeschrijvingen. Ik heb besloten om het merendeel van de aan verzamelbeschrijvingen gekoppelde deelbeschrijvingen globaal te houden. Een voorbeeld: onder de verzamelbeschrijving ’Stukken betreffende de integratie van Lijempf en Van Heel in Kampen’ [NOTE Inv. nrs. 205-222.] zijn in totaal 18 deelbeschrijvingen geplaatst, die alleen van een begin- en een eindjaartal zijn voorzien. Het beschrijven van de inhoud heb ik achterwege gelaten. De onderzoeker moet mij op mijn woord geloven als ik beweer dat alle stukken betrekking hebben op het in de verzamelbeschrijving genoemde onderwerp. Deze werkwijze heb ik bij een groot aantal verzamelbeschrijvingen gevolgd. In een enkel geval werden de deelbeschrijvingen (iets) uitvoeriger beschreven. Ook van die werkwijze presenteer ik een voorbeeld: In de deelbeschrijvingen die zijn gekoppeld aan de verzamelbeschrijving ‘Stukken betreffende het afsluiten en beëindigen van contracten met agenten in binnen- en buitenland’ [NOTE Inv. nrs. 908-1024.] werden de namen van die agenten mitsgaders die van de plaatsen waar ze gevestigd waren genoteerd. Zo heeft de onderzoeker in één oogopslag een beeld van het wijdvertakte netwerk waar de Lijempf over beschikte.

Uit de stukken die bij Tresoar arriveerden waren vrijwel alle sporen van een oude orde verdwenen. Volgens de voorschriften van de klassieke archiefwetenschap had ik op zijn minst een poging moeten ondernemen die ter herstellen. Ik moet op deze plaats bekennen dat ik zo vrij ben geweest die regels schromelijk te veronachtzamen door dat niet te doen. Met andere woorden: het indelingschema van de navolgende inventaris is een product van eigen vinding dat ik enerzijds baseerde op de bedrijfsorganisatie en de inhoud van de aangetroffen stukken. Anderzijds echter heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de ervaringen die ik heb opgedaan bij de inventarisatie van de archieven van de Koninklijke Douwe Egberts. Er is immers niks laakbaars aan, zo redeneerde ik, om waar dat mogelijk is gebruik te maken van wielen die ik destijds zelf heb uitgevonden. [NOTE Haan, Sjoerd de,(Ljouwert/Leeuwarden 2001).]

Ik ga dat schema op deze plaats niet uitgebreid bespreken. Het is in zijn geheel opgenomen in de uitvoerige inhoudsopgave bij de inventaris en spreekt bovendien naar mijn overtuiging grotendeels voor zichzelf. Op een enkel punt moet ik de aandacht van de onderzoeker vestigen. In de inventaris zijn om te beginnen een viertal hoofdafdelingen aangebracht:

1. Aandeelhouders en commissarissen
2. De vennootschap
3.Door de vennootschap (mede) opgerichte of overgenomen zuivelfabrieken in binnen- en buitenland
4.Door de vennootschap (mede) opgerichte of overgenomen bedrijven in binnen- en buitenland die slechts ten dele of helemaal niet tot de zuivelfabrieken kunnen gerekend worden

Vervolgens treft de onderzoeker nog een aantal categorieën stukken aan, die buiten deze hoofdindeling vallen: gedeponeerde archieven –het begrip ‘gedeponeerd’ moet hier nadrukkelijk in archivistische zin worden verstaan [NOTE ‘Deponeren is het overdragen van een archief aan een bestuur of persoon, op wie de rechten of functies van degene, van wie het afkomstig is zijn overgegaan of aan wie deze laatste ondergeschikt is’. Gouw, J.L. van der e.a. (red.)(Zwolle 1962) 37 (definitie 113).] , stukken waar van het verband met een der archieven niet kon worden aangetoond, ter documentatie verzamelde stukken en een specificatie, waarin een de beschrijvingen van een aantal persoonsdossiers onder dak werden gebracht.

