Korte geschiedenis van 't Oldörp
In 1936 kwam in Uithuizen op initiatief van de doopsgezinde predikant M. Gaaikema
een groep mensen bijeen om te praten over de oprichting van een Gemeenschapshuis
in Uithuizen met een tweeledig doel, namelijk de verschillende bevolkingsgroepen op
het platteland dichter bijeen te brengen, om iets te doen aan de situatie van het
snel groeiend aantal jonge werklozen.
De Stichting Gemeenschapshuis werd dat zelfde jaar opgericht, en op een daartoe aangekocht
stuk land begon het eerste werkkamp met de bouw van onderkomens voor de jonge werklozen
die het gemeenschapshuis zouden gaan bouwen.
Ondertussen probeerden de oprichters in de zogenaamde "regelingscommissie" de doelstellingen
van de stichting nader uit te werken, ervan uitgaande dat kontakt moest worden gezocht
met arbeiders, boeren en intellektuelen, en dat het programma een evangelische grondslag
moest hebben.
Deze overwegingen leidden tot een programma, bestaande uit openbare lezingen, besprekingsavonden
in kleine kring en ontwikkelingskampen.
Na een aantal jaren ontstonden er kontakten met de landelijke Vereniging tot Stichting
van Volkshogescholen, waarin volkshogeschool Allardsoog te Bakkeveen de drijvende
kracht was.
Men onderzocht de mogelijkheid om 't Oldörp te laten toetreden tot de Vereniging,
maar in juni 1939 bleek de regelingscommissie toch van oordeel dat 't Oldörp beter
zelfstandig door kon gaan en geen onderafdeling van Bakkeveen moest worden.
Na het uitbreken van de oorlog bleef het kursuswerk aanvankelijk door gaan, mede op
aandringen van gedeputeerde staten, en door de toezegging van aktieve medewerking
en financiële steun van de Groninger Maatschappij van Landbouw.
In 1943 werd het Gemeenschapshuis echter gevorderd door de Duitsers en moesten de
aktiviteiten gestaakt worden.
In 1946 sloot 't Oldörp zich aan bij de Vereniging tot Stichting van Volkshogescholen,
maar nam nog niet de status van volkshogeschool aan, uit angst te veel zelfstandigheid
te moeten prijs geven. Pas in 1954, toen de financiële nood al te hoog dreigde te
worden, zorgde een statutenwijziging ervoor dat 't Oldörp een echte volkshogeschool
werd.
Aansluiting bij de Vereniging betekende inderdaad dat de werkzaamheden afgestemd moesten
worden op die van de andere volkshogescholen, zowel met betrekking tot de inhoud
als het aantal van de georganiseerde kursussen, omdat men nu gebonden was aan de
voorwaarden die het Rijk stelde aan het toekennen van subsidie.
De kursussen waren in eerste instantie gericht op de Groninger bevolkingsgroepen,
maar in het begin van de vijftiger jaren groeiden de kontakten met Oost-Friesland.
Daardoor kregen de kursussen een ander karakter, ook doordat veel kursussen voor scholieren
werden georganiseerd, vaak gelijktijdig voor een Groninger en een Oostfriese school.
Door de opening van een nieuw gebouw in 1967 werd het mogelijk meerdere kursussen
tegelijk te houden.Nieuwe kursussen werden nu opgestart, zoals die voor onderwijzers
en voor jonge industriearbeiders. De Vereniging voor Volkshogeschoolwerk, waarin in
1968 de Vereniging tot Stichting van Volkshogescholen was opgegaan, koördineerde algemene
volkshogeschoolkursussen en de kursus Arbeid, Bedrijf en Samenleving, terwijl kontakten
met het buitenland verliepen via het internationaal secretariaat.
Ook het innen van subsidie werd gekoördineerd door de Vereniging, waartoe Gewestelijke
Commissies werden opgericht, die de ontvangen gelden volgens een bepaalde verdeelsleutel
uitkeerden aan de volkshogescholen en aan de Vereniging. In 1973 werden de Gewestelijke
Commissies opgeheven en gingen hun taken over op de volkshogescholen zelf.