De manier waarop ik deze hoofdafdelingen vervolgens onderverdeelde in rubrieken en subrubrieken blijft hier grotendeels onbesproken. Maar op één zaak moet ik met nadruk de aandacht vestigen. De stukken betreffende de door Lijempf (mede) opgerichte of overgenomen zuivelfabrieken werden in alfabetische volgorde op de plaatsen van vestiging in de inventaris opgenomen. Op deze regel bestaat een uitzondering. Het bedrijf in Berlikum maakte, voordat het door de Lijempf werd aangekocht, onderdeel uit van Swarts Zuivelfabrieken, die in Leeuwarden waren gevestigd. Bij gevolg vindt men de stukken betreffende Berlikum onder Leeuwarden. Bij de plaatsnaam Berlikum treft de onderzoeker een verwijzing naar de Friese hoofdstad aan.

Sommige rubrieken of individuele beschrijvingen die niet zonder een toelichting konden passeren werden voorzien van meer of minder uitgebreide notabene’s. Die komen hier niet aan de orde. Ik moet volstaan met de bezoeker te verwijzen naar de inventaris.
Nu de inventarisatie is voltooid moet worden vastgesteld dat de archieven nogal wat hiaten vertonen. Dat is enerzijds jammer. Men had graag de beschikking gehad over alle stukken die ons kunnen helpen de geschiedenis van de Lijempf naar de bronnen te reconstrueren. Anderzijds mag men dankbaar zijn dat zoveel stukken de diverse verhuizingen hebben overleefd en nu voor de onderzoeker beschikbaar zijn.

Die onderzoeker moet erop bedacht zijn dat hij niet alle in deze inventaris beschreven archivalia vrijelijk kan inzien. Voor het raadplegen van stukken die jonger zijn dan 50 jaar is schriftelijke toestemming van de bewaargever vereist.

Supplement 2018: aanvulling notulenboeken Ondernemingsraad Lijempf Leeuwarden

Dankbetuiging

Ik wil een paar mensen bedanken voor de hulp de ze mij tijdens de inventarisatiearbeid en bij het schrijven van de inleiding hebben geboden. De contacten met Lyempf in Kampen liepen meestal via Johan van Dijk. Ik ben hem erkentelijk voor de plezierige samenwerking. De bedrijfsdirecteur, de heer Siep van der Valk, toonde zich bereid het derde hoofdstuk van de inleiding van kritisch commentaar te voorzien. Ik heb zijn op- en aanmerkingen vrijwel zonder uitzondering overgenomen. Van de collega’s die mij met raad en daad terzijde hebben gestaan wil ik er drie in het bijzonder noemen. Annemieke Nijdam nam de moeite het omvangrijke manuscript van de inventaris te corrigeren. Barteld de Vries liet een kritisch oog over een eerste versie van de inleiding gaan en Ate Landstra behoedde mij meer dan eens voor uitglijders op het voor mij zo glibberige pad van de bedrijfsadministratie.

Leeuwarden, oktober 2007
Sjoerd de Haan

Keywords

Subjects:
Landbouw, Veeteelt en Visserij
Industrie, Handel en Dienstensector

Rate this content

Was this content helpful? Let Archives Portal Europe and the archival institution know what you think.

Add feedback

Contact this institution

Feedback is sent directly to the institution holding this material and should preferably be submitted in English or in the language of the institution, if possible. The institution will aim at getting back to you as soon as possible to help you with your request, though you might need to allow between two and four weeks for this depending on the current workload at the institution.

Not all required fields have been filled in.

Full name*

Your full name is required

Email address*

Your email address is required

Your message*

A message is required

Archives Portal Europe help guide

Please select amongst the relevant tips we can help with. If you still have questions, please do not hesitate to contact us, and we will be in touch as soon as possible.

Starting your search here will include all content available in Archives Portal Europe. Simply enter your keyword(s) and hit the search button. Wrap fixed expressions in quotation marks, e.g. “French Revolution”. Check the box to “Search each term separately” in case you are looking for documents containing at least one word, but not necessarily all keywords; this will also allow you to search for the same term in multiple languages at the same time (e.g. “French Revolution” “Révolution Française”). You can also use wildcards - find more about Research Tools here. If you would like to use more specific settings, try our Advanced search

The additional advanced search options give you the possibility to focus your search in:

  • archival documents (Search in archives),
  • names of person and organisations that created, worked with and maintained these documents (Search in names),
  • Institutions currently holding the documents (Search in institutions).

When searching with multiple terms at the same time, wrap fixed expressions in quotation marks (e.g. "French Revolution"), or check the box "Search each term separately" in case you are looking for either one term of the other. This will also allow you to search for the same term in multiple languages (e.g. "French Revolution" "Révolution française"). You can also choose one of the suggestions matching your search term once you start typing.

This will only show results that include documents that have been digitised and are available online

Use this option to search only one or more keywords, rather than all of them

Select where your search terms should appear specifically inside the archival description:

  • Title: search terms will appear in the title, or name, of the description
  • Content Summary: search terms will appear in the main description of the document or of the collection
  • Reference code: it is the identifier of the archival material as provided by the institution. Use this option if you know the exact reference code of the material you are looking for

You can filter results by selecting where your search terms appears specifically inside the archival description:

  • The name can be the full name of a person, family or organisation as well as only parts of it, e.g. only the last name.
  • The identifier is used internally by the institution or refers to (inter)national vocabularies such as the Virtual International Authority File (VIAF).
  • The place can be the place of birth (or foundation), the place of death (or closing), the place of work or any other place of importance.
  • The occupation is the profession or job of a person.
  • The mandate is a law, directive or charter that establishes and defines an organisation's powers, functions, responsibilities or sphere of activities.
  • The function is an activity, role, or purpose performed or manifested by a person, family or organisation.

You can filter results by selecting where your search terms appears specifically inside the description of the archive:

  • Name: search term appears in the name of the institution. It can be the full name of an archival institution or only parts of it.
  • Place: search term appears in the address or area of the institution. It can be the city or town, where the archival institution is located or any other place of importance (e.g. previous locations)

  • A finding aid is a structured description of archival materials per collection or fonds, up to item level.
  • A holdings guide is an overview of the collections and fonds of one archival institution.
  • A source guide is a topic-oriented overview of collections and fonds of one or several institutions.
    You can filter by one or more entity types:
  • A person (e.g. John Locke, or Jean Jaques Rousseau);
  • A family (e.g. Bonaparte, or Helgason);
  • A corporate body, i.e. the name of an institution, organisation, or company (e.g. Ministerie van Justitie, or Electro Mecánica Antonio Armentano)

Please note that this filter will only include institutions, for which a type has been provided as part of their descriptions:

  • A business archive holds the records of (often) commercial organisations.
  • A church or religious archive holds the records of church parishes or religious organisations, e.g. birth or death registers.
  • A county or local authority archive holds the records of the county's administrative bodies.
  • A media archive holds audiovisual or sound records, e.g. a film archive or the archive of a broadcasting company.
  • A municipal archive holds the records of a town or city administration.
  • A national archive holds the records of a country's administrative bodies, i.e. from ministries and other public bodies, sometimes also private papers of former ministers, chancellors, or presidents.
  • A private person or family archive holds the records forming the legacy of a prominent person or family.
  • A regional archive holds the records of a region's administrative bodies.
  • A specialised governmental archive holds records of public bodies, often operating on a national level, that are not part of the national archives' holdings.
  • A specialised non-governmental archive or archive of another cultural heritage institution hold collections from various cultural heritage institutions, eg. museum archives, libraries archives, etc
  • A university archive or archive of another research organisation holds the records pertaining to the administration of the according educational or research body.
  • Political parties, popular/labour movements and other non-governmental organisations, associations, agencies and foundations hold the archival collections of these institutions, outside of governmental records and outside of business archives (e.g., NGOs)

Enter a start and/or end date in the format DD-MM-YYYY, i.e. 01-01-1900 for 1 January 1900. This will allow you to focus your search on a specific period of time. You can use the calendar function or type directly in the text field. The checkbox "Exact date search" concentrates the search on one specific date.

Check "View in context" to view the results in the hierarchical structure of archives.

  • Choose "List view" to view the results in a simple list, ordered according to relevance or date
  • Choose "Context view" to view the results in the hierarchical structure of the holding archives.

For more details see Research Tools

Please sign in to save your searches.

A holdings guide is an overview of the collections and fonds of one archival institution.

A finding aid is a structured description of archival materials per collection or fonds up to item level.

You can filter results by selecting one or more countries of interest. You can also combine this filter with other filters. Your filter selection will appear above. Click "Clear filters" to see all results matching your initial search request again.

You can filter results by one or more holding archival institutions. You can also combine this filter with other filters. Your filter selection will appear above. Click "Clear filters" to see all results matching your initial search request again.