Aan het eind van de zestiger jaren groeide binnen de staf van 't Oldörp de onvrede
over de bestuurlijke organisatie van de Stichting, wat resulteerde in een statutenwijziging
in 1975, waarbij de staf het besluitvormend orgaan binnen 't Oldörp werd en de direkteur
werd vervangen door een koördinator.
Met de statutenwijziging werden nieuwe stafleden aangetrokken met een specialisme
op een van de drie sektoren waarin het kursuspakket werd opgedeeld, te weten arbeid
en bedrijf, algemene vorming en onderwijs.
Kursussen voor scholieren werden afgestoten, met uitzondering van die voor MTS-ers
en HTS-ers; de nieuwe doelgroep van het kursuswerk werd gevormd door de kansarmen
in de samenleving zoals langdurig werklozen en vrouwen.
In het begin van de tachtiger jaren kregen de volkshogescholen te maken met met een
overheid die de subsidiekraan begon dicht te draaien, wat tot een versobering van
het kursusaanbod leidde. Bovendien kwam het ministerie van WVC in 1985 met het Herstructureringsplan
Internaatsvormingswerk, waarin onder meer werd gesteld dat voor een rendabele bedrijfsvoering
van een volkshogeschool tenminste 7 formatieplaatsen vereist waren voor stafleden
die zich direkt bezig hielden met kursuswerk (op 't Oldörp waren dat er 4).
Uitbreiding van 't Oldörp was niet haalbaar, er moest daarom omgezien worden naar
een fusiepartner om sluiting te voorkomen. Die partner werd gevonden in volkshogeschool
Allardsoog in Bakkeveen.
Om een reorganisatieplan op te stellen werd een stuurgroep ingesteld, bestaande uit
bestuurs- en stafleden van beide instellingen. De stuurgroep werd bijgestaan door
drie werkgroepen, een voor kursusbeleid en personele zaken, een voor financiën en
akkommodatie en een voor statuten en organisatie.
Na de aanvaarding van het reorganisatieplan werd een begeleidingsgroep belast met
de feitelijke totstandkoming van de fusie.
Op 1 mei 1987 werd de fusie een feit, waarbij werd bepaald dat beide vestigingen bleven
bestaan en dat 't Oldörp zich zou blijven richten op de Groninger bevolking.
Samenstelling van het archief en verantwoording van de inventarisatie
Het overgrote deel van het archief bestaat uit de zogenaamde kursuslijsten, waarop
per kursus staat vermeld wie de deelnemers waren, wat de duur en de inhoud van de
kursus was, welke gastsprekers waren uitgenodigd, enzovoort. Over het algemeen bieden
deze lijsten weinig gegevens over het inhoudelijke verloop van een kursus, hoewel
soms door de kursisten ingevulde evaluatieformulieren zijn bijgevoegd. Vanaf het
moment dat 't Oldörp in 1955 volkshogeschool werd, zijn deze lijsten nauwgezet bijgehouden,
omdat ze als grondslag dienden voor het toekennen van subsidie door het Rijk.
Vanaf de oprichting van 't Oldörp speelde de direkteur, Gaaikema, een centrale rol
in de regelingscommissie, later bestuur.
Geleidelijk aan groeide echter de invloed van de staf, die het dagelijks bestuur begon
over te nemen, wat mede tot uitdrukking komt in de serie stafnotulen vanaf 1970. Deze
feitelijke situatie werd formeel bevestigd door de statutenwijziging in 1975.
Een onderdeel van de staf wordt gevormd door de kursusstaf, die zich uitsluitend met
kursuswerk bezighoudt.
In 1987 en 1989 is door medewerkers van het RAG in het Oldörp een selektie gemaakt
van stukken die voor bewaring in aanmerking kwamen, in totaal zo'n 16 m'. Na inventarisatie
rest 3,85 m'.
Verwijderd zijn met name bijlagen bij de jaarrekeningen en stukken betreffende de
uitvoering van subsidieregelingen.
Openbaarheid
Archiefbescheiden jonger dan 30 jaar zijn slechts toegankelijk met schriftelijke toestemming
van de bewaringgever.
Literatuur
Verwezen wordt naar het aanhangsel bij de inventaris.