You can select to view results from a specific Finding Aid, i.e., a structured description of archival materials per collection or fonds up to item level. You can also combine this filter with other filters. Your filter selection will appear above. Click "Clear filters" to see all results matching your initial search request again.

You can filter by type of descriptive document:

  • "Holdings Guide": an overview of the collections and fonds of one archival institution.
  • "Source guide": a topic-oriented overview of collections and fonds of one or several institutions. a description of the archival collections available. Similar to Holdings guides
  • "Finding aid" provides more detailed descriptions of the archival materials of specific collections or fonds

You can also combine this filter with other filters. Your filter selection will appear above. Click "Clear filters" to see all results matching your initial search request again.

You can filter results by selecting "Fonds description" for a general overview or "Other descriptions" for item level. You can also combine this filter with other filters. Your filter selection will appear above. Click "Clear filters" to see all results matching your initial search request again.

You can filter results by selecting only those containing digital objects, i.e. the link to the digitised version of the archival material you are looking for. You can also combine this filter with other filters. Your filter selection will appear above. Click "Clear filters" to see all results matching your initial search request again.

You can filter results by type of digital object you are interested in:

  • Text: most documental material, such as administrative records, letters, manuscripts etc.
  • Image: includes photographs, posters, maps.
  • Sound: sound recording with no images
  • Video: moving images with or without sound
  • Unspecified: indicates that the holding institution has not specified the type of digital object
  • 3D: 3-d digital objects

You can also combine this filter with other filters. Your filter selection will appear above. Click "Clear filters" to see all results matching your initial search request again.

You can filter results based on the date of creation of the archival material (which may differ from the time period you are interested in - e.g., philosophers from the Enlightenment period reflecting on classic thinkers)

  • Full dates includes normalised date information available for date-based searches. It is recommended to combine this selection with the filters "Start timespan" and "End timespan" for more details.
  • Only descriptive dates provides the date information in human-readable format.
  • No date either includes documents where the creation date is unknown, or where date information is not in a machine-readable format

Please note that not all documents contain a machine-readable date. More information here

You can filter results based on the date of creation of the archival material (which may differ from the time period you are interested in - e.g., philosophers from the Enlightenment period reflecting on classic thinkers). This filter will only include materials with "Full dates", i.e. those that include date information available for date-based searches. You can either search for a specific date of interest or focus step by step on the time span of a century, decade, year or month. When searching for a specific date, enter the date in the format DD-MM-YYYY, i.e. 01/01/1900 for 1 January 1900, via the calendar function or by typing directly in the text field.
This filter concentrates on the earliest dates mentioned in the materials.

You can filter results based on the date of creation of the archival material (which may differ from the time period you are interested in - e.g., philosophers from the Enlightenment period reflecting on classic thinkers). This filter will only include materials with "Full dates", i.e. those that include date information available for date-based searches. You can either search for a specific date of interest or focus step by step on the time span of a century, decade, year or month. When searching for a specific date, enter the date in the format DD-MM-YYYY, i.e. 01/01/1900 for 1 January 1900, via the calendar function or by typing directly in the text field.
This filter concentrates on the latest dates mentioned in the materials.

You can filter results based on the language in which the material is written. Please note that this filter will only include materials where specific language information has been provided by the institution and is therefore in a machine-readable format. You can also combine this filter with other filters. Your selection will then be displayed above the search results (see "Search filters"). Clicking "Clear filters" will remove your selection and you will see all results matching your initial search request again.



You can filter results by selecting one or more topics of interest. Please note that this filter will only include materials where the topic has been assigned and is therefore in a machine-readable format. Read how to assign a topic to documents on the Topics page. You can also combine this filter with other filters. Your selection will then be displayed above the search results (see "Search filters"). Clicking "Clear filters" will remove your selection and you will see all results matching your initial search request again.



You can filter results by selecting where your search terms appears specifically inside the archival description:

  • The name can be the full name of a person, family or organisation as well as only parts of it, e.g. only the last name.
  • The identifier is used internally by the institution or refers to (inter)national vocabularies such as the Virtual International Authority File (VIAF).
  • The place can be the place of birth (or foundation), the place of death (or closing), the place of work or any other place of importance.
  • The occupation is the profession or job of a person
  • The mandate is a law, directive or charter that establishes and defines an organisation's powers, functions, responsibilities or sphere of activities.
  • The function is an activity, role, or purpose performed or manifested by a person, family or organisation

You can also combine this filter with other filters. Your selection will then be displayed above the search results (see "Search filters"). Clicking "Clear filters" will remove your selection and you will see all results matching your initial search request again.

You can filter results by type of entities:

  • Person (e.g., John Locke or Jean Jaques Rousseau)
  • Family (e.g., the family Bonaparte)
  • Corporate body (an institution, organisation, or company, e.g. the "Ministerie van Justitie")
You can also combine this filter with other filters. Your selection will then be displayed above the search results (see "Search filters"). Clicking "Clear filters" will remove your selection and you will see all results matching your initial search request again.

You can filter results based on the language in which the material is written. Please note that this filter will only include materials where specific language information has been provided by the institution and is therefore in a machine-readable format. You can also combine this filter with other filters. Your selection will then be displayed above the search results (see "Search filters"). Clicking "Clear filters" will remove your selection and you will see all results matching your initial search request again.

You can filter results based on the type of holding institution. Please note that this filter will only include institutions, for which a type has been provided as part of their descriptions.

  • A business archive holds the records of (often) commercial organisations.
  • A church or religious archive holds the records of church parishes or religious organisations, e.g. birth or death registers.
  • A county or local authority archive holds the records of the county's administrative bodies.
  • A media archive holds audiovisual or sound records, e.g. a film archive or the archive of a broadcasting company.
  • A municipal archive holds the records of a town or city administration.
  • A national archive holds the records of a country's administrative bodies, i.e. from ministries and other public bodies, sometimes also private papers of former ministers, chancellors, or presidents.
  • A private person or family archive holds the records forming the legacy of a prominent person or family.
  • A regional archive holds the records of a region's administrative bodies.
  • A specialised governmental archive holds records of public bodies, often operating on a national level, that are not part of the national archives' holdings.
  • A specialised non-governmental archive or archive of another cultural heritage institution hold collections from various cultural heritage institutions, eg. museum archives, libraries archives, etc
  • A university archive or archive of another research organisation holds the records pertaining to the administration of the according educational or research body.
  • Political parties, popular/labour movements and other non-governmental organisations, associations, agencies and foundations hold the archival collections of these institutions, outside of governmental records and outside of business archives (e.g., NGOs)

Write your message in your own language and use this drop-down menu to have your message translated into English or in the language of the institution for a swifter response. By checking this box and selecting a language you will send your original message along with the translated version

What kind of suggestion would you like to make?

  • Assign to topic: assign this record to one of our Topics. Topics are created following the Unesco Thesaurus
  • Suggest translation: If you have translated this archival description or the documents themselves, please send it to us as a .doc or .pdf file
  • Connect to another resource: If this object relates to another resource in Archives Portal Europe, or anywhere else on the web (e.g., an article on Wikipedia), you can suggest it to be linked to this resource
  • Other: If you have any other relevant material, such as a transcription of the document, please upload it and let us know here

This is a test area to fill out all the copyright details for Attribution Creative Commons Licence

This object is not or no longer protected by copyright and has been labelled with the Public Domain Mark. It can be used by anyone without any restrictions.

This object is made available under the Creative Commons CC0 1.0 Public Domain Dedication. All possible existing rights in the content are waived, and the object can be used by anyone without any restrictions.

This object is made available under the terms of the Creative Commons - Attribution (BY) licence. You can copy, redistribute, remix, tweak, and build upon the licensed object, even commercially, as long as you attribute the rights holder as described in the licence.

This is a test area to fill out all the copyright details for Attribution Creative Commons Share Alike Licence

This is a test area to fill out all the copyright details for NoDerivs

This is a test area to fill out all the copyright details for NonCommercial

This object is in the public domain, but has been digitised as the outcome of a public-private partnership, where the terms of the contractual agreement limit commercial use for a certain period of time. You can copy, redistribute, remix, tweak, and build upon the object for non-commercial use only.

This object has been identified as an Orphan Work in the country of first publication and in line with the requirements of the national law implementing Directive 2012/28/EU of the European Parliament and of the Council of 25 October 2012 on certain permitted uses of orphan works.

You are free to use this object in any way that is permitted by the copyright and related rights legislation that applies to your use. Please note that you are responsible for your own use, including the need to obtain other permissions e.g. with regard to publicity, privacy or moral rights.

This object is in the public domain, but is subject to known legal restrictions other than copyright which prevent its free re-use. Please contact the providing institution for more information.

This object is currently in copyright. Please contact the providing institution for more information and in order to acquire additional permissions for re-use.

The copyright status of this object has not been evaluated yet. Please contact the providing institution for more information.

You are free to use this object in any way that is permitted by the copyright and related rights legislation that applies to your use. Please note that you are responsible for your own use, including the need to obtain other permissions e.g. with regard to publicity, privacy, or moral rights.

This object is currently in copyright and the rights holder(s) have allowed re-use for educational purposes only. You are free to use this object in any way that is permitted by the copyright and related rights legislation that applies to your use. Please note that you are responsible for your own use, including the need to obtain other permissions e.g. with regard to publicity, privacy or moral rights.

Please contact the providing institution for more information and in order to acquire additional permissions for any other uses.

This object is made available under the terms of the Creative Commons - Attribution, ShareAlike (BY-SA) licence. You can copy, redistribute, remix, tweak and build upon the licensed object, even for commercial purposes, as long as you attribute the rights holder as described in the licence, and you license your adaptations of the object under the same terms.

This object is made available under the terms of the Creative Commons - Attribution, ShareAlike (BY-SA) licence. You can copy, redistribute, remix, tweak and build upon the licensed object, even for commercial purposes, as long as you attribute the rights holder as described in the licence, and you license your adaptations of the object under the same terms.

This object is made available under the terms of the Creative Commons - Attribution, No Derivates (BY-ND) licence. You can copy and redistribute the object, even commercially, as long as no alteration is made to the object and you attribute the rights holder as described in the licence.

If you remix, transform or build upon the object, you may not distribute the modified material.

This object is made available under the terms of the Creative Commons - Attribution, Non-Commercial (BY-NC) licence. You can copy, redistribute, remix, tweak, and build upon the licensed object for non-commercial use only and as long as you attribute the rights holder as described in the licence.

This object is made available under the terms of the Creative Commons - Attribution, Non-Commercial, ShareAlike (BY-NC-SA) licence. You can copy, redistribute, remix, tweak, and build upon the licensed object for non-commercial use only, as long as you attribute the rights holder as described in the licence, and as long as you license your adaptations of the object under the same terms.

This object is made available under the terms of the Creative Commons - Attribution, Non-Commercial, No Derivates (BY-NC-ND) licence. You can copy and redistribute the object for non-commercial use only, as long as no alteration is made to the object and as long as you attribute the rights holder as described in the licence.

If you remix, transform or build upon the object, you may not distribute the modified material.

This object is in the public domain, but has been digitised as the outcome of a public-private partnership, where the terms of the contractual agreement limit commercial use for a certain period of time. You can copy, redistribute, remix, tweak, and build upon the object for non-commercial use only.

This object has been identified as an Orphan Work in the country of first publication and in line with the requirements of the national law implementing Directive 2012/28/EU of the European Parliament and of the Council of 25 October 2012 on certain permitted uses of orphan works.

You are free to use this object in any way that is permitted by the copyright and related rights legislation that applies to your use. Please note that you are responsible for your own use, including the need to obtain other permissions e.g. with regard to publicity, privacy or moral rights.

This object is in the public domain, but is subject to known legal restrictions other than copyright which prevent its free re-use. Please contact the providing institution for more information.

This object is currently in copyright. Please contact the providing institution for more information and in order to acquire additional permissions for re-use.

The copyright status of this object has not been evaluated yet. Please contact the providing institution for more information.

You are free to use this object in any way that is permitted by the copyright and related rights legislation that applies to your use. Please note that you are responsible for your own use, including the need to obtain other permissions e.g. with regard to publicity, privacy, or moral rights.

This object is currently in copyright and the rights holder(s) have allowed re-use for educational purposes only. You are free to use this object in any way that is permitted by the copyright and related rights legislation that applies to your use. Please note that you are responsible for your own use, including the need to obtain other permissions e.g. with regard to publicity, privacy or moral rights.

Please contact the providing institution for more information and in order to acquire additional permissions for any other uses.

Return to search Make a suggestion Contact this institution